VOW's en CGO's Week 2 Flashcards
betekenis panaritium + symptomen
ontsteking van de nagelriem (met uitbreiding naar de rest van de vinger
- tumor
- rubor
- calor
- dolor
- functio laesa
betekenis sinus pilonidalis + symptomen
abces veroorzaakt door een ontsteking door een bacteriele infectie bij een ingegroeide haar inde huid
- rubor
- calor
- dolor
- functio laesa
begrip PAMP’s
pathogen-associated molecular patterns. Micro-organismen kunnen echter ook direct worden herkend aan hun evolutionair geconserveerde moleculen aan het celoppervlak. herkend door de verschillende patroonherkenningsreceptoren zoals Toll-like receptoren waardoor de ontstekingsreactie op gang komt door het vrijkomen van boodschapper moleculen, ontstekingsmediatoren genaamd.
geef het schema hoe een cell naar adaptie of necrosis/apoptosis gaat
beschrijf het proces van apoptose
beschrijf welke stimuli leiden naar apoptose of necrose
beschrijf de pathologie dat het klinisch beeld calor en rubor geeft
Onder invloed van ontstekingsmediatoren, waarvan histamine een voorbeeld is, treedt relaxatie van het glad spierweefsel in de arteriolen op en laten deze door verwijding meer bloed door. Ook worden meer capillairen met bloed gevuld. Er is dus een toename van de hoeveelheid bloed die doorstroomt. it maakt dat ontstekingscellen uit het midden van de bloedstroom als het ware naar de wanden die worden gevormd door het endotheel worden gedrukt (vloeistof dynamica), zodat zij contact kunnen maken met het de endotheelcellen en als het ware eroverheen rollen. Hierdoor remmen de leukocyten nog meer af en gaan zij in toenemende mate hechten (adhesie) aan het endotheel.
hoe ontstaat toename van permeabiliteit van vaten bij ontsteking
samentrekken van de endotheel cellen onder invloed van ontstekingsmediatoren zoals histamine, bradykinine en leukotrieënen. (tijdelijk
stelling: transsudaat is eiwit- en celrijk
onjuist, transsudaat is eiwit en cel-arm. exsudaat is wel eiwit en celrijk
fysiologie transsudaten en exsudaten
transsudaten worden gezien bij een verhoogde druk in het vat door stuwing zoals bij hartfalen waarbij het hart het bloed niet voldoende kan wegpompen of bij een verlaagde colloïd osmotische druk omdat er te weinig eiwitten in de bloedbaan zijn. Het vocht kan dan niet voldoende uit het interstitium terugstromen naar het vat. Hongeroedeem is hiervan een voorbeeld.
wat omvat cellulaire reactie?
Leukocyt adhesie, transmigratie en chemotaxis
Leukocyt activatie
Fagocytose en afbraak van de schadelijk agens (bv. een bacterie)
onder welke 3 factoren worden de leukocyten en de endotheelcellen geactiveerd bij de ontstekingsreactie?
A: herdistributie van de receptoren aan de zijde van de cel waar ze het meest nodig zijn, in dit geval het adhesiemolecuul P-selectine aan de lumenzijde van de endotheelcellen.
B. het aanmaken van extra adhesiemoleculen.
C. het verhogen van de gevoeligheid van de adhesiemoleculen door conformatieveranderingen.
Onderscheid alle cellen in deze bronchopneumonie
Zijn de rode of de groene pijlen pro-inflammatoir
Het reduceren van de adhesie van leukocyten en bloedplaatjes (groene pijlen) zorgt er onder andere voor dat er minder cellen uit de bloedvaten naar de plaats van de schade kunnen gaan: het effect is dus remmend (anti-inflammatoir).
welke 2 vormen van herstel kan onderscheiden worden in de klinische setting?
Herstel van het weefsel/parenchym in zijn oorspronkelijke vorm (per primam), ook wel regeneratie genoemd: je ziet er niks meer van.
Herstel door vorming van bindweefsel (per secundam): je ziet een litteken.
wat beïnvloed of er regeneratie of een litteken komt op een snijwond
Wel of niet aanwezig zijn van stamcellen.
Proliferatieactiviteit van het weefsel.
Mate van beschadiging van de extracellulaire matrix.
geef 5 klachten die passen bij specifiek een onderste luchtweginfectie
Productieve hoest (hoesten met slijm of pus)
Crepitaties (krakende ademgeluiden bij het inademen)
Rhonchi (snorrende ademgeluiden door slijm in de luchtwegen)
Verlengd expirium (langere uitademingsfase)
Dyspneu (moeite met ademhalen), eventueel gecombineerd met een lage zuurstofsaturatie, tachypneu (snel ademen), intrekkingen, neusvleugelen of zelfs cyanose (blauwe verkleuring van huid of lippen door zuurstoftekort).
waar zou de lijn liggen tussen de middelste en onderste luchtwegen zitten
ter hoogte van de stembanden, de trachea en de subglottis horen bij de onderste luchtwegen
welke verwekker wekt het rhinosinus
rhinovirus, para-influenza (RSV)
welke verwekker wekt kinkhoest
bordetella perussis, bordetella parapertuss
welke verwekker wekt bronchitis
respiratoir syncytieel virus (RSV), influenzavirus humaan metapneumonie (hMPV)
welke verwekker wekt pneumonie
streptoccuc pneumoniae (pneumokokken), mycoplasma pneumoniae staphylococcus aureus
welke verwekker wekt de griep
influenza virus
welke verwekker wekt faryngitis en tonsillitis
rinovirus, epstein-Barr virus (EBV) en groep A-streptokokken