Week 13 Flashcards
ortostatische hypotensie
systolische bloeddruk (SBD) daalt 20 mm/Hg diastolische bloeddruk (DBG) daalt 10 mm/Hg
waardoor werken bij ouder worden de baroreceptoren minder?
- atherosclerose
- de wanden worden steeds stijver
CT verouderd brein
- peri-ventriculaire witten stof awijkingen (de kleinste bloedvaten waardoor de arteriolen vernauwen)
- oudere mensen hebben vergrote ventrikels
- hypocampus volume wordt minder (belangrijkst geheugencentra)
ouder worden en de nier
- globale afname glomerulli
- het is vooral een interactie tussen het afnemen en veranderen van de cellen en ziekten/gewoonten die invloed hebben op de nieren
sarcopenie
= afname spiermassa
bij immobiliteit krijg je secundaire sarcopenie, of door ziekte en tumoren of bij ondervoeding
wat gebeurt er met de bloedvaten tijdens het ouder worden
- collageen (stevigheid/kracht) –> wordt stijver
- elastine (flexibiliteit) –> de elasticiteit neemt af doordat de structuur vervalt en de hoeveelheid afneemt
welke soort bloeddruk hebben oudere mensen het meest
geisoleerde systolische hypertensie
wat gebeurt er met het hart en perifere vaten bij een hoge en lage bloeddruk?
hoog: hart pompt minder hard + perifere vasoconstrictie neemt af
laag: hart pompt harder (inotroop/chronotroop) + perifere vasoconstrictie neemt toe
waarom meer hypertensie bij ouderen?
er is meer hypertensie maar het hart functioneert juist minder, wel meer hypertensie door toename van intima media complex
waarom bestuderen we DNA
- om de ziekte goed te begrijpen (ook voor meer behandelmogelijkheden)
- de ziekte te kunnen voorspellen (want DNA is een stabiele marker) –> ook reactie op behandeling voorspellen
hebben ouderdomsziekten een grote genetische component
ja
SNP (single-nucleotide-polymorfismen)
= een enkele base die verschilt
polymorfisme
= een variatie die voorkomt in meer dan 5% van de populatie –> geeft een complexe ziekte
mutatie
= een variatie die voorkomt ver onder 1% van de populatie –> geeft een mono-genetische ziekte
feiten mono-genetische ziekte
- ernstig fenotype
- vroege openbaring
- zeldzaam
- goed te volgen in famillie (mendeliaanse overerving)
- vb; CF
feiten complexe-ziekte
- mild fenotype
- late openbaring
- veelvoorkomend
- complexe overerving= niet goed volgbaar in famillie (wel clustering
- VB: diabetes, astma
hoe kwantificeer je de genetische bijdrage aan een complexe ziekte/eigenschap
tweelingenonderzoek: tonen de erfelijkheid van allerlei aandoeningen aan
fenotypes in verouderingsonderzoek
- dichotome fenotypes
- kwantitatieve fenotypes
- levensduur
dichotome fenotypes
leeftijd-gerelateerde ziektes (hartaanval, DM, artrose)
kwantatief –> endo-fenotypes
endo-fenotypes (atherosclerose, glucose, BMD, cognitief functioneren)
levensduur (vitaliteit, herstelvermogen)
- ziekte-vrije overlevingsperiode (tot bep. leeftijd)
- biologische leeftijd = jouw leeftijd op basis van ziekte/lichaam functioneren tov de rest van de bevolking op jouw leeftijd
GWAS
= genome-wide-association-study
het bepalen vaan een miljoen SNP’s in het genoom van een hele grote populatie, de interessante en significante kun je verder onderzoeken
polyfarmacie
= het slikken van veel medicatie door elkaar
wat veranderd er bij veroudering algemeen
- polyfarmacie
- veranderde kinetiek: ADME
- veranderde dynamiek: kan ook veranderd zijn door ziekteprocessen
- het lezen en begrijpen van etiketten etc.