W8: HC3: Perinatale pathologie + obductie kind Flashcards
Hoe wordt perinatale sterfte gedefinieerd?
Doodgeboorte of sterfte AD 22 weken t/m 28d pp
En/of
> 500 gram geboortegwicht en/of >25 cm kruin-hiellengte (bij onbekende zwangerschapsduur)
Hoeveel perinatale sterfte in Nederland?
In 2019: 161.720 bevallingen, 164.225 kinderen
Perinatale sterfte:
7,8 promille AD-28 dagen pp (hier zitten ook alle abortussen bij)
In de a terme periode, 37-42 weken, 2 promille
Waarom was de perinatale sterfte in Nederland relatief slecht?
Bijvoorbeeld: Bij ons ook zwangerschappen beindigd wanneer kansen kind slecht ingeschat, dit zijn ook kinderen die langer dan een maand zouden overleven.
> We zijn het beter gaan doen na beginnen bespreken perinatale sterfte door gynaecologen, pathologen en velroskundigen
Wat zijn oorzaken van perinatale sterfte?
- Prematuriteit
- Dysmaturiteit (te klein voor de opgegeven zwangerschapsduur > IUGR/SGA)
- Aangeboren afwijkingen
- Placenta-afwijkingen
- Infecties (vooral opstijgende infecties van vagina naar vliezen, andere infecties relatief minder door veel awareness)
- Lage APGAR score
Wat is de rol van de patholoog bij perinatale sterfte?
- Perinatale audit bespreken - Post mortem:
Ø Onderzoek van placenta!!! (zit daar een oorzaak in?)
Ø Obductie van foetus of neonaat (indien ouders toestaan) - Ad vitam (geboren, en daarna overlijden):
Ø Onderzoek van elk weefsel dat noodzakelijk wordt geacht door de behandelend arts (niet alle kinderen overlijden!) (biopten)
Welke afwijkingen kan je zien aan de placenta?
- Te laag gewicht/insufficientie (bijv placenta te klein of werkt niet goed)
- Terminale villus deficientie (probleem aanleg placenta zelf)
- Pre-eclampsie (maternaal probleem)
- Solutio placentae (te vroeg loslaten placenta, acuut)
- Intra-uteriene infecties (belangrijkste oorzaak, vooral opstijgend)
- Chronische histiocytaire intervillositis (nog niet goed begrepen, chronisch ontstekingsinfiltraat in intervilleuze ruimte)
- Navelstrengproblemen (knoop, verplaatsing/afklemming)
Welke compensatiemechanismen treden er op bij een stoornis van de placenta?
- Reactie placenta door meer terminale villi aan te maken (versnelde rijping) > hypermaturatie: een heleboel hele kleine villi
- Of door meer rode bloedcellen aan te maken in de foetus (niet-fysiologische erythroblastosis) > veel erytroblasten, met kern, in bloed foetus
Wat zijn vasculosyncetiele membranen?
In de chorionvlokken zitten de vaten helemaal aan de buitenkant, die maken dus vrijwel direct contact met bloed moeder. Alleen endotheelcel en trofoblast ertussen.
De kernen van de (syncytio)trofoblast schuiven opzij daar waar de vaten van de foetus aan de wand van de vlokken komen (om de afstand tussen het maternale en foetale bloed zo klein mogelijk te maken)
Wat kan je zien aan de placenta bij pre-eclampsie?
- Placenta is klein
- Infarcten in de placenta (geen kernen zichtbaar)
- Acute atherosclerose van de spiraalarterieen
Wat zie je aan de spiraalarterieen bij pre-eclampsie?
Je ziet een beeld van acute atherosclerose van de spiraal arterieen.
- Hierbij zie je een dikke fibrinewand om de materialen bloedvaten (waardoor vernauwing)
- In de fibrinewand komen allemaal schuimmacrofagen die het materiaal oppeuzelen.
Wat zijn opstijgende infecties? En welke risico’s gaan hiermee gepaard?
- Bijvoorbeeld chorioamnionitis, funisitis
- Frequenter dan hematogene infecties
- Vaak bacterieel (Soms gist als candida)
- Stijgen op via het geboortekanaal
- Kan premature geboorte veroorzaken
- PROM (kan ontstaan door opstijgende infecties, maar kan ze ook veroorzaken)
Wat zijn hematogene perinatale infecties?
Deze komen minder vaak voor dan opstijgende, en bereiken transplacentair de foetus.
- Villitis
- TORCH complex (toxoplasma, other, rubella, cmv, hsv)
Wat is chronische histiocytaire intervillositis?
Een ontsteking van macrofagen tussen de vlokken van de placenta, die de placenta aantasten.
- Onbekende pathogenese (maternopaternale immuunrespons)
- Herhalingsrisico >80%
- Hoge kans op IUGR of IUVD (ivm beperkte gaswisseling)
- Belangrijke overweging bij recidiverende miskramen (of IUGR/prematuur)
- Gedurende de eerste COVID golf werd een vergelijkbaar beeld gezien. Hierbij werd gezien dat COVID heel specifiek de (syncytio)trofoblast kon infecteren.
Wat zie je histologische bij chronische histiocytaire intervillositis
- Allemaal macrofagen in de intervilleuze ruimte
- Macrofagen zorgen voor fibrineneerslag, waardoor naburige vlokken niet meer meedoen met de gaswisseling
- Ook maken de macrofagen een deel van de villi kapot, waardoor ze ook niet meer meedoen met gaswisseling
Wanneer kan navelstreng omstrengeling optreden?
- Bij een relatief lange, slappe, navelstreng die mogelijk om de hals van de foetus kan komen te liggen.
- Probleem vaak pas echt wanneer de baring gaat inzetten.
- Heel zelden kan er een knoop ontstaan in de navelstreng door bewegelijkheid van de foetus.