Klinische stoornissen in de waterbalans Flashcards
Hyponatriëmie
< 136 mmol/L
- waterretentie
- neurologische complicaties
- meestal verlaging vd osmolaliteit vd ECV
- acuut: celzwelling
- chronisch: te snelle correctie gevaarlijk (osmotische demyelinisatie)
Appropriate ADH-afgifte
= non-osmotische ADH afgifte = afgifte ADH bij verlaagd bloedvolume
SIADH (waterretentie)
Inappropriate ADH-afgifte: hoeveelheid osmolen blijft gelijk intra en extracellulair, maar primair is er een toename van water die zich verdeelt
Hypovolemische hyponatriëmie (zoutverlies)
Volumeregulatie krijgt voorrang op osmoregulatie: bijv bij zoutverlies -> dusdanige volumedepletie dat ADH aan gaat staan
Hypervolemische hyponatriëmie (zoutretentie)
Hart werkt zo slecht dat er een verlaagd effectief arterieel bloedvolume is -> circulatie denkt dat er volumedepletie is -> ADH wordt aangezet -> water wordt vastgezet -> RAAS staat ook aan -> ook natriumretentie -> oedeem
Behandeling acute hyponatriëmie
Water uit de cellen halen met hypertoon zout -> effectieve osmolen in de bloedbaan die water aantrekken vanuit cellen
Behandeling chronische hyponatriëmie
- waterbeperking
- ureum: bewerkstelligt osmotische diurese
- lisdiuretica
- tolvaptan: gaat zitten op receptor ADH
- SGLT2-remmer
Overcorrectie
- stop actieve therapie
- 5% glucose (netto water geven)
- soms ADH geven: desmopressine