MAN week 1 Flashcards
De student kan benoemen wat gezondheidszorg is.
- zorgverleners (en ondersteunend personeel)
- instellingen
- middelen en activiteiten dat direct gericht is op instandhouding en verbetering van de gezondheidstoestand en/of zelfredzaamheid en op het reduceren, opheffen, compenseren en voorkomen van tekorten daarin.
De student kan benoemen wat het gezondheidsstelsel is.
activiteiten van partijen die meer op afstand staan van het primaire proces. Voorbeelden van aspecten:
- de ziektekostenverzekering
- premieheffing en vergoedingen
- de organisatie van de kwaliteit- en veiligheidsbewaking door beroepsverenigingen
- zorgverzekeraars en overheid
- rechtspraak
- toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), beleidsbeïnvloeding, opleiding en kennisontwikkeling
De student kan de vier verschillende indelingen van de gezondheidszorg onderscheiden.
zorg naar zorgbehoefte:
zorg rond de geboorte
gezond blijven (preventief)
beter worden (curatief)
leven met een ziekte of een handicap (verzorgende activiteiten, onderhoud)
zorg aan het eind van het leven (palliatief)
zorg naar plaats van behandeling:
Intramuraal
Extramuraal
Semimuraal (bv dagverpleging/opvang, geen opname)
Transmurale zorg (ketenzorg/integralezorg, ‘dwars door de muren heen.’)
zorg naar behandelingsniveau: Nulde lijn Eerste lijn Tweede lijn Derde lijn
zorg naar doelgroep: Totale bevolking Gericht op een bepaalde leeftijdsgroep Gericht op een geslacht Gericht op bevolkingsgroepen met specifieke risico`s
De student kan in eigen woorden beschrijven hoe de zorgmarkt er voor de fysiotherapeut uitziet.
- fysiotherapie vrijwel volledig uit de basisverzekering - - prikkel tot kwaliteit van de geleverde zorg
- concurrentie tussen ondernemers
- fysiotherapeut is vaak ondernemer met eigen bedrijf, geeft wisselwerking tussen fysiotherapeut, patient en zorgverzekeraar. De onderlinge verwachtingen hierbij zijn erg belangrijk!
De student kan benoemen wat een bedrijf is.
Een bedrijf is een organisatie die zich bezig houdt met de handel in goederen en/of diensten aan klanten. Klanten kunnen zowel consumenten als andere bedrijven zijn. Een bedrijf is een bedrijf als het werk verdeeld wordt, de taken gecoordineerd worden en de structuur van een organisatie een combinatie van deze beide zaken is.
De student kan benoemen welke soorten rechtsvormen van bedrijven er zijn.
Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid: Eenmanszaak Vennootschap onder firma (vof) Maatschap Commanditaire vennootschap (cv)
Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid: Besloten vennootschap (bv) Naamloze vennootschap (nv) Coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij Stichting Vereniging
De student kan benoemen welke voor en nadelen/ van deze rechtsvormen benoemen.
De rechtsvorm bepaalt aansprakelijkheid voor schulden en belastingverplichtingen.
Meest eenvoudige rechtsvorm = eenmanszaak. Voor elke rechtsvorm zijn bepaalde rechten & plichten