week 11 Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat een psychose?

A

> 24h, met hallucinaties en/of wanen en/of gedesorganiseerd gedrag en/of gedesorganiseerd denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn hallucinaties?

A
  • waarneming die optreden bij afwezigheid van ermee corresponderende sensorische stimuli van het betreffende zintuig
  • ze hebben voldoende werkelijkheidsgehalte om als waarneming opgemerkt te worden
  • ze zijn niet onderhevig aan de wil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn wanen?

A
  • een persoonlijke, fundamentele, persisterende overtuiging die in strijd met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar is, ondanks afdoende bewijs van het tegendeel
  • de overtuiging wordt door anderen in de (sub)cultuur van de patiënt beschouwd als onjuist, ongeloofwaardig of onmogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is gedesorganiseerd gedrag?

A

een patroon van sociaal inadequaat, onvoorspelbaar, onlogisch, niet-doelmatig of ongepast gedrag, soms met agitatie, en gepaard gaande met een slechte zelfverzorging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de symptomen bij schizofrenie?

A

Negatieve symptomen:
- Affectieve vervlakking
- Initiatiefverlies
- Apathie
- Gedachtearmoede
- Alogie/spraakarmoede

Cognitieve problemen:
- Informatieverwerkingssnelheid
- Executieve functies
- Aandacht
- Werkgeheugen
- Geheugen en leren
- Sociaal-cognitieve functies

Positieve symptomen:
- wanen
- hallucinaties
- gedesorganiseerd spreken (en denken)
- gedesorganiseerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer spreken we van een kortdurende psychotische stoornis

A
  • < 1 maand
  • wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd gedrag, gedesorganiseerd denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van een schizofrene stoornis?

A
  • 1-6 maanden
  • hallucinaties, wanen, gedesorganiseerd gedrag, gedesorganiseerd denken
  • negatieve symptomen
  • cognitieve problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van schizofrenie?

A
  • 6+ maanden
  • hallucinaties, wanen, gedesorganiseerd gedrag, gedesorganiseerd denken
  • negatieve symptomen
  • cognitieve problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel % van de Nederlanders heeft wel eens een psychotische ervaring gehad ?

A

8%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel % van de Nederlanders voldoet aan de definitie schizofrenie?

A

0,6-0,7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten wanen zijn er?

A
  • betrekkingswaan
  • religieuze waan
  • paranormale waan
  • beïnvloedingswaan
  • paranoïde waan
  • grootheidswaan
  • nihilistische waan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn risicofactoren voor schizofrenie?

A
  • cannabisgebruik
  • wintergeboorte
  • stedelijke omgeving
  • stress
  • obstretische complicaties
  • sociale uitsluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling bij psychosespectrum stoornissen?

A
  • Neurobiologische behandeling
    • Antipsychotische medicatie (bv. haldol)
    • ECT
    • rTMS
  • Psycho-educatie
  • Psychologische behandeling
  • Psychosociale behandeling/ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn bijwerkingen van antipsychotica?

A
  • Bewegingssymptomen
  • Subjectieve symptomen
  • Metabole symptomen
  • Seksuele symptomen
  • Neuroleptisch maligne symptomen
    • Gestoord bewustzijn
    • Koorts
    • Spierrigiditeit (met verhoogd creatinekinase in serum)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen een delier en een psychotische stoornis door somatische aandoening?

A

gedaald of wisselend bewustzijn bij delier (flucturerend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer spreken we van een waanstoornis?

A
  • 1+ maand
  • alleen wanen
16
Q

Wanneer spreken we van een psychotische depressie

A
  • somberheid + wanen
16
Q

Wanneer spreken we van katatonie?

A
  • gedesorganiseerd gedrag en denken
  • psychomotore ontregeling
17
Q

Wanneer spreken we van een schizoaffectieve stoornis?

A
  • 6+ maanden
  • hallucinaties, wanen, gedesorganiseerd gedrag, gedesorganiseerd denken
  • negatieve symptomen
  • cognitieve problemen
  • somberheid en manische klachten
18
Q

Wat is het syndroom van Rett?

A
  • psychomotore retardatie
  • normale ontwikkeling tot 5-18 maanden
  • regressie met verlies vaardigheden, ataxie, dwangmatige handbewegingen, 80% epilepsie
  • vaak afname schedelomtrek met neuronenverlies, cortexatrofie
  • mutatie MeCP2-gen op Xq28
  • 1 per 10.000-22.000
19
Q

Welke criteria voor diagnose ASS?

A

A. Persisterende deficienties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties, zoals blijkt uit de volgende actuele of biografische kenmerken:

  1. Deficienties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
  2. Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor sociale interactie
  3. Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties

B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals blijkt uit minstens 2 van de volgende actuele of biografische kenmerken:

  1. Stereotiep(e) of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
  2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag
  3. Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
  4. Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor de zintuiglijke aspecten van de omgeving
19
Q

Wat is de prevalentie van ASS?

A

1%

(M:V = 4:1)

19
Q

Wat is mind-blindness?

A

niet goed in staat zijn zich te verplaatsen in de denkwereld van anderen, alleen in staat zijn de wereld vanuit eigen perspectief te zien

19
Q

Welke medicatie kan gegeven worden bij ASS?

A

tegen geassocieerde targetsymptomen:
- ADHD-symptomen: methyfenidaat, (lis)dexamfetamine, guanfacine, atomoxetine
- dwang/angst/deptressie: sertaline, fluoxetine
- slaapproblemen: melatonine, hydroxyzine
- agressie, angst: risperidon, aripiprazol, pipamperon

20
Q

Uit welke 5 delen bestaat het linguistisch systeem?

A
  • fonologie (klankleer)
  • semantiek (woordenschat)
  • syntaxis (opbouw, structuur en volgorde van taal bv. grammatica)
  • morfologie (vervoeging van woorden)
  • pragmatiek (regels voor communicatie bv. oogcontact, non-verbale communicatie)
21
Q

Wanneer spreken we van een taalstoornis?

A
  1. taal niveau is beduidend lager dan non verbaal intelligentie niveau (1SD lager of meer)
  2. de taalproblemen interfereren met schoolresultaten of sociaal functioneren
  3. bij andere problematiek zijn de taalproblemen ernstiger dan verwacht
22
Q

Welke soorten taalstoornissen zijn er?

A
  • expressieve taalstoornis (productie van taal)
  • gemengd receptieve / expressieve taalstoornis
  • sociale communicatie stoornis (pragmatiek)
23
Q

Wat is de prevalentie van taalstoornissen?

A
  • prevalentiecijfers varieren van 1%-13%
  • naarmate kinderen ouder worden daalt het prevalentiecijfer
  • M>V
24
Q

Welke minimum spreeknormen zijn er in de eerste levensjaren?

A

Een eenjarige moet enkele makkelijke woordjes zoals mama en papa kunnen zeggen. Vaak kunnen ze verbale en non-verbale communicatie al een beetje integreren;

  • Een tweejarige moet zinnen van twee woorden kunnen spreken;
  • Een driejarige moet hele zinnen (minimaal drie tot vijf woorden) kunnen spreken die meer grammaticaal correct zijn. Daarnaast moet er een begin zijn in werkwoorden vervoegen. Er kunnen tientallen woorden per dag worden geleerd

vertraging: leeftijd van 24 maand minder dan 50 woorden

25
Q

Welke criteria voor spraakklankstoornis?

A
  • spraakklanken die geproduceerd worden passen niet bij de leeftijd/dialect
  • het levert problemen op bij schoolresultaten of in de interactie met anderen
  • als er sprake is van andere problemen, dan ernstiger dan verwacht

(klinisch beeld: het weglaten, vervangen en verdraaien van klanken)

26
Q

Wat is stotteren?

A
  • onregelmatigheden in het spreekritme, waarbij de spreker precies weet wat hij wil uitdrukken, maar er op dat ogenblik niet in slaagt, doordat zich een onvrijwillige herhaling, verlenging of onderbreking van een klank voordoet

klinisch beeld:
- niet-vloeiende spraak: herhalingen, blokkades, verlengingen, tussenvoegingen
- vaak gepaard met tremoren/grimassen de kaken/lippen
- ticachtige bewegingen van het gezicht (oogkinperen), romp (buigen) of armen

→ meer dan 5% van de gesproken woorden niet vloeiend worden uitgesproken

26
Q

Wat is dysartrie?

A
  • probleem in motorische systemen die mond/keelspieren aansturen
  • spraak vaak moeilijk verstaanbaar, articulatie minder
  • vaak ook slikproblemen
  • taal inhoudelijk goed
27
Q

Wat is afasie?

A
  • inhoud van de taal is gestoord
  • in principe geen slikproblemen
  • vaak ook problemen met lezen en schrijven
28
Q

Wat is een Broca-afasie?

A
  • Hakkelende spraak / spraakapraxie (effortful)
  • Spreekt weinig
  • Agrammatisme (telegramstijl)
  • Fonematische parafasieën
  • Taalbegrip relatief goed
  • Is zich bewust van
29
Q

Wat is een Wernicke afasie?

A
  • Spontane spraak vloeiend
  • Soms spraakdwang / ongeremde spraak
  • Benoemproblemen
  • Gestoord woordbegrip en objectkennis
  • Semantische parafasieën
  • Omschrijvingen
  • Neologismen
  • Patiënt is zich vaak niet bewust van de
30
Q

Wat is een amnestische afasie

A
  • Woordvindpauzes
  • Geen spraakdwang
  • Woordkennis en taalbegrip relatief goed
  • Nazeggen gestoord
31
Q

Welke 2 typen van parafrasieën zijn er?

A

semantisch: qua betekenis aan elkaar verwant (hond ipv kat)
fonematisch: klankverwisseling (beter ipv beker)