W6 HC.3 Verwerking suiker, vet en aminozuren na maaltijd Flashcards
Hoeveel glucose/min verlaat de circulatie na een nacht vasten?
130 mg glucose/ min
- hersenen + erytrocyten: 90 mg/min
- spieren: 25 mg/min
- vetweefsel + nieren: 15 mg/min
Hoeveel glucose hebben we per dag nodig?
130 mg/min = 150-200 gram koolhydraten
Wat gebeurt er als we per dag meer KH eten?
Tot 200 gram koolhydraat wordt gebufferd door glycogeen. Als je meer dan 200-300 gram koolhydraten per dag eet, wordt het overige in vet omgezet.
-> Het is een ingewikkeld proces om koolhydraten om te zetten in vet. Het zorgt voor slechts 10% van de vettoename. De rest van de vettoename wordt veroorzaakt door het niet gebruiken van vet voor de energievoorziening.
Wat gebeurt er als we per dag minder KH eten? bv. 150 g
Er vindt oxidatie van opgeslagen vet plaats. Er ontstaat echter wel een tekort aan glucose en vanuit vetzuren kun je geen glucose maken. Dit is een probleem voor de hersenen en elektrocyten, omdat deze alleen energie halen uit glucose.
-> Uit eiwitten kan het lichaam wel koolhydraten maken. (dus daarom spierafbraak)
Wat is gluconeogenese?
Het proces waarbij eiwitten (aminozuren) door de lever omgezet worden in glucose.
-> Deze situatie kan niet lang blijven bestaan, omdat dit ten koste gaat van functie (van eiwitten).
Wat gebeurt er als er soms wel en dan weer geen glucose vanuit het darmkanaal wordt aangevoerd?
De bloedsuikerspiegel varieert met de maaltijden, binnen een beperkte grens. De lever is hier verantwoordelijk voor.
-> tijdens de maaltijd wordt glycogeen opgebouwd
-> tussen maaltijden in wordt glycogeen afgebroken.
Het wordt gereguleerd door het hormoon insuline. Zodra de bloedsuikerspiegel gaat stijgen, stijgt de insulinespiegel ook. Bij het dalen van de insuline concentratie zal glucose vrijkomen uit het leverglycogeen.
Energievoorraden in het lichaam:
- KH (glucose) = 15 g = 60 kcal
- KH (glycogeen) = 400 g = 1600 kcal
- Vet = 15000 g = 135000 kcal
- Eiwit = 6000 g = 24000 kcal
Intake per dag (gemiddeld dieet):
- KH = 250 g = 1000 kcal
- Vet = 100 g = 900 kcal
- Eiwit = 100 g = 400 kcal
Welke voedingstoestanden zijn er?
- Storage mode
- Production mode
De opslag modus kent twee condities, welke?
- Well-fed state: goed en regelmatig gevoed
- Early-refed state: een maaltijd na een periode van vasten.
De productie modus kent vier condities, welke?
Post-absorptive:
- 4-12 uur (overnacht vasten).
- Energie komt nu uit glucose voorraad en leverglycogeen (glycolyse en glycogenolyse)
Early fasting state:
- 12-36 uur vasten
- Vnml. eiwitten worden afgebroken om glucose te produceren (gluconeogenese en netto eiwitafbraak), maar ook lactaat en glycerol.
Fasting state:
- >36 uur vasten
- Tijdens langdurig vasten komen veel vetzuren vrij die in de lever worden geoxideerd. Er ontstaan ketonlichamen als afvalproduct van de lever, deze komen in de circulatie. Er is nu verminderde eiwitafbraak omdat er verminderde glucose behoefte is. Deze glucose behoefte vermindert omdat de ketogenese opgestart is.
Starvation:
- > week
- de hersenen functioneren nu op ketonlichamen (lipolyse, ketogenese)
Metabole paden van de storage mode:
- glycogenese
- lipogenese en TG synthese
- netto eiwitsynthese
- (meer glycolyse, minder vetzuuroxidatie)
Metabole paden van de production mode:
- gluconeogenese
- glycogenolyse
- lipolyse (=intracellulair TG afbraak)
- ketogenese; ketonlichaam oxidatie
- netto eiwitafbraak
- (minder glycolyse en meer vetzuuroxidatie)