week 2 Flashcards

1
Q

De student kan de relatie leggen tussen impliciet-/expliciet leren, knowledge of performance/-result, interne-/externe focus en procedureel-/declaratief geheugen

A

Expliciet leren
leren aan de hand van expliciete (verbaliseerbare) regels
Voordeel expliciet leren: verloopt snel

Impliciet leren
leren van impliciete (niet verbaliseerbare) regels
Voordeel impliciet leren: leerresultaat beklijft beter en minder kwetsbaar voor stress

knowledge of performance: de deelhandelingen wordt feedback over gegeven of die correct worden uitgevoerd
knowledge of result: het resultaat is het goed/ is het fout?

procedureel geheugen: alle daagse handelingen zoals lopen, fietsen, enz.
decleratief geheugen: dingen die je bij blijven, bepaalde gebeurtenissen.

Interne focus van aandacht: aandacht gericht op de beweging zelf of op onderliggende processen

Externe focus van aandacht: aandacht gericht op het effect van de beweging

Externe focus van aandacht bevordert de economie van het bewegen en reduceert “ruis”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De student kan het 3-stadiamodel van Fitts en Posner bekritiseren

A

Standaardmodel van motorisch leren niet meer algemeen aanvaard
Diverse andere leerprincipes blijken zinvol
Externe focus
Impliciet leren
Differentieel leren
Expliciet leren blijft een rol spelen. Met name aan het begin van zeer ingewikkelde taken, bij het afleren van bewegingen en als de beweging zelf het taakdoel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De student kan beredeneren welke motorische leerstrategie de voorkeur heeft boven de andere in verschillende situaties.

A

Standaardmodel van motorisch leren niet meer algemeen aanvaard
Diverse andere leerprincipes blijken zinvol
Externe focus
Impliciet leren
Differentieel leren
Expliciet leren blijft een rol spelen. Met name aan het begin van zeer ingewikkelde taken, bij het afleren van bewegingen en als de beweging zelf het taakdoel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De student kan uitleggen hoe slaap zich verhoudt tot het proces van motorisch leren.

A

Het blijkt dat er tijds de slaap een plastische reorganisatie in de hersenen plaatsvindt. Het geoefende krijgt dan zijn neurale beslag.De cruciale plastische veranderingen vinden dus niet plaats tijdens het oefenen maar tussen en na de trainingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De student kan de rol van het variabel oefenen als onderdeel van het motorisch leerproces uitleggen

A

Door variabel te trainen en dus veel variatie aan te brengen in bewegingsuitvoering wordt de persoon uitgedaagd zelf-organisatie toe te passen. Hierdoor leert iemand in verschillende situaties toch een juiste beweging uit te voeren. Deze beweging zal elke keer net iets anders zijn, maar het gewenste resultaat kan elke keer behaald worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly