Week 2 (7) Flashcards

1
Q

Wat is augmentin?

A

amoxicilline/ clavulaanzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

op welke plekken kan antibiotica aangrijpen?

A
  • Celwandsynthese
  • Eiwitsynthese
  • Nucleinezuursynthese en structuur
  • Foliumzuurmetabolisme
  • overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van congenitale rubella?

A
  • moeder niet altijd klachten/ algemene klachten
  • komt neit vaak voor
    kind heeft cataract, hartafwijkingen en doofheid
  • diagnostiek via keel/ urien uitstrijkje of pcr of vruchtwater punctie
  • preventief vaccinatie, verder geen therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn kenmerken van congenitale CMV?

A
  • veel voorkomend
  • geinfecteerd bij primo- infectie of reactivatie
  • symptomen: hepatosplenomegalie, trombocytopenie, neurlogische schade
  • therapie (val)ganciclovir –> gehoorschade beperken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is er anders aan de SEH in het erasmus?

A

veel acuter en complexere comorbiditeiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom zijn kinderen anders dan volwassenen?

A
  • kind komt met problemen en niet met diagnose
  • kinderen hebben andere normaalwaarden
  • bij start aspecifieke presentatie afhankelijk van leeftijd
  • beoordeling is een momentopname –> de piek al geweest of moet die nog komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke bacteriele infecties komen veel voor bij kinderen?

A
  • pneumonie
  • pyelonefritis
  • sepsis
  • meningitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke virale infecties komen veel voor bij kinderen?

A
  • influenza
  • gastro- enteritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarvoor is triage bij SEH?

A
  • prioriteiten op basis van klachten en symptomen
  • verminderen morbiditeit en mortraliteti door vertraging
  • omgaan met crowding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is er anders aan vital signs bij kinderen?

A
  • snellere ademhaling
  • hogere hartslag
  • bij huilen gaat alles omhoog
  • koorts zorgt voor hogere hartslag –> 10 per graad omhoog en adem 2-5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn tekenen van weefselinvasie (hoge UWI)?

A
  • koorts
  • rillingen
  • algemeen ziekzijn
  • flank- of perineumpijn
  • acute(toename van) verwardheid / delier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer heb je een significante bacterieurie?

A

vanaf > 10^5 kve / ml
–> je kunt er dan klachtem van krijgen maar hoeft niet en hoeft ook geen infectie te zijn (asymptomatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn uropathogenen?

A

micro-organismen die urineweginfecties kunnen veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke bacterien verzorgen het vaakst UWI?

A

enterobacteriacaea:
- escherichia coli
- klebsiella spp.
- proteus spp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kan residuvorming ontstaan?

A
  • obstructie (bv prostaat vergroting)
  • neurogene ballsfunctiestoornissen
  • te geringe mictie frequentie
  • niet- volledig ledigen van de blaas
  • zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn andere dingen naast resiudvorming die voor UWI kunnen zorgen?

A
  • postmenopauzale atrofie tractus urogenitalis
  • blaas- of nierstenen
  • verblijfskatheters
  • verminderde weerstand
  • genetische factoren
  • anatomische afwijkingen (bv ureterkleppen die zorgen voor een soort reflux
17
Q

Welke klachten passen bij een UWI?

A
  • dysurie: pijnlijke of branderige mictie
  • pollakisurie: kleine beetjes plassen
  • toegenomen mictie frequentie
  • hematurie
  • pijn in rug of onderbuik
  • afwezigheid/ verandering in vaginale afscheiding

kinderen < 12 maanden:
- slecht groeien, braken, koorts > 3 dagen

18
Q

Wat bepaal je met een geaautomatiseerd sediment?

A
  • celtelling
  • bacterietelling
  • kristallen door flowcytometrie
19
Q

wat zijn indicaties voor een kweek + gevoeligheidsbepaling?

A
  • 2x therapiefalen bij cystitis bij gezonde, niet zwanger
  • 1x therapiefalen bij cystitis bij kwetsbare oudere
  • cystitis bij patient die antibiotische profylaxe gebruikt ivm recidiverende uwi’s
  • cytitis bij patient uit risicogroe[
  • cytitis < 12 jaar
  • uwi met tekenen van weefselinvasie
  • vermoeden op uni terwijl urinestick, dipside of sediment negatief blijven
20
Q

Welke soa’s komen veel voor in NL?

A
  • chlamydia
  • gonorroe
  • syfilis
  • HIV
21
Q

trichomoniasis, wat is dat?

A

wel seksueel overdraagbaar maar geeft geen klachten, komt wereldwijd wel vaak voor

22
Q

waar kan moeder op kind transmissie voor zorgen?

A
  • doodgeboorte
  • neonatale sterfte
  • laag- geboortegewicht en prematuriteit
  • neonatale conjuctivitis en congenital malformatie
  • sepsis
23
Q

welk lichamelijk onderzoek doe je bij soa gerelateerde klachten?

A
  • inspectie anogenitale gebieden
  • speculum onderozek
  • vaginaal toucher
24
Q

Wat zijn veel voorkomende verwekkers die voor urethritis bij mannen zorgen?

A
  • neisseria gonorrhoeae
  • chlamydia trachomatis
  • mycoplasma genitalium
  • HSV
25
Q

Wat zijn verwekkers van soa die voor fluor klachten bij vrouwen zorgen?

A
  • candida
  • bacteriele vaginose
  • trichomoniasis vaginalis
  • groep a streptokokken
  • chlamydia trachomatisis
  • neisseria gonorrhoeae
26
Q

wat zijn klachten bij candida?

A
  • jeuk
  • niet geurende witte afscheiding
  • gezollen vulva, vaginawand
  • witte brokkelige fluor
27
Q

wat zijn klachten bij bacteriele vaginose?

A
  • ruikende unne homogene fluor
  • GEEN SOA maar disbalans in flora
28
Q

wat zijn klachten bij tirchomoniasis vaginalis?

A
  • jeuk
  • geelgroene afscheiding
  • rode vaginawand
29
Q

wat voor bacterie is de n. gonorrhoeae?

A
  • gram - diplokok
  • met pili
  • met kapsel
  • intracellulaire vermenigvuldiging
30
Q

wat zijn klachten bij gonorroe?

A
  • uretritis
  • cervicitis
  • opstijgende infecties
  • PID
  • Fitz- Hugh- curtis syndroom
  • procitits en faryngitis bij orale seks
  • gedissemineerde infecties (door hele lichaam)
  • spetische artritis
  • ophthalmia neonatorum door geboortekanaal
  • je ziet pus
    –> PCR voor diagnostiek
31
Q

welke bacterie is niet te kweken?

A

treponema pallidum –> veroorzaker syfilis (lues)

32
Q

in welke stadia kan je syfilis opdelen?

A
  • eerste stadium: niet altijd zichtbaar maar begint met ulcus
  • secundaire syfilis: systemische verspreiding: koorts, huiduitslag en neurologische symptomen
  • latente syfilis (kan tertiar worden waar het organen infiltreert)
  • congenitale syfilis wordt verkomen door eerste trimesten 3x penicilline te geven
33
Q

Welke complicaties komen voor bij chlamydia?

A
  • ascenderende infecties
  • extra- uteriene graviditeit
  • infertiliteit
  • neonaten: conjuctivitis/ pneumonitis
34
Q

Wat is LGV?

A

variant op chlam bacterie met lymfeklierzwellingen –> ernstiger beloop

35
Q

welke virale verwekkers voor soa’s zijn er?

A
  • hiv
  • HSV
  • HPV
  • HBV
  • HCV
36
Q

welke parasitaire soa’s zijn er?

A

trichomonas en phthirus pubis (schaamluis)

37
Q
A