Week 2 college Flashcards

1
Q

Betrouwbaarheid is….

A

In hoeverre zijn individuele
verschillen in testscores een functie van werkelijke
individuele verschillen (ware scores)?
In welke mate is de test vrij van random
meetfouten (error)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betrouwbaarheidscoëfficient (Rxx) is?

A

proportie variantie van
geobserveerde scores die verklaard wordt door ware scores:

= hetzelfde als gekwadrateerde correlatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee paralleltesten
Algemene eis. Twee metingen (X en Y) zijn parallel als ze…..

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Paralleltesten: twee problemen

A
  1. Nooit zeker want ware scores zijn onbekend
  2. carry over effect.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

KTT lijkt mooi, maar: ware scores en errors (en hun varianties)
zijn onbekend → betrouwbaarheid niet direct meetbaar. Oplossing is….

A

Twee scores: parallelle metingen
Kan op drie manieren.
1. Alternate forms (paralleltesten): twee verschillende testen
voor hetzelfde construct.
2. Test-hertest: zelfde test op twee verschillende tijdstippen.
3. Split-half: test opgesplitst in twee parallelle testhelften

let op deze methode zijn voor 2 tests.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke twee Problemen zijn er met split-half?

A

Parallelliteit. Ook bij split-half moeten testhelften parallel zijn
Vele opsplitsingen mogelijk.

Aantal mogelijke opsplitsingen in
testhelften groeit exponentieel met aantal items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een andere factor die de betrouwbaarheid beïnvloedt is heterogeniteit. Hoe?

A

Hoe groter de variabiliteit (heterogeniteit) tussen de proefpersonen (en hun ware scores) is, des te groter de betrouwbaarheidscoëfficiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er zijn drie veelvoorkomende effectgroottes die gebruikt worden bij onderzoeken: correlaties, Cohen’s d en eta2. wanneer wordt welke gebruikt?

A
  1. Correlatie wordt meestal gebruikt om het verband tussen twee continue variabelen weer te geven.
  2. Cohen’s d wordt meestal gebruikt wanneer er gekeken wordt naar het verband tussen een dichotome variabele en een continue variabele.
  3. eta2 wordt meestal gebruikt wanneer er gekeken wordt naar het verband tussen een categorische variabele met meer dan twee levels, en een continue variabele.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf de klassieke test theorie (KTT)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de drie assumpties over de error bij KTT?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het bij het toepassen van test-hertestbetrouwbaarheid een korte tijd of een lange tijd juist beter voor de betrouwbaarheid?

A

hangt van de situatie af:
lange tijd –>mensen veranderen dus probleem
korte tijd –>carry-over-effect

voor beide valt wat te zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leg de berekening van de split-half formule van spearman-brown formule

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het nadeel van de standardized item alpha?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
A
18
Q

Wat is de betekenis en de formule van de standaardmeetfout

A
19
Q
A
20
Q

Een tweede manier om ware scores te schatten is regressie van gemiddelden rekeninghouden leg uit

A
21
Q

zie COTAN normen over hoe hoog Rxx moet zijn. Handig om op spiekbrief te zetten

A
22
Q
A
23
Q

Geef aan of de test wel/niet valide EN wel/niet betrouwbaar is

A
24
Q

Wat is de relatie tussen VAF en de gekwadrateerde correlatie? (R2)?

A
25
Q

Wat zijn twee gevolgen van paralleliteit als het gaat om varianties en correlaties?

A
26
Q

Wat is de relatie tussen betrouwbaarheid en correlatie van twee paralleltesten?

A

Dit hoef je niet volledig te kennen denk ik. Je moet begrijpen enigszins hoe het werkt.

27
Q

wat zijn twee gevolgen van carry over effect bij paralleliteit?

A
28
Q
A
29
Q
A
30
Q
A
31
Q

Hoe kun je de betrouwbaarheid schatten voor >2 metingen?

A
32
Q
A
33
Q
A
34
Q

Hoe ontstaat regressie naar het gemiddelde (ware scores gemiddeld wat dichter bij gemiddelde dan geobserveerde scores)?

A

Errors zijn positief gecorreleerd met geobserveerde scores.

  • geobserveerde scores >M–>meer positieve errors–>overschatting ware scores
  • geobserveerde scores < M –> meer negatieve errors onderschatting ware scores
35
Q
A
36
Q

Wat is is tau-equivalentie? moet hiervan sprake zijn bij KTT, Alpha en KR-20?

A

=items meten precies dezelfde ware scores

KTT: JA
ALPHA en KR-20: NEE

37
Q

Wat zijn twee gevolgen als assumpties geschonden worden bij KTT?

A
38
Q

Wat is de meest gebruikte betrouwbaarheidstest?

A

Cronbach’s alfa

39
Q

Wat is de formule voor gestandardiseerde alfa?

A

K * r/(1+(k-1) * r)

40
Q
A
41
Q
A