week 14 Flashcards

1
Q

Wat zijn contra-indicaties voor ECT?

A
  • recent myocardinfarct of CVA
  • cerebraal ruimte innemend proces
  • feochromocytoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bij welke patienten met depressie is ECT geïndiceerd?

A

ernstige depressie

  • medicatieresistentie
  • levensbedreigende situatie
  • contra-indicatie medicatie
  • eerder goed effect op ECT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke patienten (naast depressie) is er ook een indicatie voor ECT?

A
  • schizofrenie
  • manie
  • katatonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de bijwerkingen van ECT?

A

acute bijwerkingen:

  • misselijkheid
  • hoofdpijn
  • spierpijn
  • kortdurende verwardheid

niet acute bijwerkingen:

  • anterograde amnesie
  • retrograde amnesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de klachten en bevindingen bij een standaard polyneuropahtie?

A
  • eerst gevoelstoornissen (op watten lopen) → begint aan de uiteinden
  • later ook krachtsverlies (vaak klapvoet)
  • soms ook autonoom zoals minder zweten, erectiestroonissen
  • symmetrisch
  • lage of afwezige reflexen (want perifeer probleem)
  • distaal meer last dan proximaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn klachten en bevindingen bij acute polyneuropathie?

A
  • bijna altijd krachtverlies
  • ook proximaal uitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vormen van polyneuropahtie zijn er?

A
  • axon beschadiging -> amplitude verlaagd
  • myeline beschadiging -> snelheid verlaagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een carpaal tunnel syndroom?

A
  • medilais neuropathie -> duim tot ringvinger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn klachten bij een ulnaropathie?

A

pink gevoelstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer krijg je een. peroneus neuropathie?

A
  • vaak benen over elkaar zitten
  • klapvoet
  • gevoelsstoornis buiten en onderzijde onderbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke klacht geeft een radialis neuropathie?

A

dropping hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn oorzaken van polyneuropathie?

A
  • metabool (bv. diabetes)
  • alcohol
  • idiopathisch (46%)
  • immuun (behandelbaar)
  • erfelijk
  • deficiencies
  • immuun/infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de relatie tussen idiopathische polyneuropathie en metabool syndroom?

A
  • hoe meer metabool syndroom symptomen, hoe meer kans op polyneuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van neuropathie bij diabetes?

A
  • 50% van de diabetespatienten heeft pnp
  • langzaam progressief
  • symmetrisch distaal
  • gevoelsstoornissen
  • autonome klachten
  • soms zeer pijnlijk -> neuroepileptica of epileptische pijnstiller (bv. amitriptyline, pregabaline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 5 specifieke vormen van polyneuropathie?

A
  • Diabetes mellitus polyneuropathie
  • alcohol neuropathie
  • Guillan-Barre syndroom
  • Chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP)
  • Hereditaire polyneuropathie (HMSN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van GBS?

A
  • acute post-infectieuze polyradiculoneuropathie
  • snel progressieve opstijgende verlamming met gevoelsstoornissen, dieptepunt binnen 4 weken
  • lage of afwezige reflexen
  • soms ook hersenzenuwuitval en autonome functiestoornissen
  • verhoogd eiwit in liquor, geleidingsvertraging bij EMG
  • oorzaak: molecuaire mimicry (kruisreactie)
  • behandeling: immunoglobulines iv
17
Q

Wat zijn kenmerken van Hereditaire motore en sensible neuropathie (HMSN)?

A
  • erfelijke polyneuropahtie
  • champagneflessen op zij kop (dunnen onderbenen)
  • holvoeten
  • begint in de jeugd
  • distale zwakte en gevoelsstoornissen, areflexie

type 1: demyeeliniserend (duplicatie c17p)
type 2: axonaal

18
Q

Welke factoren (3+) heeft iemand met metabool syndroom?

A
  • verlaag HDL
  • vergrote buikomvang
  • verhoogd triglyceridengehalte
  • verhoogde bloeddruk
  • verhoogd glucose gehalte
19
Q

Met welke medicatie kan je centraal neuropatische pijn behandelen?

A
  • Antidepressiva, zoals amitriptyline. TCA>SSRi’s meerdere (pijninhibitie systemen tegelijkertijd)
  • Anti-epileptica, zoals carbamazepine (bij paroxysmale centrale pijn) (andere ev. anti-epileptica: gabapentine en pregabaline)
  • Opioïden, is het tweede keus middel bij de behandeling van centraal neuropathische pin (het is minder effectief bij neuropathische pijn dan bij nociceptieve pijn, maar het wordt wel toegepast).
  • Neurostimulatie, zoals TENS, ESES, MCS of deep brain stimulation. Dit is de laatste keus behandeling bij neuropathische pijn;
  • Neuro-ablatieve ingrepen, in principe voorbehouden voor patienten met terminale maligne
20
Q

Wat zijn kraamtranen?

A
  • Prevalentie: 50-70%
  • Start: rond dag 3-5 PP
  • Symptomen: snelle stemmingswisselingen, met huilbuien en sombere gevoelens, soms ook korte overdreven vrolijke stemmingen, prikkelbaarheid, geïrriteerdheid, slaapproblemen, nachtmerries, hoofdpijn, concentratieproblemen, vergeetachtigheid en lichte verwardheid

Zwangerschapspecifieke aandachtspunten:
- Treedt op binnen enkele dagen na de bevalling en verdwijnt binnen een paar weken
- In principe fysiologisch en self-limiting
- Cave: depressie bij duur > 2 weken

21
Q

Wat is peripartum depressie?

A
  • Prevalentie: 10%
    • Incidentie van nieuwe episode is in eerste maand PP wel verhoogd
  • Symptomen vergelijkbaar met ‘gewone depressie’, wel andere kleur: m.n. insufficientie gevoelens als (aanstaande) moeder en schuldgevoelens richting kind

Zwangerschapspecifieke aandachtspunten:
- Overlap met zwangerschapsklachten
- Cave bedreiging moeder-kind relatie
- Medicatie voor/ na de bevalling:
- Neonatale veiligheid/ maternale aspecten
- Afwegen borstvoeding

22
Q

Wat is postpartum psychose?

A
  • Prevalentie: 0,2 %
  • Symptomen hebben typisch beloop:
    • Verminderde slaapbehoefte, wisselend bewustzijn, verhoogde energie, prikkelbaarheid, sterk wisselende stemming (eufoor, somber), hallucinaties, wanen, suïcidale/ infanticide gedachten.
  • Eerste dagen klachten vrij, caleidoscopisch beloop, ernstig beeld

Zwangerschaps-specifieke aandachtspunten:
- Binnen 4 weken na de bevalling (<10dgn)
- Immunologische ontregeling (mn schildklier)
- Vrijwel altijd na eerste bevalling
- Sterk verwant aan bipolaire stemmingsstoornis
- Sterke familiaire belasting
- Zeer grote kans op herhaling! -> preventie protocol

23
Q

Wat is peripartum angst?

A
  • Geen specifieke relatie met zwangerschap/ partus:
    • Paniekstoornis, sociale fobie, GAS, OCD
  • Zwangerschaps-specifieke angst:
    • Angst voor partus 20%
      • 3% zeer ernstig en belemmerend (tocofobie)
      • Cave: peripartum depressie
    • Angst voor ernstige afwijking kind
    • Angst voor verandering uiterlijk
  • PTSS
    • Invloed bestaande PTSS op bevalling
      • mn eerdere traumatische bevallingen en seksueel misbruik in VG
    • Kans op PTSS na traumatische bevalling
24
Q

Welke kenmerken bij de ziekte van Huntigton?

A
  1. motore problemen
  2. gedrags- en psychiatrisch probleme
  3. cognitieve problemen
  4. ongewild gewichtsverlies
  5. autonome verschijnselen
  6. slaapstoornissen en ontregeling dag/nacht ritme
25
Q

Wat zijn motore symptomen bij de ziekte van Huntigton?

A
  • chorea
  • hypokinese, bradykinesie en akinesie
  • rigiditeit
  • dystonie
  • tics
  • cerebellaire ataxie
26
Q

Wat zijn gedrags- en psychiatrische symptomen bij de ziekte van Huntigton?

A
  • depressie
  • angst
  • obsessief compulsieve stoornissen
  • geagiteerdheid en agressie
  • psychose

(begint vaak met psychiatrische problemen)

27
Q

Wat zijn cognitieve problemen bij de ziekte van Huntigton?

A
  • vooral executieve functies
    • doelgerichtheid
    • plannen
    • flexibiliteit
    • inschatten
  • snelheid denken en handelen neemt af
  • geheugenstoornissen
  • taal blijft lang gespaard
28
Q

Wat is de behandeling van de ziekte van Huntigton?

A
  • ondersteunend
  • symptomatisch
    • chorea: dopamine receptor blokkers (bv. haldol)
    • hypokinesie: geen behandeling
    • depressie: citalopram, fluoxetine, valproïnezuur etc.)
    • agressie: sertraline, olanzapine, haloperidol
29
Q

Wat zijn de symptomen van MS?

A
  • pijn
  • incontinentie en urgentie
  • neuritis optica (minder zien en pijnlijke oogbewegingen)
  • vermoeidheid
  • cognitie/stemming
  • spraak
  • gevoelsstoornissen
  • seksuele functies
  • lopen (gevoelstoornissen, stijfheid)
  • slikken
  • zwakte/stijfheid
  • blaas/darm
  • balans/evenwicht
30
Q

Wat zijn typische kenmerken van MS?

A
  • neuritis optica
  • teken van L’Hermitte -> myelitis (nek naar voor buigen -> elektisch schokken van nek naar benen)
  • ms- ontstekingshaarden
    • op verschillende plekken
    • op verschillende momenten
31
Q

Wat is er op een mri te zien bij ms?

A
  • druppelvormig
  • langs de laterale ventrikels (loodrecht)
  • perivenulair
  • kan ook in ruggenmerg voorkomen
32
Q

Hoe wordt een MS exacerbatie behandelt?

A
  • kuur iv methylprednisolon van 3 dagen 1000mg/dag
33
Q

Wat is de onderhoudsbehandeling van MS?

A
  • Eerstelijns: injecties (interferon-ß, glatirameer acetaat) of oraal (dimethylfumaraat, teriflunomide);
  • Tweedelijns: blokkeren migratie leukocyten (Sfingolimod fosfaat receptor blokkers, natalizumab) of depleteren (cladribine, alemtuzumab);
  • Derdelijns: depleteren (alemtuzumab, mitoxantrone obsoleet) of autologe hematopoëtische stamceltransplantatie (slechts in enkele gevallen geindiceerd).
    Belangrijke bijwerkingen van de therapie van MS zijn infecties en maligniteiten
34
Q
A