Osmoregulatie versus volumeregulatie Flashcards

1
Q

ADH: osmoregulatie

A
  • verlies van meer water dan zout leidt tot volume depletie en hypernatriëmie = verhoogde osmolaliteit
  • > activeert de osmoreceptoren in de hersenen en stimuleert de ADH secretie
  • > dorst, toegenomen water reabsorptie verzamelbuizen. vasoconstrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

RAAS: volumeregulatie

A
  • verlies van water en zout leidt tot volume depletie
  • leidt tot vertraging vh HMV, bloeddruk en renale hypoperfusie (NaCl aanbod in macula densa) -> activeert RAAS -> vasoconstrictie & toegenomen natrium reabsorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aldosteron

A
  • doet volumeregulatie via natriumreabsorptie

- doet kaliumregulatie via de regulatie van kaliumsecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atriaal Natriuretisch Peptide

A

Eiwitje wat in je atrium gemaakt wordt, doet het omgekeerde van RAAS -> beschermt je tegen teveel ECV -> leidt tot natriumexcretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Samenhang osmo- en volumeregulatie

A
  • volumebalans gaat voor
  • osmoreceptoren op gegeven moment: bloeddruk is te laag, schakelen osmoregulatie uit
  • normaal gaat ADH hoeveelheid op plasma osmolaliteit. Bij grote volume afname neemt ADH ook toe -> niet-osmotische ADH secretie -> bloeddruk op peil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Regulatie van de bloeddruk

A
  • HMV (CO): hangt af van ECV
  • Perifere vaatweerstand (SVR)
    Bloeddruk = CO * SVR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly