Tentamenvragen week 2 Flashcards
Op de overgangen tussen de venae cava en het rechteratrium liggen receptoren.
Wat meten deze receptoren?
De vullingstoestand van het veneuze vaatstelsel
Bij welke overgang of overgangen in het autonome zenuwstelsel is of zijn muscarine receptoren betrokken?
De overgang van postganglionaire vezels op het doelorgaan van het parasympatisch systeem
Wat zijn spare receptors?
Receptoren die niet bezet hoeven te zijn om de maximale respons van een middel te geven.
Wat zijn de kenmerken van atropine? Waar is atropine te vinden?
- muscarine receptor antagonist
- alleen bij het doelwitorgaan van het parasympathisch systeem
Wat zijn de kenmerken van hexamethonium? Waar is hexamethonium te vinden?
- nicotinerge receptor antagonist
- overgang va de pre- naar postganglionaire vezels van het sympathisch systeem
Wat zijn de kenmerken van propranolol? Waar is propranolol te vinden?
- betablokker
- a2 receptor antagonist
- bij het doelwitorgaan van het sympathisch systeem
Bij een wakkere proefpersoon wordt noradrenaline intraveneus toegediend.
Beschrijf de effecten van noradrenaline op de perifere vaatweerstand en de hartfrequentie en geef aan via welke receptoren of mechanismen deze effecten gemedieerd worden.
perifere vaatweerstand omhoog via alfa1 receptoren
hartfrequentie daalt (baroreceptor reflex)
Hartslag wordt verhoogd
Contractiliteit van het hart wordt ook verhoogd
Via welk receptor gebeurt dit?
Beta 1 receptor
Wat doet AT1 receptor mbt de bloedvaten en preload?
- vasoconstrictie
- verhoogt de preload
In het zenuwstelsel vindt vaak co-transmissie plaats.
Wat wordt met de term co-transmissie bedoeld?
Dat een neuron verschillende neurotransmitters af kan geven
Beschrijf de effecten van adrenaline op de hartfrequentie en perifere vaatweerstand.
Geef voor elk effect aan via welke receptoren en/of mechanismen deze effecten gemedieerd worden.
hartfrequentie stijgt via beta 1 receptoren en baroreceptor reflex
perifere weerstand omlaag via beta 2 receptoren
Een geneesmiddel geeft na toediening aan een gezond proefpersoon de volgende
bijwerkingen: diarree, overmatig transpireren, en miosis (vernauwing pupil van het
oog).
Welk type geneesmiddel is aan de proefpersoon toegediend?
een muscarine receptor agonist
Bij een rat die onder anesthesie is gebracht leidt preganglionaire sympathische stimulatie tot een bloeddrukverhoging.
Vier farmaca zijn:
1 cocaïne
2 fenylefrine
3 hexamethonium
4 prazosine
Door welke twee farmaca zal dit bloeddrukverhogend effect van de preganglionaire sympatische stimulatie worden geremd?
3 en 4
De patiënt heeft de volgende beweringen gevonden op een internet forum:
1 Botuline toxine remt presynaptisch de secretie van acetylcholine.
2 Botuline toxine wordt ook toegepast als profylacticum bij chronische migraine.
3 Botuline toxine remt de stimulatie van M receptoren op de motorische eindplaat
door acetylcholine.
Welke beweringen zijn juist?
1 en 2
Verklaar waardoor hartspiercellen niet en skeletspiercellen wel kunnen contraheren in nagenoeg volledige afwezigheid van extracellulair Ca2+?
Bij skeletspier komt nagenoeg alle Ca nodig voor contractie uit het sarcoplasmatisch reticulum, bij de hartspier komt de Ca voor belangrijk deel ookvan buiten de cel; bij relaxatie wordt in de skeletspier weer het SR ingepompt, in de hartspier voor een belangrijk deel ook naar buiten