Week 1; HC 6 Flashcards
DNA bestaat uit …
Deoxyribose, fosfaatgroep & stikstofbase
verschillen tussen RNA en DNA
ribose vs deoxyribose
enkel vs dubbelstrengs
een U vs een T
het centrale dogma zegt;
Erfelijke info in DNA is onderverdeeld in genen (en elk gen codeert via mRNA voor een eiwit)
DNA -> RNA -> eiwit
OOKWEL info van DNA via mRNA naar eiwit
de 5’ zijde is de ….
n-terminus
de 3’ zijde is de …
c-terminus
functie tRNA
aandragen aminozuur aan het mRNA + aan hun andere kant hebben ze een anticodon -> dit anticodon maakt baseparen met mRNA
hoe lees je een anticodon van tRNA af
van 3’ naar 5’
hoe lees je mRNA en tRNA af
van 5’ naar 3’
wat bindt er op ribosomen
op kleine eenheid bindt mRNA aan A/P/E site = 40S subunit.
op grote eenheid worden aminozuren gekoppeld en hier vind eiwitsynthese plaats = 60S subunit
waarom is er een 80S unit
pas als 2 subunits binden, dan is eiwitsynthese mogelijk
hoe wordt het juiste leesraam gekozen
doordat translatie pas begint vanaf AUG = startcodon
wanneer stopt de ribosoomcyclus
als het mRNA geen goede kwaliteit meer heeft
wat is het UTR
dit is een stuk niet getransleerd mRNA van 5’ einde tot startcodon en dan weer van stopcodon tot het 3’ uiteinde
hoe wordt een eiwit functioneel gemaakt na translatie
vouwing, post-translationele modificaties en het moet worden getransporteerd naar het juiste celcompartiment (bij eiwitsortering)
RNA-synthese/transcriptie wordt gedaan door ….
RNA-polymerase -> haalt de 2 strengen uit elkaar zodat er mRNA gevormd kan worden