Tentamens Flashcards

1
Q

Art. 83 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 luidt: ‘De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met: a. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, en b. wijziging van beleid die na het bestreden besluit zijn gemaakt’. De bepaling wordt beschouwd als een uitzondering op het uitgangspunt in het bestuursrecht dat de rechterlijke toetsing ex tunc plaatsvindt.

A. Wat wordt met het uitgangspunt van toetsing ex tunc bedoeld? (4 pnt)

B. Waarom is dit uitgangspunt in het algemeen leidend in het bestuursrecht? (5 pnt)

A

A. Het oordeel van de rechter moet worden gebaseerd op de feiten en de rechtsregels zoals ze waren/golden toen het bestreden besluit werd genomen. Met feiten of regels die na het moment zijn ontstaan, houdt de rechter geen rekening bij de beantwoording van de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is.

B. Dit houdt verband met de beperking van de rechterlijke taak tot rechtmatigheidstoetsing. Zouden door hem ook feiten en omstandigheden in de toetsing van een besluit moeten of kunnen worden betrokken, die zich eerst na het nemen van het besluit door het bestuursorgaan hebben voorgedaan, dan zou de rechter een nieuwe afweging inzake een te nemen besluit verrichten. Dat gaat verder dan toetsen. In feite ligt het dan voor de hand dat hij zich begeeft in het bestuurlijke domein, een plaats waar hij niet thuishoort. In een aantal gevallen wordt evenwel een uitzondering op het beginsel van ex tunc toetsing toegestaan. Zie daarover p. 266 e.v. Bestuursrecht 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Artikel 2.17A APV Amsterdam bepaalt het volgende.

“1. Het is de bestuurder van een groepsfiets verboden zich met een groepsfiets te bevinden op door de burgemeester aangewezen gebieden, wegen of weggedeelten.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder bestuurder van een groepsfiets tevens verstaan: de aanbieder of exploitant van een groepsfiets.”

In het centrum van Amsterdam wordt overlast ondervonden als gevolg van de zogenoemde “bierfietsen”. Daarom heeft de burgemeester op 3 oktober 2016 het “Aanwijzingsbesluit verbod groepsfietsen in Amsterdam” genomen, waarbij op grond van artikel 2.17A APV grote delen van het centrum zijn aangewezen als gebieden waar het verboden is om zich met een groepsfiets te bevinden.

Konstantijn, een bierfietsenexploitant, heeft wel begrip voor dit besluit. Hij vindt echter dat hij nadeelcompensatie verdient voor de schade die hij lijdt als gevolg van het besluit. Hij houdt rekening met het teruglopen van zijn inkomsten, nu een tour met bierfietsen minder populair zal worden, aangezien er niet meer gefietst zal mogen worden op veel aantrekkelijke locaties in het centrum van Amsterdam. Hij houdt rekening met een schade van ongeveer 25 % van zijn huidige jaaromzet.

A Op welke wijze(n) kan Konstantijn de door hem verlangde nadeelcompensatie proberen te verkrijgen? [5 punten]
B Vindt u dat, aangenomen dat zijn inschatting van de door hem te lijden schade juist blijkt, Konstantijn recht heeft op nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel? [5 punten]

A

A. Het aanwijzingsbesluit is een concretiserend besluit van algemene strekking. Daartegen staat
bezwaar en beroep open. Konstantijn kan door middel van een bezwaar- en (eventueel) een beroepsprocedure tegen het aanwijzingsbesluit proberen nadeelcompensatie te krijgen. Hij dient dan te betogen dat het besluit onrechtmatig is, omdat het niet toekennen van compensatie strijd oplevert met artikel 3:4, tweede lid, Awb. Konstantijn kan ook proberen een via een zuiver schadebesluit nadeelcompensatie te krijgen. Hij moet dan een verzoek indienen bij de burgemeester, waarin hij vraagt om nadeelcompensatie. De reactie van de burgemeester levert een appellabel zuiver schadebesluit op, aangezien aan de vereisten van materiële en van procedurele connexiteit is voldaan, zoals geformuleerd in Van Vlodrop. Er is sprake van materiële connexiteit, omdat de schadeoorzaak de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid betreft (i.c. een besluit in de zin van de Awb). De procedurele connexiteit is er, omdat dit besluit appellabel is. Het is immers een besluit, dat niet van beroep is uitgezonderd in de artikelen 8:2 t/m 8:5 Awb. Een gang naar de civiele rechter heeft overigens geen zin. Op grond van Asha Horeca zal de rechter een vordering niet-ontvankelijk verklaren.

B. Het égalitébeginsel noopt tot het compenseren van nadeel voor zover sprake is van een abnormale last en een speciale last (Leffers/Staat). Bij de abnormale last gaat het om de vraag of de schade het normaal maatschappelijk risico te boven gaat. De voorzienbaarheid en de omvang van de schade zijn daarbij onder meer relevante gezichtspunten. Gezien de omvang van de schade (25% van de jaaromzet) lijkt aan dit vereiste wel te zijn voldaan. De speciale last betreft de vraag naar de onevenredigheid van de schade in vergelijking met een referentiegroep. Aan dit vereiste lijkt niet te zijn voldaan. Het besluit richt zich immers tot exploitanten van groepsfietsen; zij zullen allen soortgelijke schade lijden. Ten opzichte van die referentiegroep rust op Konstantijn geen speciale last. Moeilijk valt in te zien dat er in deze casus voor een andere referentiegroep zou moeten worden gekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stel dat in de APV Amsterdam ook is bepaald dat voor de exploitatie van bierfietsen een door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken vergunning vereist is. Anna vraagt een dergelijke vergunning aan. Deze aanvraag wordt op 1 maart 2017 afgewezen. Nadat haar bezwaar ongegrond is verklaard, stelt zij een ontvankelijk beroep in bij de bestuursrechter. Deze verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. In de uitspraak wordt vastgesteld dat de aanvraag van Anna had moeten worden ingewilligd. De bestuursrechter voorziet zelf in de zaak, en verleent de vergunning per 1 november 2017.
Anna stelt dat zij als gevolg van deze gang van zaken 8 maanden omzet heeft misgelopen. Zou zij immers direct een vergunning hebben gekregen, dan zou ze haar exploitatie reeds per 1 maart
Artikel 83, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 luidt: “De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met: a. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, en b. wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn bekendgemaakt.” De bepaling wordt beschouwd als een uitzondering op het uitgangspunt in het bestuursrecht dat de rechterlijke toetsing ex tunc plaatsvindt.

C Bij welke rechter moet Anna haar schade claim indienen?Ga er bij de beantwoording van de vraag van uit dat Anna het volledige schadebedrag in één procedure vordert. [5 punten]

A

Op grond van artikel 8:88 en artikel 8:89 Awb moet Anna bij de civiele rechter zijn. Het betreft hier schade die geleden is als gevolg van een (appellabel) onrechtmatig besluit. In de procedure is immers vast komen te staan dat het besluit tot weigering van de vergunning (het bip) onrechtmatig was, nu de bestuursrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag had moeten worden ingewilligd. Op grond van artikel 8:88 Awb is de bestuursrechter in beginsel bevoegd om uitspraak te doen op een verzoek om vergoeding van schade die het gevolg is van een onrechtmatig besluit. Hier is echter artikel 8:89, tweede lid Awb van toepassing. Hieruit volgt dat, in gevallen waarin (onder meer) de ABRvS oordeelt over het schadeveroorzakende besluit, de bestuursrechter slechts bevoegd is indien de vordering niet meer dan € 25.000,- bedraagt. In casu is de ABRvS bevoegd een oordeel te geven over het schadeveroorzakende besluit. De casus betreft immers een op grond van de APV verplichte vergunning. In dergelijke gevallen is de ABRvS de bevoegde hoger beroepsrechter; de Bevoegdheidsregeling geeft geen uitzonderingen die van toepassing zijn. Voorts bedraagt de vordering meer dan € 25.000,-. Anna stelt immers € 50.000,- schade te hebben geleden en in de vraag is aangegeven dat zij haar claim niet “opsplitst”. Dientengevolge is de bestuursrechter niet bevoegd om kennis te nemen van een verzoek tot schadevergoeding. Voor Anna resteert derhalve slechts een gang naar de civiele rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wijkcentrum Gompel, dat eigendom is van de gemeente Vriezendaal, wordt beheerd door de vereniging Hart voor Gompel. De vereniging heeft ten doel de binding tussen de bewoners in de wijk te bevorderen door het beheer van het wijkcentrum op zich te nemen, het organiseren van activiteiten en de gemeenschappelijke belangen van haar leden te behartigen. Met haar activiteiten wil de wijkvereniging bijdragen aan het stimuleren van de sociale betrokkenheid, saamhorigheid en gemeenschapszin in de wijk.
De vereniging ontvangt jaarlijks een subsidie van het college van burgemeester en wethouders voor de salariskosten van de beheerder van het wijkcentrum. In september 2016 vraagt de vereniging subsidie aan voor het jaar 2017. In december 2016 ontvangt de vereniging schriftelijk
bericht van het college dat subsidie wordt verleend. Het bedrag dat de vereniging krijgt is echter veel lager dan het aangevraagde subsidiebedrag.
Het college motiveert zijn beslissing onder meer door te verwijzen naar zijn beleidsregels, waarin is aangegeven dat in 2017 wijkcentra maximaal 75% van de salariskosten gesubsidieerd krijgen. Om de kosten van de wijkcentra te beheersen, kunnen en moeten de lokale wijkcentra bij de inzet van beheerders meer samenwerken. Op die manier is in 2017 een besparing van 25% van de beheerkosten te bereiken.

De vereniging is onthutst en maakt tijdig bezwaar tegen de subsidiebeschikking. Het bezwaar wordt door het college ongegrond verklaard. De vereniging laat het er niet bij zitten en stelt tijdig beroep in bij de bestuursrechter. Volgens de vereniging zijn de beleidsregels in strijd met artikel 3:4, tweede lid, Awb. Als een wijkcentrum geopend is, moet er een beheerder aanwezig zijn. Dat geldt voor elk wijkcentrum. Samenwerken met andere wijkcentra kan maar zeer beperkt. Een beheerder kan nu eenmaal niet tegelijkertijd op twee plaatsen aanwezig zijn. En de beheerder van wijkcentrum Gompel maakt al veel meer uren dat hij betaald krijgt.
Het college van burgemeester en wethouders stelt dat het daarover in deze procedure niet kan gaan, nu het gaat om beleidsregels en derhalve niet om een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De bestuursrechter dient zich naar het oordeel van het college te onthouden van een oordeel over de rechtmatigheid van de beleidsregels.

A. Bent u het met het college van burgemeester en wethouders eens? (4 pnt)

Volgens de vereniging heeft het college voorts onvoldoende onderzoek (artikel 3:2 Awb) gedaan naar de inzet van de beheerders van de wijkcentra en de daarmee gemoeide kosten. De bestuursrechter is het daarmee eens: er is geen enkel onderzoek verricht.

B. Welke uitspraak kan de bestuursrechter doen om het geschil definitief te kunnen beslechten (3 pnt)

A

A. Het standpunt van het college van burgemeester en wethouders is niet juist. De omstandigheid dat beleidsregels geen appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn, staat er niet aan in de weg dat de bestuursrechter in de betreffende procedure de rechtmatigheid van de beleidsregels exceptief toetst.

B De bestuursrechter kan in een tussenuitspraak de bestuurlijke lus toepassen (artikel 8:51a jo. artikel 8:80a Awb). Hij geeft dan in de tussenuitspraak aan dat er een gebrek aan het bestreden besluit kleeft (artikel 3:2 Awb) en dat het bestuursorgaan dit gebrek kan helen door alsnog het vereiste onderzoek te verrichten. Het bestuursorgaan krijgt aldus de gelegenheid het onderzoek alsnog uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ondanks de financiële malaise is er een lichtpuntje voor de vereniging: de gemeente wil het wijkcentrum uitbreiden met een gymzaal, zodat er voortaan ook sportlessen kunnen worden gegeven. Voor de uitbreiding moet helaas wel een zeer oude witte paardenkastanje, die eigendom is van de gemeente en op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen staat, worden gekapt. Het college verleent aan de gemeente (als rechthebbende op de zaak) een omgevingsvergunning voor de kap. De boom moet in de toekomst toch worden gekapt, want de boom lijdt aan kastanjebloedingsziekte, hetgeen onafwendbaar leidt tot afsterven.
Vereniging Hart voor Gompel ziet nut en noodzaak van de kap niet, omdat de uitbreiding met een gymzaal ook kan worden vormgegeven zonder de monumentale boom te kappen. Zij maakt tijdig bezwaar tegen de verleende vergunning. Om te voorkomen dat de boom tijdens het broedseizoen van de vogels wordt gekapt, dient zij tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening in bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht.

C. Waarvan hangt het af of de vereniging in casu als belanghebbende kan worden aangemerkt? (3 pnt)

D. Heeft de voorzieningenrechter in dit geval de bevoegdheid om ‘kort te sluiten’? (3 pnt)

A

C. Een rechtspersoon, zoals de vereniging Hart voor Gompel, kan op basis van artikel 1:2, eerste lid, Awb belanghebbende zijn, indien zijn belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. Weliswaar is de vereniging beheerster van het wijkcentrum waarbij de te kappen witte paardenkastanje staat, maar dat wil echter nog niet zeggen dat haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
Een rechtspersoon kan op basis van artikel 1:2, derde lid, Awb opkomen voor algemene en collectieve belangen. De vereniging Hart voor Gompel die, zoals uit de doelstelling blijkt, de collectieve belangen van de wijkbewoners behartigt, is een (privaatrechtelijke) rechtspersoon.
Bij het bepalen van de belanghebbendheid van een dergelijke belangenorganisatie dient het te gaan om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken collectief belang. Gelet op de doelstelling van de vereniging Hart voor Gompel is er in casu waarschijnlijk geen sprake van een rechtstreeks bij de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van de witte paardenkastanje betrokken collectief belang, doordat het opkomen tegen deze vergunning niet lijkt te passen in de doelstelling.

D. Nee. De bevoegdheid om “kort te sluiten” houdt in dat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat (…): artikel 8:86 Awb. In casu is sprake van een verzoek om voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stel dat het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat naar de mening van het college de vereniging niet is aan te merken als belanghebbende.
Doordat de witte paardenkastanje is geplaatst op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen is kappen niet toegestaan, tenzij de boom ziek is of voor onveilige situaties zorgt. Tom Jansen, lid van de vereniging en amateur-dendroloog, is van mening dat er niets aan de hand is met de witte paardenkastanje en dient zelf ook tijdig bezwaar in tegen de vergunning om de boom te kappen. Het college is van oordeel dat zijn bezwaar ongegrond is. Tom heeft geen rapport van een boomdeskundige overgelegd waaruit blijkt dat de boom niet ziek is. Daarop gaat Tom in beroep bij de bestuursrechter.
Tom schakelt zekerheidshalve een boomdeskundige in om de toestand van de boom te beoordelen. Volgens de deskundige is de witte paardenkastanje kerngezond en is er geen gevaar voor afbrekende takken. Tom stuurt het deskundigenrapport ruim voor de zittingsdatum naar de bestuursrechter.

E. Kan de rechter het rapport van de boomdeskundige meenemen in zijn toetsing? (2 pnt)

Stel dat de bestuursrechter het bestreden besluit op bezwaar vernietigt, het primaire besluit (de verleende vergunning) herroept en de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom alsnog weigert.

F. Van welke methode van finale geschilbeslechting maakt de bestuursrechter in dit geval gebruik?

A

E. Ja. Het overleggen van het rapport van de boomdeskundige is een poging van Tom Jansen de rechter te overtuigen dat het in het besluit op bezwaar ingenomen standpunt van het college van burgemeester en wethouders niet valide is. Het overleggen van het rapport kan worden gezien als
nadere onderbouwing van het standpunt dat Tom Jansen in bezwaar heeft ingenomen. Er is geen probleem met het pas in beroep bij de rechter overleggen van dit stuk.

F. In casu maakt de bestuursrechter gebruik van zijn bevoegdheid om “zelf in de zaak te voorzien”:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een paar dagen na de uitspraak van de bestuursrechter meldt de gemeente via een persbericht dat zij zich bij de uitspraak van de bestuursrechter neerlegt, afziet van de kap van de boom en een nieuw uitbreidingsplan voor de gymzaal gaat ontwerpen. Bestuursrechtjurist Joris van Bemmel is “not amused” als hij het persbericht onder ogen krijgt. De witte paardenkastanje neemt enorme hoeveelheden water op, waardoor zijn direct naast de boom gelegen achtertuin er al jaren uitziet als een woestijnlandschap. De oorspronkelijk verleende vergunning verloste hem van een groot probleem.
Als bestuursrechtjurist weet Joris dat het instellen van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel weinig kans van slagen heeft, omdat hij niet de aanvrager van de omgevingsvergunning is. Niet geschoten is echter altijd mis.

G. Welk gewoon rechtsmiddel kan Joris aanwenden om te trachten te bewerkstelligen dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de witte paardenkastanje alsnog wordt verleend? (3 pnt)

A

Joris van Bemmel kan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State: artikel 8:104 jo. artikel 8:105, eerste lid, Awb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De bestuursrechter beschikte reeds langer over de bevoegdheid om bij een gegrond beroep de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand te laten. Om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte aan finale geschillenbeslechting heeft de Afdeling bestuursrechtspraak echter sinds 2008 in een reeks uitspraken een nieuwe jurisprudentielijn neergelegd over de vraag wanneer van genoemde uitspraakbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt.

A Leg uit wat deze nieuwe lijn inhoudt en waarin deze verschilt van de jurisprudentie van vóór 2008. [5 punten]

A

Vóór 2008 maakten de bestuursrechters slechts gebruik van de bevoegdheid om de
rechtsgevolgen in stand te laten als er rechtens maar één beslissing mogelijk is. Daarvan is de Afdeling bestuursrechtspraak teruggekomen in haar uitspraak van 10 december 2008, JB 2009/39 (‘Inrijverbod Hattem’). Thans geldt dat deze uitspraakbevoegdheid ook buiten de gevallen waarin er rechtens maar één beslissing mogelijk is kan worden toegepast, indien a. het bestuursorgaan vasthoudt aan het besluit, voor zover het die rechtsgevolgen betreft; b. alsnog het gebrek aan dat besluit is hersteld; c. de andere partijen zich daarover in voldoende mate hebben kunnen uitlaten en d. de inhoud van het vernietigde besluit na het herstel van dat gebrek overigens de rechterlijke toets kan doorstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht is per 1 januari 2013 in artikel 6:22 Awb de mogelijkheid voor de bestuursrechter om gebreken in het bestreden besluit te passeren verruimd. Thans kunnen niet alleen formele gebreken onder omstandigheden worden gepasseerd, maar ook materiële gebreken. Daarmee lijkt er nauwelijks nog verschil te bestaan tussen de bevoegdheid een gebrek te passeren (artikel 6:22 Awb) en de bevoegdheid om de rechtsgevolgen in stand te laten (artikel 8:72, derde lid, Awb). Toch is bestaat er een belangrijk verschil tussen beide uitspraakbevoegdheden.

B. Waarom is het, in het licht van de mogelijkheden van een belanghebbende om schadevergoeding te verkrijgen, relevant of de rechter gebruik maakt van art. 6:22 Awb dan wel van art/ 8:72 lid 3 onder a Awb (5 pnt).

A

Anders dan bij het passeren van een gebrek wordt bij het in stand laten van de rechtsgevolgen het bestreden besluit vernietigd. Dat laatste is in het bijzonder van belang wanneer de appellant stelt door het bestreden besluit schade te hebben geleden die hij vergoed wenst te zien. In dat geval is het van belang dat de rechter vernietigt met in stand laten van de rechtsgevolgen in plaats van het gebrek te passeren, omdat zonder vernietiging ervan moet worden uitgegaan dat het besluit rechtmatig is en daarmee een grondslag voor schadevergoeding uit onrechtmatige daad ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tim komt op een kwade dag ten val met zijn racefiets, als gevolg van een zeer diepe scheur in het wegdek. De betreffende weg is gelegen op het grondgebied van de gemeente Purmerend, die ook eigenaresse is van de weg. Tim wil dat de gemeente Purmerend de schade aan zijn (dure) racefiets vergoedt. De gemeente heeft immers nagelaten de benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de weg te verrichten. Op grond van artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW is de gemeente derhalve aansprakelijk, aldus Tim.

A Kan Tim zijn schade via de bestuursrechter vergoed krijgen? [4 punten]

Onder andere naar aanleiding van de valpartij van Tim beslist de gemeente de weg te herstellen. Het herstel zal 4,5 maand in beslag nemen. Gedurende die tijd is de weg afgesloten voor verkeer. Op grond van artikel 15 Wegenverkeerswet is voor die wegafsluiting een verkeersbesluit nodig. Willem, eigenaar van een kaaswinkel, is niet blij met de wegafsluiting, aangezien zijn winkel daardoor slechter bereikbaar wordt. Veel klanten van zijn klanten zullen gedurende de werkzaamheden moeten omrijden. Hij vreest omzetverlies. Willem stelt een vordering in bij de civiele rechter, waarmee hij nadeelcompensatie tracht te verkrijgen.

B. Hoe zal de rechter oordelen over de vordering van Willem? (5 pnt)

A

A Nee. Tim beweert dat de gemeente jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. De bevoegdheid
van de bestuursrechter ten aanzien van verzoeken tot vergoeding van schade uit onrechtmatige daad wordt afgegrensd door artikel 8:88 Awb. Die bepaling noemt: schade als gevolg van een onrechtmatig besluit, een onrechtmatige voorbereidingshandeling, het niet tijdig nemen van een besluit, een andere handeling voor zover daarbij – kort gezegd – een ambtenaar belanghebbende is. De schade die Tim geleden heeft, vloeit voort uit het uitblijven van een feitelijke handeling (het onderhouden van de weg). De bestuursrechter is derhalve niet bevoegd om kennis te nemen van een verzoekschrift waarin wordt gevraagd om vergoeding van schade als gevolg van het niet verrichten van onderhoud aan de weg.
NB: de route van het zelfstandig schadebesluit staat ook niet voor Tim open, gelet op het bepaalde
in artikel 8:4, eerste lid, onder f, Awb.

B Deze zal Willem niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Zie HR Asha Horeca. Willem kan
namelijk een zelfstandig schadebesluit vragen en daarover procederen bij de bestuursrechter. Er is in deze casus immers voldaan aan de vereisten van processuele en materiële connexiteit (ABRS Van Vlodrop). De schadeoorzaak is gelegen in de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid (i.c. een besluit). Dit besluit is ook appellabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisschool De Populier te Tilburg – een stichting – besluit op 1 september 2015 onderdak te bieden aan kinderen van vluchtelingen die door het gemeentebestuur van Tilburg op verschillende plekken in de stad zijn gehuisvest. Het gaat om 41 nieuwe kinderen bovenop de reguliere aanwas die er vanuit de wijk plaatsvindt. Het op korte termijn aantrekken van twee verse leerkrachten wordt daarom noodzakelijk geacht. Omdat de twee nieuwe leerkrachten niet uit de bestaande bekostiging kunnen worden betaald doet De Populier een aanvraag voor aanvullende spoedbekostiging wegens bijzondere omstandigheden. Artikel 123, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bevat daartoe een voorziening: “In verband met bijzondere omstandigheden kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag van een basisschool onder door hem op te leggen verplichtingen bijzondere bekostiging voor personeelskosten verstrekken.”.
De minister van OCW kent maar gedeeltelijk bekostiging toe. Volgens haar kan de school volstaan met extra bekostiging voor één leerkracht. De kosten voor een tweede leerkracht op de school moeten maar uit de eigen middelen van het bestuur worden bestreden. Zij verwijst naar de ministeriële regeling ingevolge artikel 123, eerste lid, Wpo waarin de precieze voorwaarden en voorschriften zijn aangegeven. Artikel 123, eerste lid, Wpo luidt: “Indien bijzondere ontwikkelingen in het basisonderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van bijzondere bekostiging voor personeelskosten.”

A. Is de stichting belanghebbende bij het bekostigingsbesluit? (2 pnt)

B. Stel dat de stichting belanghebbende is. Geef aan welke rechtsmiddelen de stichting tot in hoogste instantie kan instellen tegen het bekostigingsbesluit? (3 pnt)

C. Stel dat de grieven van de stichting zich richten tegen de ministeriele regeling, kan zij deze regeling ter toetsing aan de rechter voorleggen? Zo ja, welke rechter(s)? Zo nee, waarom niet? (4 pnt)

D. Stel dat de stichting de ministeriele regeling ter toetsing aan een rechter kan voorleggen. Hoe zal de rechter de ministeriele regeling kunnen toetsen? Geef in uw antwoord ook aan in hoeverre er verschil bestaat met toetsing van een wet in formele zin. (4 pnt)

A

A. Ja. Het betreft hier een subsidiebesluit; dat is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb dat niet van
bezwaar en beroep is uitgezonderd in hoofdstuk 8 van de Awb. Een rechtspersoon kan op dezelfde voet als een natuurlijke persoon belanghebbende zijn. De Stichting heeft een eigen, financieel belang bij het besluit. Dit is bovendien een persoonlijk belang (déze rechtspersoon onderscheidt zich van een willekeurig ander schoolbestuur) dat bovendien objectief bepaalbaar (de bekostiging) is. Voorts is er een causaal verband tussen het besluit en het belang (het besluit bepaalt immers de financiële positie van de stichting), zodat er ook gesproken kan worden van een rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2 Awb.
Ook goed is het antwoord dat het hier een persoonsgerichte beschikking betreft. De normadressaat van een dergelijke beschikking is belanghebbende daarbij (vgl. p. 104-105 Bestuursrecht deel 1).

B. Het gaat hier om een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb dat niet in het algemeen van bezwaar en beroep is uitgezonderd in hoofdstuk 8 van de Awb. Dat betekent dat eerst bezwaar moet worden ingediend bij de minister van OCW, nu ook uit de Regeling rechtstreeks beroep (Bijlage 1 van de Awb) niet blijkt dat de bijzondere wet – de Wpo – bezwaar in dit geval uitsluit. Daarna kan volgens artikel 8:6 jo. artikel 2 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2 van de Awb) in eerste en enige aanleg beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

C. De ministeriële regeling is een algemeen verbindend voorschrift (avv), nu bij artikel 123, eerste lid, Wpo regelgevende bevoegdheid wordt gedelegeerd aan de minister. Een avv is een besluit in de zin van artikel 1:3 dat evenwel krachtens artikel 8:3, eerste lid, onder a, jo. artikel 7:1, eerste lid, Awb is uitgezonderd van bezwaar en beroep. De bestuursrechtelijke rechtsgang staat derhalve niet open tegen een avv.
Blijft over de burgerlijke rechter als restrechter. Ingevolge HR Guldemond-Noordwijkerhout 1915 kan de stichting bij de burgerlijke rechter terecht met een vordering uit onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
De regeling kan daarnaast aan exceptieve toetsing worden onderworpen. In de bestuursrechtelijke procedure tegen de bekostigingsbeschikking kan de rechtmatigheid van de regeling waarop die beschikking berust aan de orde worden gesteld. Zodoende kan ook de bestuursrechter daarover een oordeel geven (vgl. p. 121 Bestuursrecht deel 2).

D. Volgens HR Harmonisatiewet 1989 zou de burgerlijke rechter de hem gestelde grenzen overschrijden door te oordelen dat artikel 120 Grondwet geen beletsel vormt om wetten in formele zin te toetsen aan fundamentele rechtsbeginselen. Op het laatste deel van de vraag moet dus worden geantwoord dat ook de burgerlijke rechter niet bereid is wetten in formele zin te toetsen naar de inhoud of de wijze van totstandkoming. Dat ligt anders bij avv’s die niet tevens wetten in formele zin zijn. Volgens HR Landbouwvliegers 1986 kunnen dergelijke avv’s worden getoetst aan het willekeurverbod. Toetsing aan hogere wetgeving is uiteraard ook mogelijk. Zie p. 430 Bestuursrecht deel 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stichting Kansrijk huurt in Demendal al jaren een oude boerderij van Van Staveren. In de boerderij vinden elk weekeinde vrijetijdsgroepen voor kinderen met onbegrijpelijk of lastig gedrag, die bij gewone voetbalclubs of scouting niet worden geaccepteerd, plaats. Er wordt geknutseld, gebouwd en muziek gemaakt.
De stichting ontvangt jaarlijks voor haar activiteiten een subsidie van € 50.000, - van het college van gedeputeerde staten (GS), waarmee de kosten van de huur van de boerderij en van de vrijetijdsgroepen kunnen worden betaald. In september 2016 vraagt de stichting hetzelfde
subsidiebedrag aan voor het jaar 2017. In december 2016 ontvangt de vereniging schriftelijk bericht van GS dat de subsidie wordt verleend voor een bedrag van € 25.000, -. GS motiveren hun beslissing onder meer door te verwijzen naar hun Beleidsregels eigen vermogen en reserves subsidieontvanger 2016, waarin is vastgelegd dat voor zover een gesubsidieerde instelling de kosten zelf kan betalen uit haar reserves, geen subsidie wordt verleend. De stichting heeft een reserve van € 25.000, - en een subsidiebedrag van € 25.000, - is dus voldoende.
De stichting begrijpt volstrekt niet hoe GS tot de subsidiebeschikking hebben kunnen komen. De reserves zijn bedoeld voor vervanging van materiaal, muziekinstrumenten etc. De stichting maakt tijdig bezwaar tegen de subsidiebeschikking. Omdat hij vreest dat de stichting de huur van de boerderij zal moeten opzeggen, overweegt Van Staveren eveneens bezwaar in te dienen.

A. Dient een bezwaar van Van Staveren tegen de subsidiebeschikking naar uw oordeel ontvankelijk te worden geacht? (2 pnt)

Het bezwaar van de stichting wordt door GS ongegrond verklaard. De stichting gaat in beroep tegen het besluit op bezwaar en voert in beroep aan, dat de subsidiebeschikking onrechtmatig is, daar deze is gebaseerd op beleidsregels die in strijd zijn met de betreffende provinciale subsidieverordening. De bestuursrechter deelt de opvatting van de stichting.

B. Kan/mag naar uw mening de bestuursrechter om deze reden het bestreden besluit op bezwaar vernietigen? (3 pnt)

A

A. Nee. Van Staveren kan niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2,
eerste lid, Awb. Belanghebbende is degene die een eigen, actueel, objectief bepaalbaar, persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit. Van Staveren heeft een afgeleid parallel belang.

B. Ja. De bestuursrechter kan in de betreffende procedure de rechtmatigheid van de beleidsregels exceptief toetsen. Indien de bestuursrechter van oordeel is dat de beleidsregels in strijd zijn met de provinciale subsidieverordening kan/mag de bestuursrechter om deze reden het bestreden besluit op bezwaar vernietigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om de activiteiten van de vrijetijdsgroepen te promoten wil de stichting op 5 juni 2017 bij de boerderij een evenement organiseren. Zij vraagt de daarvoor benodigde evenementenvergunning aan bij het gemeentebestuur.
In de Algemene Plaatselijke Verordening van Demendal is het volgende bepaald:

“De vergunning kan worden geweigerd in het belang van het voorkomen van de aantasting van een grootschalig evenement, waarvoor een aanvraag is ingediend.”.

De vergunning wordt op 17 januari 2017 door het gemeentebestuur geweigerd, omdat er reeds eerder een aanvraag is ingediend voor een groot popfestival in de directe nabijheid van de boerderij. De stichting heeft al kosten voor het evenement gemaakt en ziet zich genoodzaakt onmiddellijk bezwaar te maken tegen de weigering van de vergunning.
Het gemeentebestuur heeft na afloop van de bezwaartermijn de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd, maar half mei heeft de stichting nog steeds niets gehoord.

C. Kan de stichting met een verzoek om voorlopige voorziening (trachten te) bewerkstelligen dat
haar evenement alsnog doorgang vindt? [3 punten]

D. Wat kan de stichting ondernemen tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar van het gemeentebestuur? (3 pnt)

A

C. Ja. Ontvankelijkheidseisen:
- connexiteit: artikel 8:81, eerste lid, Awb  er moet een bodemprocedure tegen het besluit waar het verzoek zich op richt (de weigering van de vergunning) aanhangig zijn. In casu is hieraan voldaan daar er door de stichting bezwaar is ingediend bij het gemeentebestuur.
- de hoedanigheid van de verzoeker: artikel 8:81, derde lid, Awb  de verzoeker van de voorlopige voorziening moet het bezwaar hebben ingediend. In casu is hieraan voldaan daar de stichting bezwaar heeft ingediend.
De stichting kan de bevoegde voorzieningenrechter verzoeken om een voorlopige maatregel inhoudende dat zij wordt behandeld als ware zij de houdster van een vergunning voor het evenement. De bevoegde voorzieningenrechter mag in zijn beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening weliswaar geen definitief juridisch oordeel geven, maar dat wil niet zeggen dat hij geen voorziening mag treffen waarvan de gevolgen feitelijk onomkeerbaar zijn. Zie ook Vzr Rb Zutphen 16 mei 2002 (Verbod demonstratie).

D. Aangezien er geen besluit is genomen, kan aan artikel 8:1 Awb niet een recht worden ontleend om beroep in te stellen. Echter, artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb biedt een uitbreiding op artikel 8:1 Awb. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep gelijkgesteld met een besluit. Hier is sprake van het niet tijdig nemen van een besluit (op bezwaar). De ter zake geldende beslistermijn is bepaald in artikel 7:10, eerste lid, Awb. (Deze bepaling luidt: Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen 12 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.) De beslistermijn is overschreden (van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is niet gebleken). Conform artikel 8:1 jo. artikel 7:1 Awb kan de stichting dus beroep instellen, mits zij eerst de in artikel 6:12 Awb bedoelde ingebrekestelling heeft verzonden en het gemeentebestuur daar niet aan heeft voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een omwonende van de boerderij, Willem de Groot, is alle activiteiten en evenementen in zijn woonomgeving beu. Vooral de parkeerchaos die daardoor ontstaat, zit hem dwars. Hij verzoekt het gemeentebestuur om op grond van de Wegenverkeerswet 1994 in zijn straat een parkeerverbod in te stellen.
Het gemeentebestuur past bij de voorbereiding van de te nemen beslissing op het verzoek van De Groot afdeling 3.4 Awb toe. De in de procedure door buurtbewoners ingediende zienswijzen tegen het instellen van een parkeerverbod zijn voor het gemeentebestuur vervolgens reden om het verzoek van De Groot af te wijzen.

E. De Groot wil een rechtsmiddel aanwenden tegen de afwijzing van zijn verzoek. Is de afwijzing vatbaar voor bezwaar/beroep ingevolge de Awb? Bespreek bij de beantwoording of artikel 6:2 Awb daarbij een rol speelt. (3 pnt)

Stel dat het in dit geval een appellabele bestuurshandeling betreft. De bestuursrechter constateert dat het gemeentebestuur het verzoek heeft afgewezen, zonder dat het daardoor o.g.v. art. 24 onder a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) verplichte overleg met de politie heeft plaatsgevonden. Partijen hebben dit punt niet naar voren gebracht.

F. Mag de bestuursrechter schending van art. 24 onder a BABW aan zijn uitspraak ten grondslag leggen? (3 pnt)

A

E. Het verzoek van De Groot is een aanvraag om een besluit van algemene strekking te nemen (artikel 1:3, derde lid, Awb). De afwijzing door het gemeentebestuur is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. De afwijzing is echter wel een appellabele bestuurshandeling: artikel 6:2, aanhef en onder a, Awb. Nu de afwijzing is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb staat er tegen de afwijzing ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, Awb geen bezwaar open. De Groot kan op grond van artikel 8:1 Awb rechtstreeks beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht, instellen.

F. Nee. Als een grond niet is aangevoerd, hanteert de bestuursrechter de betreffende norm alleen als die van openbare orde is. Kwesties van openbare orde zijn onder meer bevoegdheidskwesties en ontvankelijkheidseisen. Ambtshalve toetsing vormt een uitzondering op artikel 8:69, eerste lid, Awb.
In casu hebben partijen het ontbreken van het verplichte overleg met de politie (artikel 24, onder a, BABW) niet naar voren gebracht. Artikel 24, onder a, BABW betreft geen norm van openbare orde. De bestuursrechter mag schending van artikel 24, onder a, BABW dus niet aan zijn uitspraak ten grondslag leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het college van B&W (hierna: het college) heeft aan Davids een omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan (de bouw van een woning) dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Met de bouw van de woning wijkt de vergunninghouder in diverse opzichten af van de hem door het college verleende vergunning. Gerards is omwonende van het bouwplan en heeft vanuit zijn woonkamer zicht op de te bouwen woning. Hij is het niet eens dat Davids zich niet aan de vergunningvoorschriften houdt.

A. Gerards vraagt zijn advocaat wat de juridisiche mogelijkheden zijn om Davids te dwingen zich wel aan de vergunningvoorschriften te houden. De advocaat stelt dat er twee wegen zijn waarlangs Gerards zich dit kan bereiken. Welke twee wegen zijn dat? (4 pnt)

Gerards is het eigenlijk überhaupt niet eens met de verleende omgevingsvergunning en besluit daartegen een bezwaarschrift in te dienen bij het college. Het college verklaart het bezwaar ongegrond, waarna Gerard in beroep komt tegen de beslissing op bezwaar bij de rechtbank. Hangende het beroep bij de rechtbank wordt echter door het college erkend dat de omgevingsvergunning onrechtmatig is verleend. Daarop trekt Gerards zijn bij de rechtbank ingediende beroep in. Vervolgens vordert Gerards bij de burgerlijke rechter vergoeding van de schade die hij zegt te hebben ondervonden van het hebben moeten voeren van procedures rond de bouw van het gewraakte bouwwerk. Het college stelt zich in die procedure voor de burgerlijke rechter op het standpunt dat de onrechtmatigheid van het besluit nooit bestuursrechtelijk is vastgesteld. Het besluit heeft inmiddels formele rechtskracht.

B. Leg uit wat met ‘formele rechtskracht’ wordt bedoeld en wat de functies zijn van het beginsel van formele rechtskracht. (5 pnt)

C. Is er gelet op de rechtspraak van de HR een mogelijkheid voor Gerards om te ontsnappen aan de formele rechtskracht van de omgevingsvergunning? (4 pnt)

A

A. Gerards kan het college vragen om handhavend op te treden tegen Davids nu deze de aan de
omgevingsvergunning verbonden voorschriften niet naleeft. Gerards kan echter ook in een civiele procedure Davids op de niet-naleving van bedoelde voorschriften aanspreken. Dat deze tweede mogelijkheid bestaat naast de bestuursrechtelijke weg van handhaving heeft de Hoge Raad uitgemaakt in het arrest Zegwaard/Knijnenburg. In plaats van het arrest Zegwaard/Knijnenburg kan worden vermeld: HR Kuunders/Milieuorganisaties.

B. Een besluit heeft formele rechtskracht als het rechtens onaantastbaar is geworden, dat wil zeggen dat er geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen meer tegen openstaan. Dit beginsel van de formele rechtskracht heeft twee functies. Allereerst heeft het een functie in de rechtsmachtverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter nu het voorkomt dat de burgerlijke rechter alsnog en mogelijk anders gaat oordelen over een rechtsvraag die bij de bestuursrechter thuishoort. In de tweede plaats dient het beginsel van formele rechtskracht de rechtszekerheid. Als de termijn om bestuursrechtelijke rechtsmiddelen tegen een besluit aan te wenden ongebruikt is verstreken mogen belanghebbenden uitgaan van de rechtmatigheid van dat besluit.

C. In het arrest Heesch/Van den Akker heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat voorop moet worden gesteld dat wanneer tegen een besluit een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan en deze niet is benut of deze niet met succes is benut, de burgerlijke rechter ervan dient uit te gaan dat het besluit zowel wat zijn wijze van totstandkoming als wat zijn inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. De daaraan verbonden bezwaren kunnen evenwel door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard. Het betreft hier vooral situaties waarbij de burger niet kan worden verweten dat hij de bestuursrechtelijke procedure niet heeft gevolgd. Dat is bijvoorbeeld het geval waarin de intrekking van het bezwaar of beroep, zoals in dit geval, is ingegeven door de erkenning van het bestuursorgaan dat het bestreden besluit onrechtmatig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly