Waterreabsorptie Flashcards
Proximale tubulus
Door actieve reabsorptie van deeltjes zal de osmolaliteit aan de binnenkant in het interstitium hoger zijn dan in de tubulus -> reabsorptie van water, passief
Dunne deel Lis van Henle
Neergaande deel is doorlaatbaar voor water: er zitten eiwitten in het celmembraan waar water doorheen kan: aquaporines. Hoe dieper in de merg, hoe hoger de osmolaliteit: water wil uit lis. De stijgende lis is afgesloten voor water, de osmolaliteit zal dalen door actieve Na reabsorptie
Invloed ADH
Hoog ADH: verhoogd osmolaliteit urine
Laag ADH: plast zoveel water uit als maar kan, lage osmolaliteit
Normale urine osmolaliteit
300 mOsm/kg, tot max 1200 mOsm
AQP-1
Zitten in PT en dalende been lis, aan de apicale en basolaterale zijde, constitutief
AQP-2
Hoofdcel verzamelbuis, apicale zijde, reguleerbaar. Liggen in vesicles klaar om gebruikt te worden: hangt af van vasopressine AVP = ADH
TAL: drijvende kracht vd gradiënt
heeft enorme hoeveelheid actief transport: 25% Na reabsorptie
Ureum
Kan niet door verzamelbuis heen -> sleurt water mee naar buiten -> niet maximaal water kunnen reabsorberen -> ureum transporters die ook een ureumgradiënt maken -> meer ureum in merg: zorgt voor pislucht. Wordt ook gedreven door ADH
Regulatie ADH secretie
- secretie vanuit hypofyse achterkwab
- rek van bepaalde sensoren bepaalt of de osmolariteit te hoog of laag is
- renaal: via water-kanalen in CCT en MCD: osmoreceptoren. ADH
- centraal: dorstreflex: osmoreceptoren
Hyponatriëmie
[Na] te laag, te veel water in je lichaam. Vaak teveel ADH
Hypernatriëmie
[Na] te hoog, te weinig water, waarom drinkt de patiënt niet