Week 3 Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van bloedcirculatie?

A
  • transport van voedingsstoffen en afbraakproducten
  • warmte transport
  • snelle chemische signalering - hormonen en neurotransmitters
  • doorgeven van krachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de fysische kenmerken van de circulatiesysteem?

A
  • gesloten systeem
  • goede verdeling over de organen
  • grote druksverschillen
  • hoge perifere weerstand
  • bloedvolume: ca. 6 liter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke delen van het hart zorgen voor de grote circulatie en welke voor de kleine circulatie?

A

Grote circulatie: linker ventrikel en atrium
Kleine circulatie: rechter ventrikel en atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zorgt ervoor dat de bloed stroomt?

A

De vloeistofdruk
Daarnaast nog zwaartekracht, versnelling en krachten van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is vloeistofdruk?

A

Kracht per oppervlakte-eenheid op een object in de vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de eenheden van druk?

A

mm Hg
Pa
N/m^2
kg/(ms^2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe hoog is de druk in horizontaal vlak?

A

Overal even hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is de druk bij het hoofd hoger of lager dan bij het hart?

A

Lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verband tussen flow en snelheid?

A

F=v*A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de continuiteitsvergelijking in?

A

v1A1=v2A2=constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef voorbeeld van stoffen met hoge viscositeit.

A

Bloed, stroop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef voorbeeld van een stof met lage viscositeit.

A

Water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is viscositeit?

A

Weerstand die een fluïdum biedt aan een afschuivende kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee soorten flow zijn er?

A

Laminaire flow
Turbulente flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is laminaire flow?

A

Bloedcellen stromen in het centrum van de bloedbaan. Er komen minder rode bloedcellen in de vertakkingen terecht (plasma-skimming)
- geen geruis van de bloedstroming te horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is turbulentie?

A

Een beweging die wordt veroorzaakt door de bloed die door een vernauwing geperst wordt en andere kant op spuit.
- kost extra druk
- wel een geruis van de bloedstroming te horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke drie gevalen komt turbulentie voor?

A
  • bij systole
  • bij inspanning
  • bij nauwere vaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welke Re is de flow laminair en bij welke turbulent?

A

Re<2000 laminair
Re>3000 turbulent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de consequenties van turbulentie?

A
  • optreden vaatgeruis
  • vaattrillingen voelbaar
  • energieverlies -> hart moet harder werken
  • beschadiging vaatwand, bloedplaatjes
  • trombosevorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een voordeel van turbulentie?

A

Je kunt makkelijker de bloeddruk meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt Wet van Pouseuille in? Bij welke flow is die geldig?

A

Er is alleen stroming als er drukverschil is.
Alleen voor laminaire flow.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt de gemiddelde druk bepaald?

A
  • cardiac output (F=deltaVf; flow=slagvolumefrequentie)
  • perifere weerstand R
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de polsdruk?

A

Verschil tussen systolische en diastolische druk.
ps-pd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen de polsdruk en de gemiddelde druk?

A

Polsdruk is de drukvariatie op een plaats.
De gemiddelde druk is drukverschil tussen twee plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat gebeurt er met je gemiddelde druk en polsdruk als je een trap op loopt? Leg uit.
Gemiddelde druk gaat omhoog, polsdruk blijft hetzelfde. Hartslagfrequentie gaat omhoog dus gemiddelde druk gaat omhoog. DeltaV en compliantie blijven hetzelfde dus polsdruk blijft ook zelfde.
26
Wat zijn de primaire oorzaken van pompfalen?
Primair: aandoening myocard - myocardinfarct - myocarditis
27
Wat zijn de secundaire oorzaken van pompfalen?
Secundair: overbelasting hartspier - drukbelasting - volumebelasting
28
Door welk deel van de autonome zenuwstelsel wordt de contractiliteit geregeld? En via welke transmitter en receptor?
Sympathicus Noradenaline Beta 1 receptor
29
Wat gebeurt er bij stenose van de aortaklep? Begin bij het toename van afterload.
afterload neemt toe daarom afname: - slagvolume - cardiac output - bloeddruk door afname slagvolume blijft er meer bloed achter dus - toename preload omdat bloeddruk zakt toename: - contractiliteit door sympathicus B1 receptor - hartfrequentie door noradrenaline op B1 - perifere weerstand veneuze constrictie via alfa 1 proberen preload toe te nemen om slagvolume te herstellen door drukstijging verdikking wand
30
Wat gebeurt er bij myocardinfarct? Begin bij het afnemen van de contractiliteit.
contractiliteit neemt af daarom ook afname: - slagvolume - cardiac output - bloeddruk door de sympathicus toename: - hartfrequentie - veneuze constrictie zodat preload ook toeneemt - perifere weerstand vloeistof vastgehouden door: - veneuze constrictie - RAAS systeem door stijging hartfrequentie probeert het hart de cardiac output hoog te houden autonome zs probeert de contractiliteit te verhogen door activatie van B1 receptoren
31
Welke receptoren reguleren veneuze constrictie?
Alfa 1 receptoren
32
Welke receptoren reguleren arteriele constrictie?
Alfa 1 en 2
33
Op welke twee manieren kan de preload toenemen?
Door venoconstrictie en vocht vasthouden in de nieren
34
Welke twee soorten hartfalen zijn er? Noem voorbeelden.
Systolisch - gedilateerde cardiomyopathie - hartinfarct - aorta-insufficientie Diastolisch - hypertrofe cardiomyopathie - COPD - aorta-stenose
35
Hoe wordt de bloedflow gereguleerd?
Neuraal en lokaal
36
Wat zijn de lokale factoren van bloedflow regulatie?
- rek leidt tot vasoconstrictie (myogeen mechanisme) - behoefte (metabool mechanisme) - flow (endotheel gemediteerd mechanisme)
37
Wat gebeurt er met de bloeddruk en bloedstroom wanneer de arterien en de venen beiden samentrekken?
Bloeddruk gaat omhoog; het systeem wordt onder druk gezet; bloed kan makkelijker naar de spieren stromen
38
Welke vaten zijn geleidingsvaten, welke weerstandsvaten en welke capaciteitsvaten?
Geleidingsvaten - arterien weerstandsvaten - arteriolen capaciteitsvaten - venen
39
Wordt het verhogen van druk centraal of lokaal geregeld?
Centraal
40
Welke vaten hebben de grootste bijdrage aan totale vasculaire weerstand?
Arteriolen
41
In welke vaten treedt atherosclerose voornamelijk op?
In de proximale geleidingsvaten
42
Wat is de coronaire flow reserve?
Verhouding tussen maximale flow en flow in rust
43
Welke endotheel gemedieerde mechanismes zorgen voor dilatatie?
NO EDHF PGI2
44
Welke endotheel gemedieerde mechanismes zorgen voor constrictie?
ET EDCF1 EDCF2
45
Wat voor kanalen zijn belangrijk voor myomen mechanisme?
Rek gevoelige kanalen
46
Hoe verschilt de snelheid waarmee ATP wordt gebruikt en de hoeveelheid ATP in gladde spier in vergelijking met skeletspier?
In gladde spiercel is de snelheid waarmee ATP wordt gebruikt lager en de hoeveelheid ATP die wordt gebruikt ook lager.
47
Op welke twee manieren kan vaattonus worden gereguleerd?
- direct: via gladde spiercel - indirect: via endotheel
48
Door welke stoffen/mechanismen wordt contractie direct geregeld?
- sympathische (alfa-adrenerge) stimulatie - rek (myogeen effect) - angiotensine II - ADP; thromboxaan - endotheline
49
Door welke stoffen/mechanismen wordt relaxatie direct geregeld?
- metabool effect - ANP (atria natriuretisch peptide, afgegeven door atrium die onder druk staat)
50
Wat gebeurt er met endotheel als de concentratie van angiotensine II hoog is in bloed?
Endotheel maakt endotheline en geeft het af in de gladde spiercel Dit zorgt voor contractie
51
Welke stoffen zorgen voor de relaxatie van gladde spiercellen via afgifte van NO, prostacycline of EDHF?
acetylcholine bradykinine shear stress (flow)
52
Welke stoffen zorgen voor contractie van gladde spiercel via afgifte van endotheline?
angiotensine II vasopressine (ADH)
53
Welke effecten hebben partydrugs?
Hypertensie Tachycardie Vaatspasme Arrhytmie Trombose
54
Welke kleur heeft metaal op röntgenfoto?
Wit
55
Wat is het verschil tussen PA en AP opname?
In een PA (posterior-anterior) opname projecteert het hart kleiner en is de kwaliteit van de afbeelding beter In een AP (anterior-posterior) opname projecteert het hart groter en is de kwaliteit van de afbeelding minder goed
56
Wat is een nadeel van contrastmiddel injectie?
Contrastnefropathie bij lage nierfunctie Allergien
57
Hoeveel mSv straalt thoraxfoto uit?
0,01
58
Hoeveel mSv straalt CT thorax uit?
5 mSv
59
Hoeveel mSv straalt CT hart uit?
vroeger 20 mSv, nu 3 mSv
60
Wat zijn de voordelen van MRI?
- geen straling - goed contrast tussen weefsels - veel verschillende sequenties - bloedflow kwantificeren
61
Wat zijn de nadelen van MRI?
- lange scanduur - kosten - luidruchtig - projectielgevaar
62
Wat zijn de contraindicaties voor MRI?
- pacemakers en andere implantaten - hoge BMI - claustrofobie - zwangerschap
63
Noem een beperking van de echo.
Door lucht die in darmen zit kan je soms een minder goede beeld zien
64
Wanneer wordt RAAS geactiveerd?
- bij laag bloedvolume en lage bloeddruk - bij cardiovasculaire- en nierschade
65
Wat zijn de gevolgen van een over-actief RAAS systeem?
Hypertensie Hartfalen Fibrose
66
Op welke twee organen werkt angiotensine II? Leg de werking uit.
Op bloedvaten - constrictie Op nieren - als antidiuretisch hormoon (bloedvolume omhoog) Bloeddruk omhoog bij allebei
67
Wat is de snelheidsbepalende stap voor angiotensine II vorming?
Angiotensiogeen omzetting naar angiotensine I door renine
68
Hoe ontstaat angiotensine II?
lever scheidt angiotensiogeen uit nieren scheiden renine uit Angiotensiogeen -> angiotensine I (door renine) bloedvat endotheel van de longen scheidt ACE uit Angiotensine I -> Angiotensine II (door ACE)
69
Hoe worden cellen aangezet tot renine afgifte?
1. Laag bloedvolume of lage bloeddruk - de juxtaglomerulaire cellen scheiden renine uit door de stretch 2. Macula densa (Na en K sensor) registreert de concentratie van urine - geeft signaal af aan juxtaglomerulaire cellen om meer of minder renine af te geven
70
Hoe wordt renine gevormd?
Vanuit prorenine (inactieve vorm) Bij Renine-activatie: - het kapje van prorenine wordt geknipt - angiotensiogeen bindt aan prorenine - angiotensiogeen -> angiotensine I
71
Welke twee receptoren voor angiotensine II zijn er?
AT1 en AT2
72
Wat is de meest voorkomende receptor voor angiotensine II? Noem de belangrijkste functie.
AT1 Vasoconstrictie
73
Wat zijn de gevolgen van het binden van angiotensine II aan AT1 receptor?
- vasoconstrictie - zout/water reabsorptie - aldosteron secretie - sympathische activatie - celgroei - aanpassing extracellulaire matrix
74
Wat zijn de gevolgen van het binden van angiotensine II aan AT2 receptor?
- vasodilatatie - remming celgroei - differentiatie
75
Op welke twee manieren werken RAAS en de sympathicus samen?
1. bloedvaten alfa 1 en AT1 versterken elkaar -> vasoconstrictie 2. nieren beta1 en noradrenaline → renine afgifte
76
Waar en waarom zou je AT1 antagonist kunnen gebruiken?
In gevallen waar bloeddruk bepaald wordt door RAAS systeem bijv: In de bloedvaten om vasoconstrictie te voorkomen/verlagen en dus bloeddruk te verlagen
77
Waarom worden alfa1 antagonisten minder vaak gebruikt dan AT1 antagonisten bij het verlagen van bloeddruk? Wanneer worden alfa 1 antagonisten wel voorgschreven?
Er zijn meer bijwerkingen dan AT1 antagonisten: - je wordt er suf van - hypotensie Deze worden wel in kritieke gevallen voorgeschreven zoals bij kritieke zwangerschapshypertensie.
78
Wanneer wordt aldosteron afgegeven? In welk orgaan gebeurt dit?
Wanneer angiotensine II aan AT1 receptor bindt In de bijnier
79
Wat gebeurt er nadat aldosteron wordt uitgegeven vanuit de bijnier?
Aldosteron bindt aan minerale corticoide receptor Dit zorgt voor Na en H2O reabsorptie en dorst Bloedvolume neemt toe
80
De waarde van welk ion kan omlaag gaan wanneer je veel aldosteron produceert?
Kalium-ion
81
Hoe worden kalium en natrium gewisseld tussen urine en circulatie door aldosteron?
Natrium stroomt vanuit urine naar de circulatie Kalium stroomt vanuit de circulatie naar urine
82
Op welk plek in het RAAS systeem wordt negatieve terugkoppeling ingezet?
AT1 receptor
83
Welke twee soorten hypertensie zijn er?
Primaire/essentiele hypertensie Secundaire hypertensie
84
Wat houdt primaire hypertensie in?
- onbekende oorzaak hoog renine: verhoogde vasconstrictie belangrijke rol laag renine: gevolg van verhoogde Na resorptie en bloedvolume (niet door RAAS)
85
Wat houdt secundaire hypertensie in?
veroorzaakt door een ziektebeeld bv nierziekten en bepaalde tumoren
86
Op welk soort primaire hypertensie werkt renine-angiotensine het beste?
Hoog renine - werkt via angiotensine II
87
Wat is ACEI en wat doet het?
ACE inhibitor Remt AngII productie Dus remt vasoconstrictie en bloedvolume -> bloeddruk verlaging
88
Wat is ARB en wat doet het?
Angiotensine Receptor Blokker Remt AT1 receptor Stimuleert AT2 receptor - remming vasoconstrictie - stimulatie vasodilatatie -> bloeddruk verlaging
89
Hoe werken renine remmers?
- remming ang I en II productie - remming vasoconstrictie -> bloeddruk verlaging
90
Hoe werken ASO's?
- stukje RNA wat complementair is aan de code van angiotensionegeen wordt in de lever ingebracht via link molecuul - link molecuul bindt aan hepatocyten - dat stukje RNA bindt aan RNA van angiotensiogeen - dubbelstrengs RNA - wordt gezien als fout door de cel - dit stukje wordt geknipt - daarom geen angiotensiogeen meer
91
Wat zijn de bijwerkingen van ACE-remmers?
- hoest door constrictie van bronchiën
92
Wat zijn de bijwerkingen van AT1-receptor remmers?
De negatieve terugkoppeling wordt onderbroken Oplossing: Renine-remmers geven; maar nadeel: - gewenning - systeem wordt onderdrukt -> hypotensie - gevolg: - onvoldoende nierperfusie; nieren werken minder goed - verlies van functie van aldosteron - hyperkalemie -> hartritmestoornissen
93
Hoe kan je hypertensie behandelen onafhankelijk van RAAS?
Diuretica - zout en water excretie - nadeel: plasma renine concentratie stijgt Beta-blokkers - reductie cardiac output - remming renine afgifte Calcium antagonisten - vasodilatatie
94
Voor welke ziektes is hypertensie een risicofactor?
- hartaanval - hartfalen - herseninfarct - retinopathie - chronisch nierfalen
95
Wat neemt toe bij toename van atriumdruk?
- preload neemt toe - hartminuutvolume nemt toe
96
Wat zijn de determinanten van hartminuutvolume?
slagvolume en hartfrequentie
97
Wat voor druk heerst er in de thoraxholte?
Negatieve druk
98
Wat gebeurt er met hartfrequentie bij inspanning?
Hartfrequentie gaat omhoog van 60 naar 200 slagen/minuut
99
Wat gebeurt er met hartminuutvolume en atriumdruk bij een hartstilstand?
- hartminuutvolume is 0 - atriumdruk is 8 mmHg (ook veneuze en arteriele druk, want er wordt niet meer gepompt dus zelfde druk)
100
Wat gebeurt er wanneer het hart weer gaat pompen na een hartstilstand?
- veneuze bloed wordt verplaatst naar het arteriele vaatstelsel - de druk in de venen gaat omlaag (van 8 naar 3) - de druk in de arterien neemt toe (van 8 naar 100)
101
Wat voor arteriele vaatfunctie stoornissen zijn er?
Arteriele obstructie - atherosclerose - hypertensie - vasculitis Arteriele ruptuur - aneurysma
102
Welk orgaan heeft de laagste zuurstof extractie?
Nieren
103
Hoe wordt er voor gezorgd dat het weefsel genoeg zuurstof krijgt wanneer bloedtoevoer afgenomen is door een stenose in een vat?
Zuurstof extractie wordt verhoogd
104
Wat zijn de gevolgen van ischemie?
1. anaeroob metabolisme 2. functieverlies 3. celschade
105
Wat is het ergste gevolg van ischemie?
Celschade bijv in het hart of hersenen
106
Wat zijn de determinanten van zuurstof behoefte?
- basaal metabolisme - contractiliteit (omlaag) - LV wall stress (omlaag) - Paorta (omlaag) - LV-diameter (omlaag) - hartfrequentie (omlaag)
107
Wat zijn de determinanten van zuurstof aanbod?
- arterieel zuurstof - coronaire bloedstroom - perfusiedruk - aortadruk, stenose druk omlaag - weefseldruk omlaag - hartslag omlaag, Lv diastolische druk omlaag - weerstand in het coronair vaatbed omlaag - weerstand in de collaterale en het distale bed omlaag
108
Wat is het oorzaak van angina pectoris?
atherosclerotische vernauwing coronairvaten en/of onvoldoende doorstroming collateralen
109
Hoe ontstaat stabiele angina pectoris?
Door plaques die de vaten afsluiten
110
Hoe ontstaat instabiele angina pectoris?
door thrombus vorming
111
Hoe ontstaat Prinzmetal angina pectoris?
door coronairspasmen, minder erg
112
Hoe kan je de verhouding van cardiale zuurstof behoefte en voorziening verbeteren?
- myocardiale perfusie verbeteren (zuurstofvoorziening omhoog) - myocardiale zuurstofbehoefte verlagen (door verlaging bloeddruk, hartfrequentie en/of slagvolume)
113
Hoe kan je angina pectoris behandelen?
- stoppen met roken - meer lichaamsbeweging - hypertensie en hypercholesterolemie behandelen (bijv dieet) - farmacotherapie angina pectoris
114
Welke middelen kan je inzetten om angina pectoris te behandelen?
- couperen aanval/profylactisch - nitraten - beta-receptor antagonisten - calcium antagonisten - antistollingsmiddelen
115
Hoe wordt angina pectoris beïnvloed door nitraten?
- NO zorgt voor verwijding van veneuze bloedvaten - preload omlaag - diameter LV omlaag - wandspanning omlaag - zuurstof behoefte omlaag - angina pectoris weg
116
Wat voor effect hebben de nitraten op arteriolen?
Weinig of geen effect
117
Waarom blijft coronairflow onveranderd door nitraten?
Omdat de veneuze bloedvaten verwijden krijg je minder bloed in het hart; dus komt er ook minder bloed in coronairvaten, het hart zelf pompt ook minder
118
Welke drie soorten nitraat medicijnen zijn er?
- nitroglycerine - isosorbidedinitraat (ISDN) - isosorbidemononitraat
119
Wat houdt fist-pass effect in?
Medicijn moet eerst langs de lever, daar wordt het omgezet naar een werkzame stof - het duurt langer voordat deze stoffen werken - voordeel: kan actief zijn voor langere tijd; je kan meer van de stof geven in een keer omdat het toch eerst afgebroken moet worden
120
Welke soort nitraat medicijn wordt onder de tong toegediend?
Nitroglycerine - oromucosaal tablet
121
Wat zijn de bijwerkingen van nitraten?
- hoofdpijn (door dilatatie) - posturale hypotensie
122
Hoe kan je lichaam tolerantie ontwikkelen voor nitraten?
Enzymen die NO vrijmaken uit de nitraten worden geïnactiveerd door het lichaam Er wordt dus geen NO meer afgesplitst
123
Welk invloed hebben beta-blokkers op hartfrequentie, diastole en bloeddruk?
- verlagen hartfrequentie (zuurstofbehoefte gaat dan omlaag) - diastole duurt langer (meer zuurstofvoorziening) - verlagen bloeddruk
124
Welke calcium antagonisten zijn er? Geef voor elk aan waar ze werken en het effect?
Verapamil - in het ahrt - negatief inotroop(contractiekracht) en chronotroop(duur van contractie) effect Nifedipine - in weerstandsvaten - bloeddruk omlaag -> reflex tachycardie Diltiazem - in hart en bloedvaten - hartfrequentie onveranderd of omlaag
125
Wat doen calcium antagonisten?
Remmen calcium instroom in het hart- en/of vaatwandspiercellen
126
Wat zijn de bijwerkingen van calcium antagonisten?
- hoofdpijn - obstipatie
127
Wanneer worden vooral calcium antagonisten gebruikt?
Bij coronairspasmen
128
Welk calcium antagonist mag je niet geven bij instabiele angina pectoris?
Nifedipine
129
Welk calcium antagonist mag je niet combineren met beta blokkers? Waarom?
Verapamil Heeft te sterke werking in combinatie
130
Welke medicijnen worden gebruikt bij instabiele angina pectoris?
- beta blokkers - nitraten - calcium antagonisten (geen nifedipine) - aspirine - heparine (anticoagulans)
131
Welke medicijnen worden gebruikt bij instabiele angina pectoris?
- beta blokkers - nitraten - calcium antagonisten (geen nifedipine) - aspirine - heparine (anticoagulans)
132
Wat houdt M-mode in?
- iedere milliseconde noteert de echo wat er gebeurt - zo krijg je 1 foto van meer plaatjes achter elkaar
133
Hoe werkt continuous-wave Doppler?
Twee ultrasound kristallen: - een zendt continue een ultrasound signaal uit - een ontvangt continue een ultrasound signaal
134
Wat is een voordeel van continuous-wave Doppler?
Heel hoog-frequentie veranderingen kunnen goed gemeten worden omdat er continue wordt gemeten
135
Wat is een nadeel van coninuous-wave Doppler?
Signalen van de hele lengte worden tegelijk opgenomen Je weet niet waar de hoogste snelheid zit
136
Hoe werkt pulsed-wave Doppler?
Gebruikt een ultrasound kristal en kan bloedstroom snelheden op een specifieke plek meten. - een puls wordt uitgezonden - tijdsinterval - opvangen van de teruggekaatste puls
137
Wat is een voordeel van pulsed-wave Doppler?
Locale frequentie veranderingen worden gemeten
138
Wat is een nadeel van pulsed-wave Doppler?
De zend-wacht-ontvang cyclus kost tijd Hoge snelheden geven signaal aliasing
139
Op welk Doppler is kleuren Doppler gebaseerd/s
Pulsed-wave doppler
140
Op welk Doppler is kleuren Doppler gebaseerd/s
Pulsed-wave doppler
141
Wat betekent rood en blauw in een kleuren doppler?
Rood- naar de transducer toe Blauw- weg van de transducer af
142
Wat zijn de beperkingen van echo?
Het echo window (ribben, vet, long) Kwaliteit van de echolaborant
143
Wat zijn de drie belangrijkste transducer posities?
Links parasternaal Apicale window Subcostaal
144
Wat kan je goed zien van links parasternaal?
- linker kant van het hart - werking van de mitralis- en aortaklep
145
Welke twee assen zijn er te zien vanuit links parasternaal? Leg uit.
Lange as - verticale as - mitralis- en aortaklep; linkerkamer en linkerboezem Korte as - horizontale as
146
Wat zie je vanuit de apicale kant?
- 4 ruimtes - vanuit de apex
147
Waarom gebruik je meestal de subcostale view?
Om vena cava inferior te kunnen zien
148
Hoe kan je echo klinisch toepassen?
- Doppler klep stenose - Doppler klep insufficientie
149
In welke fase van het hart vindt aorta klep insufficiëntie plaats?
In diastole
150
Hoe bereken je ejectiefractie?
((EDV-ESV) /EDV) x 100% EDV: eind diastolisch volume ESV: eind systolisch volume
150
Hoe bereken je ejectiefractie?
((EDV-ESV) /EDV) x 100% EDV: eind diastolisch volume ESV: eind systolisch volume