WC 4 - De toetsing door de bestuursrechter Flashcards
Opdracht 1
Toneelvereniging Uylenspieghel brengt velen vertier door blijspelen op de planken te brengen. Ze heeft daartoe bij het college van B&W van de gemeente waar de vereniging is gevestigd een subsidie aangevraagd. De subsidieverordening bepaalt hierover dat het college ‘‘kunstproducties kan ondersteunen die naar zijn oordeel substantieel bijdragen aan de kunstuitoefening in brede zin’’. De aanvraag is afgewezen omdat ‘‘het college enkel serieuze kunstbeoefening wil ondersteunen’’. De vereniging is verbolgen en dient een bezwaarschrift in. Het college is van oordeel dat het bezwaar ‘‘kennelijk ongegrond’’ is en doet het bezwaar af zonder de vereniging in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Daarop gaat de vereniging in beroep. De rechter is van mening dat het college het bezwaar niet als ‘‘kennelijk ongegrond’’ had mogen beoordelen en de vereniging wel had moeten worden gehoord.
A. Stel dat de vereniging zich er niet over beklaagt had dat zij niet gehoord is. Mag de rechter dan schending van de hoorplicht in bezwaar aan zijn uitspraak ten grondsalg leggen?
De rechter móet ambtshalve toetsen op kwesties van openbare orde, dat is een uitzondering van art. 8:69 lid 1 (algemene beginselen van behoorlijk bestuur behoren daar níet bij). Wel:
- Bevoegdheidsregels
- Regels over de ontvankelijkheid
Rechter moet áltijd hieraan toetsen, onafhankelijk of partijen daar wat over naar voren brengen. Partijen brengen niets over hoorplicht naar voren, en het behoort niet tot openbare orde, dus hier mag de rechter zijn uitspraak niet op baseren, gelet op art. 8:69 lid 1: want hij moet zich baseren op de gronden van het beroepschrift.
Lid: ambtshalve aanvulling gronden. Is alléén bedoeld om leken te beschermen. Dit is het ‘vertalen’ van argumenten naar juridische gronden.
Lid 3: ambtshalve aanvulling feiten. Hij hoeft zich niet te baseren op de feiten die partijen overeen zijn gekomen. Hij mag zelf ook zeggen; volgens mij zijn dit te feiten. Hij kan deskundigen oproepen bijvoorbeeld. Hij kan dus tot een ander oordeel komen (doet hij zelden).
In beroep wijst de vereniging er op dat het college onlangs een subsidie aan een groepje stand-up comedians eeft verleend. Klaarblijkelijk is het college van beleid veranderd! Voorts heeft de vereniging haar producties laten beoordelen door een landelijk bekende kunstrecensent, die hoog opgeeft van de artistieke kwaliteit van de toneelgroep. De vereniging vraagt de rechter om dit rapport mee te nemen in zijn beoordeling.
B. Kan de rechter het argument met betrekking tot het gewijzigde beleid meenemen in zijn toetsing?
De rechter toetst altijd ex tunc, als het beleid later veranderd, hoeft hij daar niet naar te kijken of te toetsen. Hij kijkt of het bestreden besluit rechtmatig is. De toetsing doet hij ex tunc. Op basis van de feiten en op basis van het recht. In casu vindt de situatie plaats NA het relevante toetsingsmoment (niet helemaal duidelijk, maar zo lijkt het). Dus beleidswijziging is niet relevant. Dus, rechter toetst ex tunc. Dit argument zal de rechter hoogstwaarschijnlijk niet meenemen.
In beroep wijst de vereniging er op dat het college onlangs een subsidie aan een groepje stand-up comedians eeft verleend. Klaarblijkelijk is het college van beleid veranderd! Voorts heeft de vereniging haar producties laten beoordelen door een landelijk bekende kunstrecensent, die hoog opgeeft van de artistieke kwaliteit van de toneelgroep. De vereniging vraagt de rechter om dit rapport mee te nemen in zijn beoordeling.
C. Kan de rechter het rapport van de kunstrecensent meenemen in zijn toetsing?
Het rapport kijkt naar hoe het was, niet naar nieuwere feiten. Dus: het rapport is ergens op dit moment opgesteld na het nemen van besluit en bezwaar. MAAR rapport gaat over feiten OP MOMENT VAN BESLUIT/BEZWAAR. Het voelt misschien raar, maar het stuk dat later in procedure wordt ingebracht, gaat wel over de situatie ten tijde van bestreden besluit. Daarom moet het WEL door de rechter meegenomen worden. Het gaat er dus om dat het betreffende rapport niet mag gaan over feiten die pas na dat moment plaatsvonden.
Opdracht 2:
De gemeenteraad van Tilburg bereidt een nieuw bestemmingsplan voor met betrekking tot het gebied waar Erica woont. Op grond van ar. 3.8 Wro is afdeling 3.4. van de Awb van toepassing op de voorbereiding van het bestemmingsplan. Een ontwerp van het bestemmingsplan moet dan ook ter inzage worden gelegd, waarbij aan belanghebbenden de gelegenheid moet worden gegeven om een zienswijze in te dienen. Wanneer het concept ter inzage wordt gelegd en Erica daarvan kennisneemt, is zij licht teleurgesteld. Het is al tijden een droom van haar om een gastenverblijf in de tuin te bouwen, maar het ontwerpbestemmingsplan staat dat niet toe. Wanneer deze kwestie ter sprake komt in een gesprek met een bevriende jurist, geeft Erica aan dat ze geen zienswijze zal indienen. ‘‘Het is toch nog maar een ontwerp, wie weet wat er nog gaat gebeuren wanneer het definitief is’’, zo voegt ze toe. De jurist geeft aan dat het vanuit procesrechtelijk oogpunt van groot belang is dat zij een zienswijze indient.
A. Heeft de jurist gelijk
Ja, art. 6:13 Awb, als je geen zienswijze of bezwaar hebt ingediend, dan doe je eigenlijk niet meer mee. Tenzij je redelijkerwijs kunt aantonen blabla. In casu uitzondering ‘‘tenzij’’ niet van toepassing. Dus geldt art. 6:13 Awb gewoon, zij verliest het recht op beroep indien zij dit niet doet.
Stel dat Erica een zienswijze indient. Het bestemmingsplan wordt uiteindelijk ongewijzigd vastgesteld. Erica is daarmee uiteraard niet tevreden en dient beroep in bij de bevoegde bestuursrechter. Deze constateert dat het bestreden besluit gebaseerd is op onvoldoende onderzoek, zodat er strijd bestaat met art. 3:2 Awb. Erica heeft daar echter niets over naar voren gebracht.
B. Mag de rechter onder deze omstandigheden het bestemmingsplan vernietigen wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)?
Nee, o.g.v. art. 8:69 lid 1 Awb. Het is geen regel van openbare orde, het is niet naar voren gebracht, buiten grenzen rechtsstrijd. Rechter mag het dus niet in zijn ambtshalve toetsing betrekken. (Herhaling vraag 1a).
Stel dat Erica ter zitting een foto wens te overleggen, om haar beroepschrift nader te onderbouwen. Het betreft een luchtfoto, waarop haar tuin en de directe omgeving daarvan te zien is. De gemachtigde van het college van B&W maakt daartegen bezwaar. Hij merkt op dat Erica nu te laat is met het indienen van stukken; de rechter mag dit niet toelaten.
C. Heeft de gemachtigde gelijk?
Als de rechter vindt dat goede procesorde niet wordt geschonden, kan hij allerlei stukken nog toelaten.
In dit geval: procesorde wordt niet geschonden wanneer het stuk toch wordt toegelaten omdat het zo weinig is. Slechts een luchtfoto. Dus stuk mag gewoon betrokken worden.
Lees de volgende bepalingen uit de APV van de gemeente Tilburg.
Artikel 38.
Het is de exploitant verboden om zonder vergunning van de burgemeester een [horecabedrijf] te exploiteren.
Artikel 41.
- (…)
- De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in artikel 38 geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen, dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of zal worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Erik wil een restaurant openen in de Telegraafstraat te Tilburg. Hij vraagt de in artikel 38 APV bedoelde vergunning aan. De burgemeester verleent de gevraagde vergunning, nu op basis van het geldende beleid ruimte is voor een extra restaurant in de Telegraafstraat. Remko, eigenaar van het nabijgelegen restaurant “Coq au vin”, dient hiertegen een ontvankelijk bezwaarschrift in. Daarin voert hij aan dat de vergunning niet aan Erik had mogen worden verleend, aangezien de horecamarkt volgens Remko verzadigd is en vestiging van het restaurant van Erik enkel zal leiden tot omzetverlies en eventueel faillissement van Coq au vin. Daarnaast stelt hij dat de vestiging van het restaurant leidt tot grote overlast voor de buurt. Het restaurant biedt namelijk ook soupers aan. Daardoor zal het tot laat in de avond geopend zijn, als gevolg waarvan de nachtrust wordt verstoord. De burgemeester is het met Remko oneens. De door Remko aangevoerde belangen heeft hij meegenomen in zijn belangenafweging, en hij meent dat de vergunning desalniettemin kan worden verleend. De burgemeester besluit het bezwaar ongegrond te verklaren. Remko dient per aangetekende brief een beroepschrift in bij de rechtbank. In het beroepschrift herhaalt Remko de gronden die hij in bezwaar ook al naar voren bracht: de vergunning had niet mogen worden verleend omdat Remko’s restaurant als gevolg daarvan te veel omzetverlies zal lijden en omdat Eriks restaurant te veel overlast voor de buurt zal opleveren.
Beoordeel in hoeverre beide argumenten kans van slagen hebben.
Eerste argument -> omzetverlies (HR Jetski)
De APV beschermt niet zijn financiële belangen. Hij kan weigeren voor belang omgeving en belang openbare orde. Het financiële belang staat daar niet bij specialiteitsbeginsel. Bevoegdheden worden gegeven met oog op bescherming van bepaalde belangen. Alléén die belangen. Zodra een burgemeester andere belangen mee gaat wegen, zou hij machtsmisbruik plegen (Jetski arrest).
Het belang van Remco valt buiten het beoordelingskader van de burgemeester. Voor de rechter is zijn argument ook onbelangrijk want hij zegt; ‘de burgemeester hoeft gewoon geen rekening te houden met jouw belang, want dat staat niet in de APV’.
Tweede argument -> overlast (HR Brummense Elzenbos)
De overlastbelangen die moet de burgemeester wel in zijn oordeel betrekken; dat staat in de APV. Dus in dit opzicht is met specialiteit geen probleem. Maar het probleem is: er is een beroepschriftprocedure, en kan de rechter wat met dit argument? Dit kan niet gelet op het relativiteitsvereiste, artikel 8:69a Awb: rechter kan het besluit niet vernietigen als de als het in strijd is met rechtsregel als deze niet strekt tot belangen van degene die zich erop beroep. Het belang van Remco wordt niet beschermd door de norm uit de APV. Geen verband tussen belang van Remco en het belang dat norm probeert te beschermen.
Opdracht 4
Het college van burgemeester en wethouders van Terwijde heeft in aan Staatsbosbeheer een aanlegvergunning verleend voor het verwijderen van een dennenbos te Terwijde. Het bos wordt vervangen door open landschap. Vereniging Een Groene Leefomgeving is het absoluut niet eens met dit besluit en heeft hiertegen tijdig bezwaar ingediend bij het college. Het bezwaar is door het college ongegrond verklaard. De Vereniging stelt tegen het besluit op bezwaar tijdig beroep in bij de bestuursrechter. Deze vraagt zich af of de vereniging wel kan worden aangemerkt als belanghebbende. Volgens haar statuten stelt Een Groene Leefomgeving zich ten doel:
het handelen of nalaten van handelen van de overheid en particulieren in Terwijde kritisch te volgen en zonodig te beïnvloeden of te begeleiden op het gebied van de bescherming van het beheer van milieu, natuur en landschap, dit alles in de breedste zin van het woord, alsmede het initiëren en gaande houden van activiteiten van particulieren en organisaties in Terwijde, die zowel vrijwillig als professioneel op dit terrein werkzaam zijn.
A. Waarvan hangt het af of de Vereniging in casu als belanghebbende kan worden aangemerkt?
1:2 lid 3 Awb:
- Rechtspersoon
- Algemeen / collectief belang
- Doelstelling moet voldoende specifiek zijn
o In casu is de doelstelling veel te breed (functioneel gezien, niet te breed qua territorium want ze doen het alleen voor Terwijde). Milieu- en natuurlandschappen; is nogal een breed bereik; alle besluiten die het milieu raken, daar gaan we tegen procederen. Deze doestelling wordt niet bijzonder behartigd.
- Werkzaamheden die feitelijk verricht worden
o Alleen procederen kan niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden, dat blijkt uit Stichting Openbare Ruimte. We weten niet uit de casus of de vereniging feitelijke werkzaamheden verricht.
Dus onzeker is een specifieke doelstelling en feitelijke werkzaamheden.
Vereiste feitelijke werkzaamheden, dat zegt dus dat alleen procederen niet voldoende is om aan dit vereiste te voldoen. Maar uit Stichting Openbare Ruimte wordt duidelijk dat het wel wordt aangenomen, als de stichting collectieve individuele belangen behartigd. Waarom? Dat is volgens de Afdeling belangrijk om rechtsbescherming effectief te laten verlopen.
Dus in rechtspersoon bundeling van individuele belangen; dan neemt de rechter feitelijke werkzaamheden aan.
Opdracht 4
Het college van burgemeester en wethouders van Terwijde heeft in aan Staatsbosbeheer een aanlegvergunning verleend voor het verwijderen van een dennenbos te Terwijde. Het bos wordt vervangen door open landschap. Vereniging Een Groene Leefomgeving is het absoluut niet eens met dit besluit en heeft hiertegen tijdig bezwaar ingediend bij het college. Het bezwaar is door het college ongegrond verklaard. De Vereniging stelt tegen het besluit op bezwaar tijdig beroep in bij de bestuursrechter. Deze vraagt zich af of de vereniging wel kan worden aangemerkt als belanghebbende. Volgens haar statuten stelt Een Groene Leefomgeving zich ten doel:
het handelen of nalaten van handelen van de overheid en particulieren in Terwijde kritisch te volgen en zonodig te beïnvloeden of te begeleiden op het gebied van de bescherming van het beheer van milieu, natuur en landschap, dit alles in de breedste zin van het woord, alsmede het initiëren en gaande houden van activiteiten van particulieren en organisaties in Terwijde, die zowel vrijwillig als professioneel op dit terrein werkzaam zijn.
B. Als de bestuursrechter oordeelt dat de vereniging geen belanghebbende is, dan zal de rechter dat ambtshalve hebben vastgesteld (het college oordeelde kennelijk anders, staatsbosbeheer heeft er ook niet aan gedacht en de vereniging zal zelf het punt de eigen ontvankelijkheid niet aan de orde hebben gesteld). Is dat ambtshalve oordeel van de rechter dan een voorbeeld van ‘‘ambtshalve aanvullen van rechtsgronden’’, of van ‘‘ambtshalve toetsing’’? Let in het antwoord uit wat het verschil tussen beide is.
Het gaat hier om ambtshalve toetsing. De belanghebbende vraag is een ontvankelijkheidskwestie. Dus de rechter MOET hier altijd aan toetsen. Dus dit gaat om ambtshalve toetsing.
Ambtshalve toetsing: ontvankelijkheid - belanghebbendheid.
Opdracht 5
Bij besluit heeft de gemeenteraad van de gemeente P. het bestemmingsplan “Buitengebied P.” vastgesteld. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het buitengebied van de gemeente P. In het plan wordt onder meer voorzien in de bouw van een vakantiepark met 18 vakantievilla’s op een perceel dat in eigendom is van agrariër Soeters en dat tot voor kort de bestemming ‘landbouw’ had. Projectontwikkelaar Stroetinga stelt dat hij met agrariër Soeters een optie tot koop is overeengekomen voor het perceel waarop de vakantievilla’s zullen worden ontwikkeld. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan komt omwonende Iepema in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Iepema woont op 200 meter van het perceel waarop het vakantiepark zal worden gebouwd en heeft vanuit zijn woning zicht op het te realiseren vakantiepark. Hij betoogt dat het bestemmingsplan onvoldoende maatregelen bevat om verstoring van de vogelstand in het nabijgelegen natura 2000-gebied te voorkomen. Het plan is daarmee naar zijn oordeel in zoverre in strijd met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998. De woning van Iepema bevindt zich op de grens van het natura 2000-gebied en de aantasting van genoemd gebied leidt naar zijn oordeel tot een verstoring van zijn woongenot.
A. Is Iepema belanghebbende bij de vaststelling van het bestemmingsplan?
De vraag of iemand belanghebbende is, is een feitelijke kwestie. Hij bevindt zich in een situatie waarin zijn belang gewoon geraakt wordt. Op grond van dat zicht- en nabijheidscriterium, is hij gewoon belanghebbende. Alle juridische argumenten moet je vergeten bij de vraag of iemand belanghebbende is: Raamprostitutie Amsterdam. Je moet gewoon feitelijk naar de OPERA criteria kijken. Het gaat om uitzicht en woonomgeving. Het is:
- Eigen; komt op voor eigen belang
- Objectief; niet alleen in zijn hoofd, maar iedereen kan ’t zien
- Actueel; dat belang heeft hij op moment dat besluit genomen wordt
- Persoonlijk belang;
o Kleine afstand
o Direct zicht
- Dat belang wordt rechtstreeks geraakt; dat besluit zorgt er direct voor dat zijn uitzicht beperkt wordt en zijn woonomgeving wordt veranderd.
Als ie deze criteria door is, dán pas kijk je naar inhoudelijke argumenten.
De vertegenwoordiger van de gemeenteraad stelt ter zitting dat – wat er ook zij van het betoog van Iepema – Iepema zich niet met succes op schending van de regels uit de Natuurbeschermingswet 1998 kan beroepen, omdat deze regels niet beogen het belang van Iepema te beschermen.
B. Hoe beoordeelt u dit betoog?
De NBW strekt niet tot bescherming van het belang van Iepema. Tuibrug Hoorn. De NBW gaat over natuurbelang, dus vogels en zo. Maar natuurbelang is wat anders dan belang wat iemand heeft bij zijn woonomgeving. Die twee zijn niet hetzelfde. Je zou kunnen zeggen dat die regel kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn omgeving. Correctiemogelijkheid ontbreken relativiteit:
- Verweven belang – dat heeft Iepema.
- Anders zouden alléén stichtingen milieuwetgeving kan aanvoeren, dan verschuift dat te erg naar de achtergrond.