Tentamenvragen week 3 Flashcards

1
Q

De ziekte van Von Willebrand is een erfelijke bloedingsziekte.

Welke stelling over de ziekte van Von Willebrand is juist?

a Deze ziekte komt minder vaak voor dan hemofilie A.
b Deze ziekte gaat gepaard met een trombocytopathie.
c Deze ziekte komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
d Deze ziekte leidt met name tot slijmvlies-gerelateerde bloedingen.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie mediatoren zorgen voor relaxatie in gladde spiercel?

A

EDHF
NO
PGI2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie mediatoren zorgen voor contractie in gladde spiercel?

A

TxA2
ET
AngII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De contractietoestand van de gladde spiercel verandert onder invloed van verandering van de intracellulaire calcium concentratie.

Via welk mechanisme stijgt de contractietoestand van de gladde spiercel bij
verhoging van intracellulair calcium?

A

Ca2+ bindt aan calmoduline
activering van MLC kinase
fosforylering van myosine lichte ketens
vorming van nieuwe cross bridges tussen actine en myosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS) speelt een belangrijke rol in de regulatie van de bloeddruk.

Wat is de primaire rol van aldosteron binnen het RAAS?

A

Aldosteron verhoogt het bloedvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met atrium en ventrikel druk bij aortaklep stenose?

A

Linkerventrikel druk is hoger dan aortadruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met atrium en ventrikel druk bij mitralisklep stenose?

A

Linkeratrium druk is hoger dan de linker ventrikel druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met atrium en ventrikel druk bij pulmonalisklep stenose?

A

Rechterventrikel druk is hoger dan aortadruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er met atrium en ventrikel druk bij tricuspidalisklep stenose?

A

Rechteratrium druk is hoger dan rechterventrikel druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij de totstandkoming van de bloedflow in de perifere vaten speelt de arteriële windketel functie een belangrijke rol.

Leg uit wat wordt bedoeld met de arteriële windketelfunctie en wat het effect hiervan is op de bloedflow in de perifere vaten.

A
  • hart pompt tijdens systole het bloed in de slagaders
  • slagaders rekken uit vanwege hoge gehalte aan vezels
  • tijdens diastole trekken de vezels zich samen waardoor het bloed verder gestuwd wordt
  • zo maken ze min of meer constante druk en voortdurende bloedstroom mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De Von Willebrand factor speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling omdat het
verschillende functies heeft.

Vier beweringen over de functie van de Von Willebrand factor zijn:
1 Het is betrokken bij de aggregatie van bloedplaatjes.
2 Het is betrokken bij de adhesie van bloedplaatjes aan collageen.
3 Het activeert factor V en genereert daardoor meer trombine.
4 Het bindt aan factor VIII en zorgt dat factor VIII niet te snel wordt afgebroken.

Welke bewering is niet juist?

A

3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie oorzaken of ziektebeelden waarbij de trombocytopenie voornamelijk wordt veroorzaakt door een sterk verminderde aanmaak van bloedplaatjes.

A

Leukemie
Chemotherapie
Virale infectie
Erfelijke afwijking in trombocyte productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij de autoregulatie van de vaatwandreactiviteit speelt naast het myogeen en metabool mechanisme ook het flow-gemedieerd mechanisme een belangrijke rol. Hierbij reageert de gladde spiercel op toename van de flowsnelheid met vasodilatatie, zodat de bloedflow door het vat constant blijft.

Welk proces in de vaatwand zorgt voor de vasodilatatie?

a verhoging van intracellulair Ca2+ in de endotheelcellen
b verhoging van intracellulair Ca2+ in de gladde spiercellen
c verlaging van NO afgifte door de endotheel cellen
d verlaging van NO afgifte door de gladde spiercellen

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vier kenmerken van het bloedsomloopsysteem zijn:
1 de compliantie
2 de hartfrequentie
3 de perifere weerstand
4 het slagvolume

Stel dat slechts één van deze kenmerken is veranderd, terwijl de andere drie kenmerken gelijk gebleven zijn.

Welke verandering leidt dan tot een lagere pulsdruk?

A

4 het slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf op welke wijze de activatie van bloedplaatjes invloed uitoefent op de vaatwand.

A

Geactiveerde bloedplaatjes scheiden verschillende vasoactieve stoffen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verklaar hoe het kan dat activatie van bloedplaatjes zowel tot
vasoconstrictie als vasodilatatie kan leiden.

A

Er worden vasoactieve stoffen uitgescheiden door de bloedplaatjes.
Wanneer deze stoffen aan endotheel binden leidt afgifte van EDRF tot vasodilatatie
Wanneer deze stoffen direct aan de gladde spiercel binden leidt dit tot constrictie

17
Q

Geef aan wat de belangrijkste functie is van de door geactiveerde
bloedplaatjes veroorzaakte vasoconstrictie, en wat van de vasodilatatie.

A

Vasodilatatie bij intact endotheel ter voorkoming van afsluiting van het bloedvat
Vasoconstrictie bij beschadigd endotheel ter voorkoming van bloedverlies

18
Q

Hoe leidt verhoging van [Ca2+]i in de gladde spiercellen tot een toename van de contractietoestand?

A

Via toegenomen fosforylering van de myosine lichte keten

19
Q

Welke calciumantagonist wordt bij voorkeur niet gecombineerd met een bètablokker?

A

Verapamil

20
Q

Wat zijn de belangrijkste effecten van de sympatische stimulatie van het perifere vaatbed?

A

verhoogde perifere weerstand en verhoogde veneuze return

21
Q

Angiotensine II bindt onder andere aan AT1 receptoren.

Wat is het gevolg hiervan?

A

verlaging van renine spiegels

22
Q

Welke twee voorwaarden definiëren een pathologische Q-golf?

A

Een Q wordt pathologisch genoemd wanneer hij minstens 1mm. breed is en > 1/3 van de hoogte van het QRS-complex diep is
Ook goedgerekend wordt : minstens 1 mm (0,04 sec) breed en 1 mm hoog is (0.1mV)