Week 1 Flashcards
Noem de 4 voorwaarden voor een menselijke gedraging in het strafrecht.
- menselijke gedraging
- die valt binnen de grenzen van een wettelijke d.o.
- die wederrechtelijk is
- die aan schuld te wijten is
Noem drie soorten delicten
Krenkingsdelicten: schenden of krenken een rechtsgoed of persoon.
abstract gevaarzettingsdelict: gedraging wordt strafbaar gesteld die in algemene niet nader in de DO gespecificeerde gedraging strafbaar wordt gezet (opruiing, ook als niemand je hoort)
concreet: daadwerkelijk gevaar is ontstaan (brandstichting)
Leg uit wat een concreet en een abstract gevaarzettingsdelict is
Concreet: in de d.o. is vereist dat daadwerkelijk gevaar is ontstaan
abstract: een gedraging die in algemene, niet nader in de dd.o. gespecificeerde zin gevaar kan opleveren
Formele en materiële delicten
Formeel: de handeling is zelf strafbaar gesteld
Materieel: het gevolg van de handeling is strafbaar gesteld
Comissiedelict
omissiedelict
oneigenlijke omissiedelict
commissie: doen
Omissie: nalaten
oneigenlijk: een ‘doen’ delict nalaten
dolus
culpa
dolus: opzet
Culpa: verwijtbare schuld
Commuun
bijzonder
Commuun: WvSr
bijzonder: al het andere
Gronddelict
gekwalificeerd delict
geprivilegieerd delict
Gronddelict: mishandeling
Gekwalificeerd: dood ten gevolg
geprivilegieerd: kinderdoodslag
legaliteitsbeginsel 3x
- art 16 Gw
- Art 1 Sr
- ‘nulla delictum, nulla poena sine praevia lege poenali’
Art 1 Sr = volgens De Hullu
Art 1 Sr = DO + sanctienorm (De Hullu)
Wat betekent ‘nulla delictum, nulla poena sine praevia lege poenali’
zowel de strafbaarstelling als de op te leggen straffen moeten ten tijd van het plegen van een feit in de wet zijn opgenomen
Je hebt delictum en poena. Delictum is strafbaar feit en poena is straf.
Wat zijn elementen?
Soort basisvoorwaarden, waar ieder strafbaar feit aan moet voldoen. Ze hoeven niet bewezen te worden, maar worden verondersteld.
- Wederrechtelijkheid (in strijd met de wet)
- Verwijtbaarheid
Wat is Ideaaltypische delictsomschrijving?
Als Wederrechtelijkheid & Verwijtbaarheid elementen zijn
Hoe herken je verwijtbaarheid
komt alleen terug als bestanddeel in de vorm van culpoze delicten. Wettelijke schuldvormen, als deze in art staan → bestanddeel culpa
- Aan schuld te wijten (art. 307 Sr.)
- Redelijkerwijs moet vermoeden
- Ernstige reden heeft om te vermoeden
- Roekeloosheid
Wat zijn doleuze delicten
er is opzet van de verdachte op het gevolg van de gedraging.
Wat zijn culpoze delicten:
het gevolg is aan de schuld van de verdachte te wijten.
Leg gronddelict, en gekwalificeerd en geprivilegieerd gevolgdelict uit
Het uitgangspunt van een bepaalde strafbare bepaling is bijvoorbeeld mishandeling. Mishandeling is dan het gronddelict. Echter, als het slachtoffer door die mishandeling overlijdt gaat het om een ernstiger delict. Het gekwalificeerd gevolgdelict is dan mishandeling met de dood tot gevolg. Een geprivilegieerd delict is het tegenovergestelde. Dit is een lichtere variant dan het gronddelict en heeft ook een lagere strafbedreiging. (kinderdoodslag)
Ideaaltypisch en niet-ideaaltypisch
- Ideaaltypische delictsomschrijvingen: delictsomschrijvingen waarin de wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid als elementen zijn opgenomen: ze zijn gegeven en hoeven niet bewezen te worden → ze komen dan aan bod bij de derde materiele vraag.
- Niet-ideaaltypische delictsomschrijvingen: delictsomschrijvingen waarin wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid als bestanddeel zijn opgenomen en dus bewezen moeten worden → ze komen dan aan bod bij de eerste materiele vraag.
Wat is in de DO de subjectieve en objectieve zijde
Subjectieve zijde: opzet, schuld, niet bepaald
objectief: wederrechtelijkheid, causaliteit en vooral specifieke bijzonderheden van de strafbaarstelling in kwestie
Bij strafrechtelijke aansprakelijkheid gaat het om:
het in beginsel in aanmerking komen voor een strafrechtelijke sanctie
Codificatiebeginsel:
107 lid 1 Gw
juist of onjuist: ‘o.g.v. AMvB art 150 provinciewet en 154 gw kan decentrale overheid strafbaarstellingen maken’
juist
Wat is een kwalitietsdelict
richt zich tot een specifiek persoon (ambtenaar, ouder)
Wat is een algemeen delict
richt zich tegen elk rechtssubject
aflopende en voortdurende delicten
aflopend = vrijheid beroven
voortdurend = vrijheid behouden, bezit kinderporno, bezit drugs
bestimmtheitsgebot
verbod op terugwerkende kracht
specialiteitsregeling art. 55 lid 2 Sr
Bijzonder gaat voor algemeen
logische specialis
alle bestandsdelen van een generalisatie + één bijzondere
(kinderdoodslag art. 290 Sr tov ‘normale’ doodslag)
juist of onjuist ‘een geprivilegieerde logische specialist is een bijzondere bepaling die voor de generalis gaat, want die heeft een lager strafmaximum dan de generalis’
juist, anders hebben bijzondere geprivilegerde bepalingen geen nut. (OM gaat dan generalis delict vervolgen met hogere straf maar specialis is gemaakt om straf lager te maken)
juist of onjuist: ‘een gekwalificeerde logische specialist heeft een dwingende rangorde’
onjuist, OM mag gebruik maken van opportuniteitsbeginsel en kiest dan welke hij wil vervolgen.
Naast de logische specialiteit heb je ook de systematische specialiteit, leg uit wat dit laatste is.
systematische specialiteit is een specialitietsverhouding die niet op frond van een letterlijke vergelijking van de do moet worden aangenomen (zoals bij logische specialiteit), maar op basis van het wettelijk stelsel en de bedoeling.
dwingende systematische specialiteit wordt bijna altijd afgewezen. Want ‘ niet alle bestanddelen bevat van de generalis’.
geef aan wat derogatieregelingen zijn
bij derogatie gaat een bepaalde wettelijke regeling voor een andere, zoals wanneer een landelijke regeling voorrang heeft boven een plaatselijke regeling.