week 13 Flashcards

1
Q

Wat is hyperalgesie?

A

verhoogde pijnperceptie op een pijnlijke prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is allodynie?

A

pijnlijke perceptie van een normaliter niet-pijnlijke prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk kernen dragen bij aan het placebo effect?

A
  • locus coeruleus
  • Raphe nucleus
  • Parabrachial nucleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de activiteit van de volgende structuur gaat omlaag tijdens het placebo effect:

A

de rostal anterior cingulate cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het eiwit CGRP?

A

zorgt voor vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is sensitisatie?

A

een vorm van plasticiteit die wordt geïnduceerd door langdurige prikkeling van C-vezels

(NMDA-receptoren, neuropeptiden en groeifactoren betrokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de poorthypothese bij pijninhibitie?

A
  • Abeta-vezels kunnen de pijn van C-vezels inhiberen
  • Abeta-vezels versterken de inhibitie van bepaalde interneurone die een effect hebben op C-vezels -> hierdoor neemt de pijn af bij bv. wrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen pijn en jeuk?

A
  • andere funcite
  • opioiden remmen pijn, maar kunne jeuk induceren of versterken
  • pijnlijke prikkels verminderen jeukgevoel
  • jeuk treedt allen op in de huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de overeenkomst tussen pijn en jeuk?

A
  • anatomische routes tot perceptie vergelijkbaar
  • patienten die geen pijn voelen, voelen ook geen jeuk
  • veel neuronen in dorsale hoorn reageren op beiden
  • gebieden in de hersenen die geactiveerd worden komen overeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe vind centrale pijninhibitie plaats?

A

amygdala, hypothalamus, somatische sensorische cortex -> PAG -> locus coeruleus (noradrenaline) en raphe kernen (serotonine en GABA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke TRP kanalen zijn er ?

A
  • TRPV1: hitte, protonen, capsaicine
  • TRPM8: koude menthol
  • TRPA1: koude, mosterdolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn lichaamseigen opioiden?

A
  • beta-endorfine
  • met-enkefaline
  • leu-enkefaline
  • dynorfine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werken NSAIDs?

A

blokkeren de werking van COX-1 en -2, hierdoor worden er geen prostagladinen gevormd (deze versterken het pijnsignaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het nadeel van NSAIDs?

A

remmend effect op maag, darmen, nieren en bloedplaatsjes
bv. kans op maagbloeding vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn bijwerkingen van opioiden?

A
  • ademdepressie (treedt niet op bij normaal gebruik)
  • slaperigheid, misselijkheid en braken (verdwijnen bij herhaalde toediening
  • obstipatie (loperamide of immodium geven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de prevalentie van hoofdpijn/migraine?

A

15%

17
Q

Wat is de behandeling van migraine?

A
  • geen opioiden !
  • paracetamol evt. samen met anti-emeticum (metoclopramide of domperidon)
  • NSAID + anti-emeticum

specifiek:
triptanen (5-HT-1B/D receptoren agonisten
- vasoconstricite
- remming neuropetide afgifte
- centraal effect?
bv: sumatriptan, almotriptan, eltriptan etc.

18
Q

Wanneer en welke porfylactica bij migraine?

A
  • 2 of meer aanvallen / maand: profylactische behandeling
  • ß-blokkers
    • metoprolol 100 mg, 1-2 dd
    • propanolol 80 mg, 1-2 dd
  • pizotifeen (1,5 mg, 1 dd), natriumvalproaat (500 mg, 1-2 dd)
19
Q

Waardoor kan medicatie afhankelijke hoofdpijn door ontstaan?

A

overgebruik van:
- triptanen > 10 dagen/maand
- paracetamol/NSAIDs > 15 dagen/maand

kenmerkend
- duur > 3 maanden
- stijging hoofdpijnfrequentie
- hoofdpijn bijna dagelijk (>15 dagen/maand)

-> door stoppen met medicatie neemt eerst hoofdpijn toe, maar zal erna afnemen

20
Q

Wat is goede en slechte pijn?

A

goede pijn: fysiologisch, waarschuwing dat er iets met je lichaam aan de hand is (beschermende functie)

slechte pijn: pathologisch, primaire en secundaire hyperalgesie, heeft ogenschijnlijk geen functie
- wordt gekenmerkt door sensitisatie van nociceptoren, in het ruggenmerg en door veranderingen in cerebrale ‘pijnmatrix’
- bv. chronische ontstekingspijn, neuropathische pijn, pijn bij kanker

21
Q

Wat is de prevalentie van pijn bij kanker?

A
  • 28% bij patiënten waarbij recent kanker is gediagnosticeerd
  • 50-70% bij patiënten die kankerbehandeling ondergaan
  • 64-80% bij patiënten met gevorderde kanker
22
Q

WHO ladder pijn medicatie:

A

Stap 1: non-opioid met of zonder adjuvant, gegeven bij pin bij kanker:
* Begin altijd met paracetamol (maximaal 4000 mg per dag);
* Voeg eventueel een NSAID toe: ibuprofen, naproxen, diclofenac;
* Alternatief NSAID: etoricoxib, celecoxib (bij gastro-intestinale klachten of gebruik van bloedverdunners)

(Stap 2: matig tot mild opioid met of zonder non-opioid en/of adjuvant, gegeven als de pijn aanhoudt of verergert:
* Codeine en tramadol;
* Deze tweede stap met zwak werkende opioiden wordt bij kankerpatienten overgeslagen)

Stap 3: sterk opioid met of zonder non-opioid en/of adjuvant, gegeven als de pijn verder aanhoudt of verergert:
* Oxycodon slow release (sr) of immediate release (ir), morfine sr + ir, fentanyl transdermaal (pleister), als spray of nasaal. Fentanyl werkt snel en kan als rescue ingezet worden

Stap 4: parenterale en invasieve pijnbestrijding:
* Morfine, hydromorfon, fentanyl. Intraveneus via een PCA-pomp (patient controlled anesthesia) of NCA (nurse controlled anesthesia);
* Eventueel via een spinale, epidurale katheter;
* Invasief: splanchnicus blokkade, lower-end block, anterolaterale tractotomie (zenuwdoorsnijding als een patiënt snel komt te overlijden, waarbij voor die tija geen sensitisatie meer plaatsvindt en de pijn daarvan ook niet optreedt)

23
Q

Co-analgetica voor pijn bij kanker:

A

bedoeld om neuropathische of gemengde pijn te behandelen:
* Pregabaline (anti-epileptica) - werking gebaseerd op het verlagen van de prikkelbaarheid van neuronen, aangezien een overactieve neuron vaak neuropathische pijn veroorzaakt;
* Amitryptiline (antidepressiva) - werking gebaseerd op de verhoging van dopamine, serotonine en noradrenaline, wat de centrale pijninhibitie stimuleert;
* Dexamethason (corticosteroid) → werking gebaseerd op het verminderen van oedeem (en hiermee het verlichten van de druk op een zenuw indien dit de oorzaak van de pijn is)