Klinische stoornissen in de waterbalans Flashcards

1
Q

Hyponatriëmie

A

< 136 mmol/L

  • waterretentie
  • neurologische complicaties
  • meestal verlaging vd osmolaliteit vd ECV
  • acuut: celzwelling
  • chronisch: te snelle correctie gevaarlijk (osmotische demyelinisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Appropriate ADH-afgifte

A

= non-osmotische ADH afgifte = afgifte ADH bij verlaagd bloedvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SIADH (waterretentie)

A

Inappropriate ADH-afgifte: hoeveelheid osmolen blijft gelijk intra en extracellulair, maar primair is er een toename van water die zich verdeelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hypovolemische hyponatriëmie (zoutverlies)

A

Volumeregulatie krijgt voorrang op osmoregulatie: bijv bij zoutverlies -> dusdanige volumedepletie dat ADH aan gaat staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hypervolemische hyponatriëmie (zoutretentie)

A

Hart werkt zo slecht dat er een verlaagd effectief arterieel bloedvolume is -> circulatie denkt dat er volumedepletie is -> ADH wordt aangezet -> water wordt vastgezet -> RAAS staat ook aan -> ook natriumretentie -> oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behandeling acute hyponatriëmie

A

Water uit de cellen halen met hypertoon zout -> effectieve osmolen in de bloedbaan die water aantrekken vanuit cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling chronische hyponatriëmie

A
  • waterbeperking
  • ureum: bewerkstelligt osmotische diurese
  • lisdiuretica
  • tolvaptan: gaat zitten op receptor ADH
  • SGLT2-remmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overcorrectie

A
  • stop actieve therapie
  • 5% glucose (netto water geven)
  • soms ADH geven: desmopressine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly