Week 12 (hypofyse en nierstenen) Flashcards

1
Q

waar komen RH vandaan en waar gaan ze naar toe

A

deze komen uit de hypothalamus en gaan via het portale systeem (de steel) naar de hypofyse voorkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar ontstaan hypofyse tumoren altijd en van welke aard zijn ze meestal

A

altijd in hypofyse voorkwab

meestal benigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat verstoren tumoren in de hypofyse

A

communicatie met de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke verschillende adenomen zijn er:

A
  • Niet-functionerend adenoom
  • prolactinoom
  • GH-producerend adenoom
  • TSH-producerend adenoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uit welk celtype ontstaat het en welk effect NFA

A

gonadotrope cellen

produceren veel LH en/of FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit welk celtype ontstaat het en welk effect prolactinoom

A

produceren prolactine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welk celtype ontstaat het en welk effect GH-producerend adenoom

A

produceert GH,

geeft acromegalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ACTH- producerend adenoom

A

produceert ACTH –> geeft de ziekte van Cushing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TSH-producerend adenoom

A

produceert TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar moet je aan denken bij prolactine, GH en TSH?

A

de cellen die deze hormonen produceren zijn ontstaan uit dezelfde moedercel, tumoren in deze cel kunnen problemen met deze hormonen geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waardoor ontstaan er toch symptomen bij een hypofyse adenoom (goedaardig)

A

er is niet veel ruimte op de plaats bij de hypofyse –> bij groei worden de normale cellen verdrukt waardoor klachten kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klachten die een macroadenoom geeft:

A
  • hoofpijn (vooral bij GH-adenoom)
  • druk op optisch chiasma (dubbelzien, visusverlies)
  • druk op craniale zenuwen
  • verlies van hypofysehormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

grootte macro en micro adenoom

A

macro tumor > 10mm

micro tumor < 10mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

soorten retina en kruisingen

A

de nasale retina kruitst in de hersenen, de temporale niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wel deel van het gezichtsveld doet de nasale retina

A

doet het temporale gezichtsveld –> hier zie je het snelst wazig bij een adenoom
–> = bitemporale hemianopsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bitemporale hemianopsie

A

het uitvallen van de buitenkant van het gezichtsveld

17
Q

geven adenomen problemem bij de hypofyse achterkwab

A

zelden of nooit

18
Q

NFA (niet-functionerend adenoom)

A

= een adenoom van de hypofyse welke geen functionerende stoffen produceert –> produceren hormonen maar geven geen klinisch beeld

19
Q

behandeling van hypofysetumoren

A
  • transphenoidale selectieve adenomectomie (chirurgie)
  • radiotherapie
  • medicamenteuze therapie
20
Q

virilisatie

A

= mannelijke secundaire geslachtskenmerken bij een vrouw

21
Q

prolactinoom

A

hypofysetumor die prolactine produceert (de afgifte hiervan is normaal constant geremd

22
Q

effecten prolactine

A
  • osteoporose (door wegvallen skeshormonen)
  • galactorroe (=pathologische melkproductie)
  • hoofdpijn
  • verlaagd libido
  • verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen
23
Q

hoe kan een prolactinoom ontstaan

A

door een ander hypofyseadenoom wat zorgt voor verdrukking van de hypofysesteel –> dopamine kan de prolactineafgifte niet meer remmen

24
Q

wat doet een hoog prolactine

A

dit remt de afgifte van LH FSH waardoor iemand minder vruchtbaar wordt

25
Q

DD hoog prolactine

A
  • hypothyreoidie
  • levercirrose
  • zwangerschap
  • medicatie
26
Q

behandeling prolactinoom

A

dopamine agonisten

27
Q

waarom hebben wij wel groeihormoon maar groeien we niet meer?

A

omdat onze groeischijven zijn gesloten onder invloed van sekshormonen

28
Q

mannen en vrouwen en GH

A

diepe slaap bij mannen belangrijk bij productie GH

vrouwen resistenter tegen GH door oestrogenen (GH kan minder goed worden vertaald in IGF-1)

29
Q

acromegalie

A

= te veel groeihormoon –> IGF-1 ook verhoogd

30
Q

gigantisme

A

= acromegalie voor de pubertijd

doordat testosteron wordt onderdrukt door het adenoom sluiten de groeischijven niet

31
Q

klachten acromegalie

A
  • hoogdpijn
  • exessief transpireren
  • gewrichtsklachten
  • moeheid
  • tintelingen (paresthesieen)
  • carpaal tunnel syndroom
  • opgezwollen lichaamsdelen door waterretentie
32
Q

diagnose acromegalie

A
  • IGF-1 bepaling of orale glucose intolerantie test

door de glucose zou de GH concentratie moeten dalen maar bij patienten gebeurt dit niet

33
Q

wat veroorzaakt een GH-producerend adenoom

A

acromegalie (lange ledematen)

34
Q

behandeling GH-producerd adenoom

A

vaak chirurgie bij micro-adenoom

  • somatostatine analongen (kunnen GH productie verlagen)
  • dopamine agonisten
  • pegvisomant (zorgt ervoor dat GH niet kan worden omgezet in IGF-1) meest efficient maar wel duur
35
Q

wat zie je bij een GH-deficientie

A

veel abdominaal vet