W1 HC.2 Inleiding in de KJP Flashcards

1
Q

Feitjes kinder- en jeugdpsychiater:

A
  • Specialisme psychiatrie = 4,5 jaar
  • Alle psychiaters volgen verplicht een stage KJP in hun opleiding (van minimaal 6mnd)
  • Onderzoekt kinderen en jongeren met complexe, ernstige psychische problemen.
  • Behandelt en begeleidt hen en hun ouders.
  • 75% vd psychiatrische aandoeningen ontstaat voor 25e jaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ziektebeelden naar leeftijdsfase:

A
  • ADHD <6
  • Autisme <6
  • Fobieën <6
  • OGS (oppositionele gedragsstoornis) <6
  • NGS (norm overschrijdende gedragsstoornis) 6-11
  • Anorexia 12-17
  • SAS (sociale angststoornis) 12-17
  • Psychose 17-18
  • Depressie 18+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagnose onder 18 jr

A

ADHD: 72,5 %
Anorexia: 37,3% (54,5% <25)
SAS: 75,4%
Psychose: 11,2% (45,5% <25)
Psychiatrische stoornis algemeen: 54,1% (68,3% <25)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geslachtsverschillen in de ontwikkeling van psychopathologie:

A
  • Ontwikkelingsstoornissen die al op jonge leeftijd bestaan bv. autisme, taalontwikkelingsstoornissen, ADHD: jongens>meisjes
  • Stoornissen die in de adolescentie beginnen bv. depressie, eetstoornissen: meisjes>jongens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leren denken in driehoek:

A
  • Psychopathologie
  • Omgeving (bv. opvoeding)
  • Ontwikkeling
    -> Want kinderen, maar ook volwassenen blijven zich ontwikkelen!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkelingsaspect

A

Symptoom: normaal - afwijkend
Enuresis: 3jr - 8jr
Separatie angst: 24mnd - 5jr
Negativisme: 2jr - 7jr
Taakjes niet afmaken: 3jr -10 jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychose:

A
  • Een op de drie - vijf kinderen hoort wel eens stemmen, dit gaat meestal vanzelf weer over. Bij adolescenten is het ca. 7,5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kwantitatieve variatie:

A

Meeste (gedrags)problemen kunnen best gezien worden als kwantitatieve variaties, ipv aanwezige vs afwezige categorieën
-> Vb. aandacht en concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bronnen bij diagnostiek?

A
  1. Gesprek: met kind + met ouders
  2. Vragenlijsten: zelf, ouder, leerkracht
  3. Observaties: gesprek, opnames, op school, thuis
  4. Aanvullend PO: cognitief, emotioneel-sociaal, specifieke tests
  5. Voorgeschiedenis: ontwikkelingsanamnese, somatische voorgeschiedenis, familieanamnese, schoolinfo
  6. Lichamelijk onderzoek, evt. AO: lab, brain imaging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etiologie:

A
  • Er is niet één oorzaak
  • Multipele factoren die het ontstaan en beloop van psychiatrische stoornissen bepalen
  • Twee polen: kindfactoren + omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Determinanten:

A

Kwetsbaarheid (vs weerbaarheid: resilience):
-> Biologisch: genetisch, HPA-as, neurofysiologische, structurele factoren
-> Psychologisch: IQ, geheugen, executieve functies, sociale vaardigheden
Omgevingsrisicofactoren (vs kansen)
- Prenatale risico’s, ouder-kind interactie, life events (bv seperatie van ouders, echtscheiding, ziekte, ongeval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ACE model:

A

Fenotype = A+ C+ E
- A = additieve genetische effecten (heritability)
- C = common (gedeelde) omgeving: gebeurtenissen die beide tweelingen overkomen op dezelfde manier
- E = environment: unieke omgeving: gebeurtenissen die een van de tweelingen meemaakt, maar niet de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gen-omgevingscorrelatie:

A

DRD4 polymorfise (impulsiviteit):
Gemiddeld aantal huwelijke van DRD4 moeders was groter dan in niet-DRD4 moeders
-> Risicomoeders induceren conflicten of kiezen instabiele partners waardoor een groter risico op echtscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gen-omgevingsinteractie:

A

MAO-A gen codeert voor enzym dat in de hersenen verantwoordelijk is voor de afbraak van o.a. serotonine en dopamine
- Te weinig van dit enzym resulteert in agressief en impulsief gedrag

Verwarrend:
- Geringe MAO-A activiteit -> agressie
- Verwaarlozing -> agressie
- Geringe MAO-A activiteit + verwaarlozing -> agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Samenvattend:

A

Oorzaken voor ontstaan of onderhouden van psychiatrische stoornissen zijn een complex van, elkaar in de tijd wederzijds beïnvloedende biologische en psychosociale factoren.
-> We staan nog maar aan het begin om deze processen te begrijpen: er valt nog veel te doen op dit terrein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling, hoe?

A
  • Praten (psycho educatie (PE), protocollaire behandeling, psychotherapie: bv. CGT)
  • Doen (speltherapie, vaktherapie, runningtherapie, oudertraining)
  • Medicatie
  • Overig: EMDR, PRT, ECT, VR
17
Q

Protocollaire behandeling:

A
  • Diagnose specifieke behandeling
  • Technieken en methoden van moment tot moment beschreven in een protocol.
18
Q

Overige behandelingen beschreven

A
  • EMDR (eye movement desensitization reprocessing): methode voor behandeling PTSS/ trauma gerelateerde psychopathologie
  • PRT (pivotal response treatment): behandeling gericht op communicatie en motivatie voor kinderen (bv. bij autisme)
  • ECT: Electroshocktherapie voor depressie of therapieresistente psychoses (zelden bij kinderen); vooral bij uitbehandelde patiënten
  • VR: gebruik bij angstbehandeling (exposure), psychose (vermindering achterdocht)