week 13 (deel 2) Flashcards

1
Q

wat zijn geriatic giants, en welke hoofdstukken zijn daarvan

A

zijn aandoeningen die heel vaak voorkomen

  1. verstandelijke handicap/beperking
  2. iatrogeen
  3. immobiliteit/instabiliteit
  4. incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is dementie

A

een syndroom, een geleidelijke achteruitgang van geheugen samen met andere cognitieve functies, met veranderingen van gedrag en persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vereiste symptomen voor dementie

A
  • geheugenklachten
  • minimaal 6 maanden aanwezig
  • leidend tot signif. beperkingen in sociaal en beroepsmatig funtioneren
  • verval van functioneren tov eerder functioneren
  • problemen moeten chronisch zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie geriatrische patient

A

= oudere patienten die door een veelvoud van stoornissen in lichamelijk en/of geestelijk functioneren, al dan niet in combi met een ontregelde sociale situatie , een complex ziektebeeld vertonen

–> het begrip kwetsbaarheid is toegevoegd = de (dreiging van) een afnemende zelfredzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken van een geriatrische patient (10)

A
  • hoge prevalentie leeftijdsspeciefieke aandoeningen
  • snelle achteruitgang
  • verminderde mogelijkheid tot herstel
  • somato-psycho-sociale verwevenheid
  • complexe pathologie/multipahtologie
  • toename compicaties
  • verminderde homeostase
  • veranderde farmakokinetiek en dynamiek
  • sensitivitiet en specificiteit van onderzoek wordt minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken ziektepresentatie geriatrische patient (9)

A
  • atypisch: LO diagnostike en techniek betrouwbaarder dan verhaal patient
  • symptoomarmoede of omgekeerde symptomen
  • geheugenproblematiek en verwardheid
  • mobiliteitsstoornissen en vallen
  • ondervoeding en gewichtsverlies
  • polyfarmacie
  • continentieproblemen –> sociale gevolgen
  • stemmingstoornissen
  • onverklaarde achteruitgang dagelijks functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat maakt de geriatrische patient anders

A
  • vaker visuele/auditatieve uitdagingen
  • lastig structureren van verhaal door veelvoud problemen
  • meer tijd nodig voor aan en uitkleden
  • afhankelijk van hetero-anamnesee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

frailty

A

= leeftijdsgerelatieerde fysiologische kwetsbaarheid resulterend in:

  • verminderde homeostatische reserve
  • minder mogelijk om weerstand te bieden aan stress: fysiek/medisch en psychisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

criteria van frailty

A
  • gewichtsverlies
  • uitputting
  • verminderde lichamelijke activiteit
  • verminderde loopsnelheid
  • verminderde handknijpkracht

–> hoe ouder hoe kwetsbaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

VBS-bundels

A

hebben als doel kwetsbare patienten, ouderen te

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly