vragen 25-50 Flashcards
1
Q
patere legem qua ipse fecisti
A
-‘ onderga de wet die je zelf hebt gemaakt’
- arb
-
2
Q
wederkerig bestuursrecht
A
vooraleer administratieve OH een eenzijdige bestuursbeslissing kan nemen, neemt zij contact op met de bevolking.
- Nederlandse invloed
3
Q
vertrouwensbeginsel
A
- ARB’b in de HDN staan naast en ter aanvulling van de wet, niet erboven, (legaliteitsbeginsel > vertrouwensbeginsel)
- toch soms contra legem werking mogelijk: strenge invulling (fiscaal contentieus) vertrouwensbeginsel
- 3 vw:
1) bestuur begaat een vergissing
2) door die vergissing wordt aan de rechtsonderhorige een voordeel ontnomen
3) afwezigheid van een gewichtige reden om de rechtsonderhorige dat voordeel te ontnemen
4
Q
verbod van retroactiviteit van bestuurshandelingen
A
- vorm van het rechtszekerheidbeginsel
- voor de wetgever een richtlijn, voor de UM een ARB!
- 3 uitzonderingen waar het wel is toegelaten:
1) wanneer de wetgever het uitdrukkelijk heeft toegelaten
2) wanneer de retroactiviteit vereist is voor de continuïteit van de openbare dienst (kb uitgevaardigd tijdens lopende zaken
3) herstel van gelijke behandeling (aan drie categorieën van burgers wordt er een voordeel gegeven en aan de vierde niet, wordt vernietigd , terugwerkende kracht voor cat 4)
5
Q
fair play-beginsel
A
- bestuur moet de nodige fair play aan de dag brengen inzake openheid transparantie en moedwilligheid.
- vb. verbod op beslissing in extremis. = beslissing die snel snel genomen wordt.
- bv twee gemeenten gaan fuseren , nemen twee secretarissen aan terwijl er maar een nodig is
6
Q
onpartijdigheidsbeginsel
A
- objectieve component: het college zelf moet onpartijdig zijn en dus structureel op geen enkele manier verbonden zijn met de overheid waarover beslist moet worden.
- subjectieve component: de rechter zelf moet onpartijdig zijn, geen persoonlijke betrekking, gene individuele band, ook als nog maar het vermoeden van schijn van partijdigheid is.
- niet even absoluut: twee situaties waarin het wordt overruled
1) gevolg van de wet omdat de wet boven het arb staat.
oftewel kan er geen sanctie worden opgelegd omdat er dan een schijn van partijdigheid zou kunne zijn, oftewel werkt het systeem met een mogelijke partijdige lid.
2) beginsel komt in strijd met de structuur zelf van de hiërarchische organisatie.
bv. ambtenaar beledigt minister. minister moet tuchtbeslissing nemen, maar hij is zelf so, niet erg anders is er een structurele verlamming.
7
Q
consistentiebeginsel
A
- zorgvuldigheidsprincipe
8
Q
redelijkheidsbeginsel
A
- inhoud van een beslissing
- veel gevallen: adm OH beschikt over een discretionair bevoegdheid, een beleidsruimte om de meest geschikte oplossing te vinden in het algemeen belang. hierbij moet de OH rekening houden met het redelijkheidsbeginsel , wat niet het geval is bij de gebonden bev.
- heeft het bestuur de grenzen van de redelijkheid niet overschreden? : de rechter gaat over tot marginale toetsing
9
Q
continuiteitsbeginsel
A
- de staat moet constant georganiseerd blijven en noodzakelijke beslissingen moeten kunnen worden genomen
- lopende zaken
10
Q
materieel motivering
A
- geldt als ongeschreven AB voor alle bestuurshandelingen met een algemene draagwijdte
- draagkrachtige motieven.
- hoeven niet verwoord te worden in de akte zelf. , maar in het administratief dossierd
- valt niet onder het toepassingsgebied van de wet van 91.
11
Q
formele motivering
A
- geldt voor individuele beslissingen
- uitdrukkelijke motivering, de motieven moeten aangegeven zijn.
- bevat een dictum
- fed OH is bev voor de algemene motiveringswet
- wet van 91 is de minimumnorm, ook deelstaten zijn gebonden
- deelstatelijke administratieve oh mogen natuurlijk wel een grotere bescherming bieden
12
Q
transparantiebeginsel
A
- ratio achter de wet
- bezint er ge begint
13
Q
hoorplicht
A
- vs rechten van verdediging
- = het recht om gehoord te worden of om zijn standpunt naar voren te brengen. alvorens een beslissing wordt genomen zal de hoorplicht moeten worden toegepast. bv . vergunning.
toepassen bij
1) ernstige maatregel kan worden genomen
2) maatregel die nadelig is voor de rechtsonderhorige
3) bij het verwijt van het gedrag van de betrokkene
14
Q
beginselen van behoorlijk burgerschap
A
materieel vs formeel
15
Q
motiveringsplicht
A
materieel vs formeel