VOW's en CGO's Week 5 Flashcards

1
Q

Wanneer spreek je van groeps immuniteit?

A

een vaccinatiegraad tussen de 90 en 95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeelden directe transmissie

A

handen geven, niezen, soa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorbeelden indiricte transmissie

A

incl gastheer: mug, vlieg of slag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

RVP vaccinaties met directe transmissie

A

rota
drifterie
kinkhoest
polio
H. influenzae type b
pneumokokken
bof
mazelen
rodehond
meningokokken ACWY
HPV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RVP met indirecte transmissie

A

tetanus - dierenbeet/straatvuil
hepatitis B - bijv moeder bij geboorte

WHO:
gele koorts
japanse encefalitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onderverdeling RVP

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zegt het R0 getal?

A

R0 = het gemiddeld aantal secundaire besmettingen per primair geval in een volledig vatbare populatie.
- niet eerder voorgekomen -> niemand is immuun
>1 = epidemie
<1 = geen epidemie
=1 = situatie blijft ongeveer gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

begrip generatietijd

A

de gemiddelde tijd tussen het moment van besmetting van de bron en het moment van besmetting van de door deze bron geïnfecteerde secundaire gevallen. Deze tijd is soms te bepalen door bron- en contactonderzoek vroeg in de epidemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

begrip serieel interval

A

Dat is de tijd tussen de eerste ziektedag van de bron en de eerste ziektedag van de geïnfecteerde secundaire gevallen. Gemiddeld zijn de generatietijd en het serieel interval uiteraard even lang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opbouw epidemische curve (berekeing van blauwe lijn)

A

Bij de blauwe lijn hebben we op dag 12 zo’n 80 nieuwe gevallen en één generatietijd terug (dag 8) waren het er 40. Dus R0 is 80 ÷ 40 = 2. Zolang de groei nog exponentieel is maakt het niet uit wanneer de verhouding wordt bepaald. Tussen dag 8 en dag 4 was de verhouding ook 2, net als tussen dag 9 en dag 5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inschatting R0 getal van MERS, ebola, influenza, COVID-19, SARS, bof, rubella, smallpox, mazelen

A

De eerste schattingen van de R0 van COVID-19 waren ongeveer 2½, net als in het plaatje. Bij nieuwe varianten lag het R0-getal veel hoger, tot wel 10 bij de omikronvariant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

overzicht / berekening SIR model

A

Het SIR-model past dus goed bij een aantal klassieke kinderziekten die zijn opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma in het geval van een epidemie.

B (beta) = transmissiesnelheid
y (gamma) = herstelsnelheid
D = duur van infectie
–> 1/y = D

Let op dat voor de overgang van S naar I, beide variabelen (S én I) nodig zijn, want voor transmissie moet een vatbare persoon een geïnfecteerde persoon tegenkomen. De overgang van I naar R is alleen van I afhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Probeer voor jezelf te schetsen hoe de proportie vatbare, geïnfecteerde en immune mensen in de populatie verandert over de tijd, nadat één geïnfecteerd persoon is binnengekomen in een volledig vatbare populatie.

A

In het begin is iedereen vatbaar, dus S = 100%. De proportie S kan daarna alleen maar dalen. De proportie geïnfecteerde personen (I) stijgt eerst en zal na verloop weer dalen. De proportie immune personen (R) stijgt wat later en kan alleen maar doorstijgen. Uiteindelijk is vrijwel iedereen immuun en is de epidemie voorbij.

S + I + R = 100% (populatie omvang blijft hetzelfde)

In dit voorbeeld is 𝜷 = 0,4/dag en 𝜸 = 0,1/dag, dus de gemiddelde duur van infectie D = 10 dagen. In hoofdstuk 4 zullen we zien dat in dit voorbeeld de waarde van R0 gelijk is aan 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet het SIR model eruit bij levenslange immuniteit?

A

SIRS-model: ls er sprake is van een significante incubatietijd, dan wordt een extra compartiment E (Exposed) toegevoegd en krijgen we een SEIR-model, of een SEIRS-model als de immuniteit niet levenslang is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

simplificaties van SIR model

A

Geen geboorte en sterfte
Levenslange immuniteit
Geen incubatietijd
Geen leeftijdsstructuur
Geen oversterfte van geïnfecteerde personen
Geen seizoenseffecten
Alle individuen in een compartiment zijn hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onder welke variant van het SIR model valt BOF, mazelen en rodehond?

A

SIR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onder welke variant van het SIR model valt verkoudheid, chlamydia en schurft?

A

SIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Onder welke variant van het SIR model valt malaria

A

SIRS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Onder welke variant van het SIR model valt SARS en MERS

A

SEIR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Onder welke variant van het SIR model valt covid 19

A

SEIRS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

geef de afleiding van R0

A

Deze 𝜷/𝜸 is nu het basisreproductiegetal R0, met de bekende voorwaarde R0 > 1 voor een uitbraak. Kortom, het gaat om de verhouding tussen de transmissie-snelheid 𝜷 en de herstelsnelheid 𝜸. En dat is weer hetzelfde als R0 = 𝜷 × D, oftewel de transmissie-snelheid 𝜷 maal de gemiddelde duur van infectie D.

Tenslotte, de transmissie-snelheid 𝜷 wordt vaak weer voorgesteld als een vermenigvuldiging van een besmettingskans b maal het aantal contacten per tijd c.

Dat geeft R0 = b × c × D als de uiteindelijke formule.
b = besmettingkans per contact
c = aantal contacten per tijdseenheid
D = duur van besmetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

maatregel voor b

A

vaccinatie
afstand houden
handen wassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

maatregel voor c

A

geen evenementen
horeca sluiten
thuis werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

maatregelen voor D

A

intensief testen
ziektegevallen opsporen en isoleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

begrip effectief reproductiegetal Rt

A

De definitie is als volgt: Rt = het gemiddeld aantal secundaire besmettingen per primair geval in een niet meer volledig vatbare populatie over de tijd.

ook wel Re genoemd, maar meestal kortweg R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

berekening kritische vaccinatiegraad

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Als de vaccinatiegraad hoog genoeg is voor groepsimmuniteit, waarom zien we dan toch soms een uitbraak?

A

Het vaccin werkt niet 100%
Er is sprake van afnemende effectiviteit van het vaccin
Er is sprake van clustering van ongevaccineerde mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

alternatieve formule als een vaccin niet 100% werkt voor de kritische vaccinatiegraad

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

begrip dermatofycosen

A

oppervlakkige schimmelinfecties van de huid. oorzaak = dermatofyten (huidplant), produceren enzymen die keratine afbreken, op huid haren en nagels

indelen op plek op het lichaam
of indelen op species: tricophyton, microsporon, epidermophyton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

begrip tinea corporis

A

schimmelinfectie van het lichaam, volksmond: ringworm (niet door worm veroorzaakt!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

begrip onychomycose

A

schimmelinfectie van de nagels, volksmond: kalknagel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

begrip tinea pedis

A

schimmelinfectie van de voet, volksmond: zwemmerseczeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

waar/niet waar:Dermatomycosen komen vaker voor bij kinderen dan volwassenen.

A

niet waar. Alhoewel tinea capitis wel vaker wordt gezien onder 11 jaar, is dit voor de meeste dermatomycosen niet waar. Bijvoorbeeld onychomycose, hiervan neemt prevalentie toe met oplopende leeftijd. Bij tinea corporis ligt piek van prevalentie tussen 25-45 jaar en bij tinea pedis ligt de piek prevalentie tussen 30-60 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

waar/niet waar: 50% van de volwassenen heeft last van tinea pedis.

A

niet waar, is 10-30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

waar/niet waar: 20% van de volwassenen heeft onychomycose.

A

niet waar, is 3-11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

waar/niet waar: 80% van de schimmelinfecties van de huid geneest in 4 weken indien behandeld.

A

waar, maar onychomycose en tinea capitis behoeven langere behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

waar/niet waar: In het voorjaar komen de meeste schimmelinfecties van de huid voor

A

niet waar, zomer en herfst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

kenmerken passend bij klassieke tinea corporis

A

fijne schilfering, rode plek, opheldering/genezingstendens in het midden, scherp begrensd. verheven rand, milde jeuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

niet kenmerkende symptomen voor schimmelinfectie huid

A

pijn, atrofie, onscherp begrensd, wit verkleurd, grove schilfering, wonden,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

begrip KOH-preparaat

A

Hiervoor neemt men een schilfer, schraapsel, stukje nagel of uitgetrokken haar. Dit wordt tussen objectglaasjes geplaatst en kaliumhydroxide (KOH) toegevoegd. Door het KOH lossen de celwanden en hoornmateriaal op maar de schimmeldraden niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

begrip Wood’s lamp

A

Een Wood’s lamp gebruikt UVA licht, schimmels en gisten lichten in verschillende kleuren op zoals geel, groen of rood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

behandeling schimmel

A

schimmeldodend en/of groeiremmend (schimmels en gisten/antimyotica ofwel antifungale therapie)
creme of oraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

behandeling Candida en Malassezia

A

azolen. Voorbeelden van azolen zijn clotrimazol (vaak gebruikt in crèmes voor huidschimmelinfecties), miconazol, en fluconazol. Infecties veroorzaakt door dermatofyten zijn over het algemeen gevoelig voor terbinafine en azolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

5 gronden op basis waarvan beroepsgeheim doorbroken mag worden

A

Er is toestemming van de patiënt
Er is veronderstelde toestemming van de patiënt
Er is een wettelijke spreekplicht of meldrecht
Er is een conflict van plichten
Er is een zwaarwegend belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

respect voor autonomie obv beroepsgeheim

A

je respecteert de autonomie van de patiënt door als eerste stap altijd proberen toestemming van de patiënt te verkrijgen voor het delen van informatie. Informed consent is dan de norm, waar de waarde respect voor autonomie bij hoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

niet schaden/weldoen obv beroepsgeheim

A

Wanneer je nadenkt over het doorbreken van het beroepsgeheim zul je inschatten op welke manier je schade berokkent aan de patient, maar ook op welke manier je goed kan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

subsidiariteit obv beroepsgeheim

A

dat je het minst ingrijpende middel moet inzetten om een bepaald doel te bereiken. ls je dan besluit om te doorbreken, wil je zo weinig mogelijk informatie delen, dat is het minst ingrijpend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

proportionaliteit obv beroepsgeheim

A

betekent dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen het doel en het ingezette middel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

eerlijkheid obv beroepsgeheim

A

Mensen vinden het, over het algemeen, belangrijk om eerlijk te zijn. Eerlijkheid zou je dus kunnen zien als een ethische waarde. Maar juist als arts, kan je door je beroepsgeheim niet altijd eerlijk zijn, ook al zou je dat intuïtief wel willen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

begrip maculopapuleus exantheem

A

De huiduitslag kan zowel vlekken als bultjes tegelijk laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

begrip rash

A

meestal van voorbijgaande aard (binnen enkele dagen weer verdwenen) en komt op de kinderleeftijd veel voor bij virale infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

verwekkers van exantheem

A

varicella zoster virus, enterovirus, parvovirus B19, humaan herpesvirus 6, en bij niet-gevaccineerde patiënten rubella (rode hond) en mazelenvirus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

omschrijving VZV en manier overdracht

A

het waterpokvirus, is een veel voorkomende kinderziekte in Nederland. VZV is zeer besmettelijke virusinfectie die wordt overgedragen via druppels en aerosolen, of via direct contact van de slijmvliezen met de inhoud van de blaasjes, kinderziekte

54
Q

klinische presentatie VZV

A

koorts, malaise en karakteristieke rash met blaasjes (papels/blaasjes in verschillende stadia)

55
Q

diagnostiek vzv

A

karakteristieke klinische presentatie, eventueel PCR op blaasjesvocht

56
Q

beleid vzv

A

<12: geen behandeling
met complicaties: antivirale middel aciclovir
- varicella pneumonie
- immuungecompromitteerde kinderen
symptomatisch behandeling: pijnstilling, jeukverlichting, huidinfectie met antibiotica

57
Q

omschrijving exanthema subitum

A

zesde ziekte, humaan herpesvirus 6 (HHV6), is een kinderziekte en heeft een piek op de leeftijd van 6-9 maanden. Het merendeel van de infecties wordt doorgemaakt vóór de leeftijd van 2 jaar. Op volwassen leeftijd heeft >95% antistoffen.

58
Q

klinische presentatie Exanthema subitum

A

acuut hoge koorts zonder duidelijke andere symptomen
bij verdwijnen koorts ontstaan vlekjes (romp naar nek en armen)
BLI en opgezette lymfeklieren in nek
lente

59
Q

diagnostiek Exanthema subitum

A

typische klinische kenmerkenen
eventueel bloedonderzoek een antistofrespons worden aan getoond of een HHV-6 PCR worden gedaan.

60
Q

beleid exanthema subitum

A

geen specifieke behandeling
symptomatisch behandelen koorts

61
Q

omschrijving erythema infectiosum

A

vijfde ziekte’ genoemd, en wordt veroorzaakt door het parvoB19 virus, kinderziekte

62
Q

klinische presentatie erythema infectiosum

A

Vroege symptomen zijn vaak mild en kunnen omvatten:

Lage koorts
Malaise
Hoofdpijn
Milde bovenste luchtwegklachten (bijv. keelpijn, loopneus)
Gezichtsuitslag: Het kenmerkende teken van erythema infectiosum is een helderrode uitslag op de wangen, vaak beschreven als “slapped cheeks” of appelwangen.

na 1-4 dagen: rode kantachtige netvormige uitslag romp, armen en benen, vooral temperatuurwisselingen en zonlicht

63
Q

diagnostiek erythema infectiosum

A

kenmerkende klinische presentatie
Detectie van IgM-antilichamen tegen parvovirus B19 wijst op een recente infectie, terwijl IgG-antilichamen wijzen op een vroegere infectie of immuniteit.
PCR van B19-DNA parvovirus
virus kan leiden tot anemie door afname reticulocyten

64
Q

beleid erythema infectiosum

A

koortsremmende middelen
zwangere vrouwen moeten gevolgd worden op anemie risico van feutus

65
Q

omschrijving hand-voet-mond ziekte en overdragen

A

veroorzaakt door verschillende enterovirussen waarbij momenteel coxsackievirus A16, coxsackievirus A6 en enterovirus A71 de meest voorkomende zijn. Het wordt overgedragen via het epitheel van de mond, neus en keel en komt vooral voor bij kinderen tussen de 1-5 jaar.

66
Q

klinische presentatie hand-voet-mond ziekte

A

koorts
buikpijn
braken
diarree
algemene malaise
mild/subklinish
rash met blaasjes begint bij mond, daarna handpalmen, voetzolen

67
Q

diagnostiek hand-voet-mondziekte

A

typische klinische beeld
PCR van blaasjesvocht, keeluitstrijk, feces

68
Q

beleid hand-voet-mondziekte

A

symptomatische hulp van koorts en letten op vochtintake

69
Q

omschrijving mazelen en overdraagmethode

A

niet veel voorkomende door vaccinatie van BMR, maar die daalt
mazelenvirus, zeer besmettelijk, aerogeen overdraagbaar

70
Q

klinische presentatie mazelen

A

algemene malaise, koorts, conjunctivitis, verkoudheid, hoesten
2-3 dagen: 30% krijgt koplikse vlekjes
3-7 dagen: grofvlekkig ruw aanvoelend exantheem, van hoofd naar ledematen

71
Q

diagnostiek mazelen

A

klinisch beeld, maar loopt niet altijd zo omdat het niet vaak meer voorkomt.
bij een donkere huidkleur is exantheem vooral voelbaar
PCR van keel, speeksel of urine

72
Q

beleid mazelen

A

meldplichtig: binnen 1 werkdag aan GGD
contactpersonen met kwetsbare gezondheid kunnen vaccin krijgen

73
Q

omschrijving rubella en overdraging

A

rode hond, BMR vaccin, af en toe uitbraken onder ongevaccineerde populaties.
desastreus voor zwangere vrouw -> miskaar of aangeboren afwijkingen
aerogeen, enorm besmettelijk

74
Q

klinische presentatie rubella

A

huiduitslag: De rash is echter heel aspecifiek; roze/rood maculopapuleus, beginnend in het gelaat en uitbreidend naar de romp en ledematen. Soms zijn er dan ook pijnlijk vergrote lymfeklieren, en ook lichte koorts en wat malaiseklachten kunnen voorkomen.

75
Q

diagnostiek rubella

A

Er zijn weinig klinisch onderscheidende symptomen. Bij verdenking op Rubella kunnen IgM antistoffen worden bepaald in het serum, of een PCR verricht op een keeluitstrijk of urine.

76
Q

beleid rubella

A

meldplichting: binnen 1 werkdag bij GGD
nagaan onbeschermde zwangere vrouw
geen therapie

77
Q

omschrijving scarlatina

A

roodvonk, scarlet fever
bacterie: de Streptococcus pyogenes, ofwel de groep A-streptokok. kan meerdere ziektebeelden veroorzaken

78
Q

klinische presentatie scarlatina

A

plots hoge koorts met (milde) keelontsteking. exantheem opvallend ruw, fijnvlekkig en puntig, van gezicht naar beneden
knalrode gezwollen tong (aardbeientong)

79
Q

diagnostiek scarlatina

A

klinische presentatie
kweek
titerstijging van aantonen antistoffen tegen de antigenen streptolysine-O en DNAseB.

80
Q

beleid scarlatina

A

gaat vanzelf over
verhoogd risico: overwogen antibiotica

81
Q

red flags van uitslag

A

huiduitslag met blaren die snel uitbreiden
teken van shok: niet goed reageren,aanhoudend braken, bleek, aanhouden kreunen en huilen
rood/paarse vlekjes waarvan de kleur niet wegtrekt
rash waarbij ook de mondslijmvliezen en evt conjunctiva zijn aangedaan

82
Q

omschrijving GCS

A

Gianotti-Crosti-syndroom, papulaire acrodermatitis: selflimiting huidaandoening, vooral jonge kinderen
virale infecties en vaccinaties zijn uitlokkende factoren
manifesteert symmetrish met roze en roodbruine papels
aangedane gebieden: wangen, billen, strekzijden van onderarmen en benen
verdwijnen spontaan binnen enkele weken

83
Q

omschrijving atopisch eczeem

A

bij kinderen met atopische constitutie (astma of hooikoorts)
erg jeuken
schilferen en rood/verheven
plooien binnenkant ellebogen, achter knieholtes en acher oorschelpen

84
Q

A. Welke groep heeft de hoogste incidentie van pneumokokken?
B. Wat kan een verklaring zijn voor deze hoge incidentie?

A

A. Antwoord: 65+
B. Verminderde weerstand door veroudering, verminderde barrièrefunctie en aangeboren afweer door veroudering van slijmvliezen, verminderde functie van alveolaire macrofagen bij ouderen, roken, en mogelijke secundaire infecties door verergerde respiratoire virale infecties zoals influenza of SARS-CoV-2.

85
Q

A. Wat kan een verklaring zijn voor deze hoge incidentie van meningococcen onder zuigelingen:
B. Welke incidentie is hoger: Meningokokken of pneumokokken gerelateerde infecties?
C. Wat kan een verklaring hiervoor zijn?

A

A. Nog niet gevaccineerd, immatuur immuunsysteem
B. Pneumokokken is geassocieerd met veel verscheidene infecties, ook een groot aantal infecties die niet gemeld wordt. Denk o.a. aan de pneumokokken pneumonie, otitis media
C. Zie B

86
Q

juist/onjuist: meningokokken en pneumokokken komen normaal niet voor in de neus- en keelholte

A

onjuist, ze zijn commensalen. Langdurig dragen van deze bacteriën kan zelfs leiden tot een beschermende immuunrespons, waardoor invasieve infecties minder waarschijnlijk worden

87
Q

gevolg van asplenie of slecht functionerende mild?

A

Verminderde fagocytose van gekapselde bacteriën:

De milt speelt een cruciale rol bij het filteren van bloed en het verwijderen van gekapselde bacteriën. Zonder milt blijven deze bacteriën langer in de bloedbaan, wat het risico op ernstige infecties vergroot.

Verminderde antilichaamproductie:

De milt is betrokken bij de productie van antilichamen, vooral tegen polysaccharide antigenen op het oppervlak van gekapselde bacteriën. Zonder een milt is het vermogen van het lichaam om deze specifieke antilichamen te produceren verminderd.

Verminderde opsonisatie:

Opsonisatie is het proces waarbij pathogenen worden gemarkeerd voor vernietiging door het immuunsysteem. De milt draagt bij aan de productie van opsoninen, moleculen die pathogenen taggen voor fagocytose. Patiënten zonder milt of met een niet goed functionerende milt hebben een verminderde opsonisatiecapaciteit, wat hun vermogen om infecties te bestrijden belemmert.

Verlies van marginale zone macrofagen:

De milt bevat een gespecialiseerde populatie van macrofagen in de marginale zone die zeer effectief zijn in het herkennen en opnemen van gekapselde bacteriën. De afwezigheid van deze macrofagen compromitteert de eerste verdedigingslinie van het lichaam tegen deze pathogenen.

Verminderde complementactivatie:

De milt helpt bij de activatie van het complementsysteem, een deel van het immuunsysteem dat helpt bij de vernietiging van pathogenen. Door een gestoorde complementactivatie, kan de immuunrespons dus verminderd zijn.

88
Q

8 belangrijke gekapselde bacterien

A
  1. Streptococcus pneumoniae
  2. Streptococcus pyogenes (Groep A streptokokken)
  3. Streptococcus agalactiae (Groep B Streptokokken)
  4. Haemophilus influenzae B (niet alle stammen)
  5. Neisseria meningitidis
  6. Salmonella spp.
  7. Cryptococcus neoformans
  8. Capnocytophaga spp (hondenbeet geassocieerde bacterie)
89
Q

primaire doel van vaccins tegen gekapselde bacterien

A

Het induceren van specifieke antilichamen gericht tegen polysachariden van het bacteriële kapsel

90
Q

Hoe werken de antilichamen die worden geproduceerd door vaccins tegen gekapselde bacteriën?

A

Ze markeren de bacteriën voor vernietiging door het immuunsysteem (opsonisatie)

91
Q

begrip opsonisatie

A

Antilichamen binden aan de oppervlakte van de bacteriën (zoals pneumokokken of meningokokken) en markeren deze voor vernietiging. Dit proces heet opsonisatie. Complementfactoren, met name C3b, kunnen ook direct aan de bacterie binden en fungeren als opsoninen.

92
Q

begrip complementactivatie

A

Wanneer het complementsysteem wordt geactiveerd (via de klassieke route door antilichamen of via alternatieve routes), worden complementcomponenten zoals C3 en C5 gesplitst. Dit leidt tot de vorming van het membrane attack complex (MAC), dat gaten in de bacteriële membranen maakt, wat leidt tot lysis van de bacterie.

93
Q

begrip inflammatoire cascade

A

Complementcomponenten zoals C3a en C5a fungeren als anaphylatoxines en zorgen voor de activatie van immuuncellen, zoals macrofagen en neutrofielen. Ze verhogen ook de permeabiliteit van bloedvaten en bevorderen de migratie van immuuncellen naar de infectieplaats. Dit leidt tot de productie van pro-inflammatoire cytokines zoals TNF-α en IL-6.

94
Q

Waarom worden geconjugeerde vaccins gebruikt voor sommige gekapselde bacteriën?

A

Omdat geconjugeerde vaccins gekoppeld zijn aan een eiwitdrager, wat een sterkere immuunrespons genereert, vooral bij jonge kinderen

95
Q

Lichamelijke kenmerk BOF

A

ontsteking speekselklieren

96
Q

eisen vaccin RVP

A

ernst en omvang
doel van vaccinatie (risicogroep bescherming, maatschappelijk doel: corona)
effectiviteit
veiligheid
aanvaardbaarheid voor opname in rvp vanuit proffesional en individu

97
Q

mechanische oorzaken petechien

A

Trauma aan de huid door knijpen of zuigen
Excessief hoesten, overgeven of persen (zoals bij bevalling, dronkenschap of gewichtheffen)
Toepassen van een tourniquet
Zonverbranding

98
Q

niet infectieuze aandoeningen oorzaak petechien

A

Vitamine- en voedingsdeficiënties: Vitamine C-tekort (scheurbuik), vitamine K-tekort (stolling), kwashiorkor (ernstige ondervoeding)
Bloedziekten: Leukemie, trombocytopenie (lage bloedplaatjes), aplastische anemie
Stollingsstoornissen: Von Willebrand-ziekte, tekort aan stollingsfactoren
Auto-immuunziekten: Lupus, Sjögren-syndroom, Henoch-Schönlein purpura
Genetische aandoeningen: Ehlers-Danlos-syndroom
Overige: Straling, vetembolie, coeliakie

99
Q

infectieziekten oorzaken petechien

A

Bacteriële infecties:
Neisseria meningitidis
Bacteriele endocarditis
Rocky Mountain spotted fever
Virale infecties: Dengue, ebola, Marburg-virus, cytomegalovirus, H1N1 (griep)
Sommige parasitaire infecties

100
Q

Wat kan een potentieel nadeel zijn bij behandeling met dexamethason bij pneumokokken infectie, denk aan het primaire immunologische effect van corticosteroïden

A

Remming aangeboren immuunsysteem zoals macrofagen en neutrofielen.

101
Q

wanneer zijn de pneumokokken en meningokokken vacinatie momenten?

102
Q

begrip conjugatie bij vaccinatie

A

Om een sterkere en langdurige immuunrespons te bereiken, worden polysachariden gekoppeld aan dragereiwitten (conjugatie). Dit zorgt voor een sterke, persisterende IgG-gemedieerde immuniteit met immunologisch geheugenvorming, wat vooral belangrijk is voor kinderen gezien hun leeftijd en levenslange blootstelling.

103
Q
A

armoede, slechte hygiene, overbevolking, seksueel contact

104
Q

lichamelijk onderzoek scabies

105
Q

scabies op lichte en donkere huid

106
Q

polio kenmerken

A

1-2% van de kinderen die polio infectie krijgt, krijgt te maken met verlammingsverschijnselen en raakt daardoor gehandicapt. De ademhalingsspieren kunnen verlamd raken, waardoor overlijden kan optreden en beademing ‘s nachts noodzakelijk kunnen worden.

107
Q

tetanus kenmerken

A

Tetanus (kaakklem of wondkramp) is een infectie die optreedt via verwonding van de huid, met o.a. hoofdpijn en spierstijfheid in wisselende mate en ernst. Het ziektebeeld verschilt o.a. per leeftijdscategorie. De opistotonus (op de foto: achterovergebogen houding) kan fracturen geven, en de ademhalingsspieren kunnen aangetast worden, eveneens met de dood tot gevolg.

108
Q

mazelen kenmerken

A

Zeer besmettelijke infectieziekte. De eerste verschijnselen zijn oa. conjunctivitis (“een type oogonsteking”) en koorts. Na 3-7 dagen ontstaat een exantheem (“huiduitslag”). Gevreesde ernstige complicaties zijn de longontstekingen en encefalitis (hersenontstekingen) en een maandenlange verhoogde vatbaarheid voor andere infectieziekten.

109
Q

rotavirus kenmerken

A

Rotavirusinfecties geven een trias van heftige waterige diarree, koorts en braken. Het veroorzaakt bij te vroeg geborenen veel morbiditeit en bij kinderen zijn soms infusen en opname noodzakelijk om uitdroging en overlijden te voorkomen.

110
Q

besmetting polio

A

een zeer besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door het poliovirus. Besmette mensen hebben het virus in een keel en in hun ontlasting. De verspreiding gebeurt vooral fecaal-oraal (via toiletten, besmet voedsel en drinkwater, handen), maar kan bij direct contact ook via speekseldeeltjes verspreid worden (bv. bij kussen).

111
Q

tijdlijnRVP

A

Het plaatje is wat verouderd: de thermometer stopt bij de invoering van vaccinatie tegen HPV / baarmoederhalskanker in 2009. Daarna zijn er nog verschillende grote wijzigingen geweest:

Hepatitis B vaccinatie werd geadviseerd voor alle kinderen (jaar 2011)
HPV vaccinatie werd uitgebreid naar jongens (2022)
Vaccinatie van zwangeren tegen kinkhoest (2020)
Rotavirus vaccin voor baby’s (2024)

112
Q

criteria nieuwe vaccinatie RVP

A

Ernst en omvang ziektelast
Doel van de vaccinatie
Effectiviteit van de vaccinatie
Veiligheid van de vaccinatie
Aanvaardbaarheid van de losse vaccinatie en het totale programma

113
Q

Wat waren de bezwaren van de Bond tegen de Verplichte Vaccinatie

A
  • gewetensbezwaren: het geloof dat deelname aan preventieve gezondheidszorg inging tegen Gods voorzienigheid, waarin het lot van ieder individu al vastlag
  • groeiden de medische bezwaren tegen vaccinatie. Al in de 19e eeuw uitten artsen zorgen over de vraag of vaccinaties kinderen mogelijk ziek maakten.
114
Q

Waarop moest de staatscommissie rekening houden in 1937

A
  • risico op bijwerkingen
  • religieuze bezwaren
115
Q

ethische thema’s tijdens corona

A

De vraag wie als eerste in aanmerking zou mogen komen voor de net ontwikkelde schaarse vaccins (ethische waarde van rechtvaardigheid).
De vraag of het gerechtvaardigd is om bepaalde groepen te vaccineren om andere groepen te beschermen. Dit was aan de orde in Coronatijd bij de groep schoolkinderen: vaccineren was niet primair in hun eigen belang, maar met name ter bescherming van ouderen (ethische waarde van solidariteit).

116
Q

waardes van publieke gezondheidszorg

A
  • respect voor individuele vrijheden
  • waarde van beschermen en bevorderen volksgezondheid
117
Q

correlatie tussen rechtvaardigheid en vaccinaties

A

Groepsimmuniteit heeft ook tot gevolg dat de gezondheidsverschillen in de samenleving verminderen. Rechtvaardigheid gaat voorts over voorkómen van stigmatisering en uitsluiting van groepen en voorkómen van bevoordelen van gevaccineerden ten opzichte van niet-gevaccineerden.

118
Q

correlatie solidariteit en vaccinaties

A

Solidariteit gaat over de bereidheid om anderen te helpen zonder daar direct iets voor terug te krijgen. Vanwege het belang van groepsimmuniteit wordt op iedereen een moreel beroep gedaan om mee te doen aan vaccinaties

119
Q

omschrijving interventieladder

A

dwang en drang op een continuüm liggen van complete keuzevrijheid tot geen enkele keuzevrijheid.

120
Q

correlatie interventieladder en vaccinatiebeleid overheid

A

De Interventieladder is een ‘Afwegingskader’ dat gaat over de mate van verplichtingen bij overheidsmaatregelen in het kader van publieke gezondheidszorg.
De Interventieladder geeft een aantal ‘treden’ waarin de mate van ‘dwang en drang’ tot uiting komt bij mogelijke overheidsmaatregelen in vaccinatiebeleid.

121
Q

begrip eliminatie, eradicatie en controle

A

eradicatie: ziekteverwekker is wereldwijd uit
eliminatie: ziekteverwekker is lokaal uitgegroei, maar kan wel van buitenaf terug komen
controle: incidentie/prevalentie van de ziekte is omlaag gebracht naar een acceptabel niveau

122
Q

welke ziektes zijn volgens de WHO uitgeroeid of worden gezien als uitroeibaar

A

uitgeroeid: pokken
uitroeibaar: polio, bof, mazelen, rode hond

123
Q

Op welke manier werden vaccinaties ingezet voor de bestrijding van pokken?

A

isoleren, omgeving vacineren

124
Q

Welke 4 factoren maakten pokken een ideale kandidaat voor eradicatie?

A

alleen overleven in mensen als host
makkelijk identificeerbaar door de rash
aanbod van vaccinatie die geld voor 5-10 jaar
meerdere landen die binnen hun grenzen de ziekte eradiceerden

125
Q

wanneer is het mazzelen vaccin ontdekt

126
Q

belangrijkste complicaties mazelen

A

pneumonie
encefalitis
middenoorontsteking
vroeggeboorte bij zwangere vrouwen

127
Q

`redenen waarom gewenste vaccinatiegraad niet behaald word

A

gerelateerd aan contextuele, culturele, economische en structurele factoren.
Dit kan samen hangen met geloofsovertuiging, twijfel over het nut van vaccinatie, of twijfel over de veiligheid en effectiviteit van vaccins. Ook praktische barrieres kunnen een rol spelen (vergeten afspraken, taalbarriere,etc.)
de zwakke organisatie van de gezondheidszorg, vooral in afgelegen gebieden. Door armoede wordt vaccinatie niet altijd gezien als eerste prioriteit. In sommige landen wordt de uitvoering van een vaccinatieprogramma gehinderd door oorlogen, politieke instabiliteit en vluchtelingenstromgen. Culturele overtuigingen en gebrek aan voorlichting spelen ook een rol.

128
Q

juist/onjuist: Het risico op een uitbraak van ziekten waarvoor gevaccineerd wordt in het RVP hangt af van het wereldwijde voorkomen van deze ziekte/vaccinatiegraad in nederland.

129
Q

juist/onjuist: Het bereik van het Nederlandse rijksvaccinatieprogramma is zeer hoog. Met de behaalde vaccinatiegraad hoort Nederland bij de top-10 van landen met de hoogste vaccinatiegraad in de wereld.

A

onjuist. we staan 99e

130
Q

juist/onjuist:
Het risico op een uitbraak van ziekten waarvoor gevaccineerd wordt in het RVP hangt af van de besmettelijkheid van die ziekte.