Week 2 - ANESTHESIE Flashcards
1
Q
Wat is de volgorde waarin de anesthesie trauma opvangt?
A
- Pijn bestrijding
- Bewustzijn verlagen
- Verslappen
2
Q
Hoe kan de anesthesioloog checken of het bewustzijn genoeg is verlaagd?
A
- Prikkel toedienen
- BIS (hersenactiviteit)→ afgeleide EEG: 40-60
3
Q
Wat zijn de handelingen die de anesthesioloog kan uitvoeren bij de ‘A’?
A
- Mayo (neus)
- LMA (tot stembanden)
- Tube (door de stembanden
Alle zijn bedoelt om O2 toe te dienen.
4
Q
Wat zijn de handelingen die de anesthesioloog kan uitvoeren bij de ‘B’?
A
Ventileren zodat CO2 laag blijft.
- Voorkomen van verzuren.
- Voorkomen hoge CPP.
5
Q
Wat zijn de handelingen die de anesthesioloog kan uitvoeren bij de ‘C’?
A
- Adequate BD behouden.
- (Anti)stolling
- Hart, vaten en bloed(Hb) nodig (vullen, pompen, knijpen)
- Vaattonus: noradrenaline
- Volume: transfusie, kristalloïden (NaCl etc.), colloïden
- Hartslag: HF (β-agonisten), contractiliteit
6
Q
Wat zijn de handelingen die de anesthesioloog kan uitvoeren bij de ‘D’?
A
- Neurologie (anesthesie)
- Glucose
- Hersenperfusie
7
Q
Wat zijn de handelingen die de anesthesioloog kan uitvoeren bij de ‘E’?
A
Temperatuur
→ gewenst: hoge temperatuur