VOW's en CGO's Week 1 Flashcards
begrip KVE’s
een kolonie-vormende eenheid
kenmerk celwand grampositieve bacterien
De celwand van grampositieve bacteriën bevat een dikke laag peptidoglycaan, die aan de buitenzijde van de bacterie ligt.
kenmerk celwand gramnegatieve bacterien
De celwand van gramnegatieve bacteriën bevat een dunne peptidoglycaanlaag. Gramnegatieve bacterien hebben om hun peptidoglycaanlaag heen ook nog een buitenmembraan liggen (zie ook de leermodule Inleiding Bacteriologie).
hoe gedragen grampositieve/-negatieve bacterien zich in de verschillende kleuringen?
Grampositieve bacteriën zijn na kleuring met kristalviolet en lugol ondoorlaatbaar voor ethanol, zodat ze de paarse kleur van het kristalviolet-lugol complex behouden. Gramnegatieve bacteriën ontkleuren in aanwezigheid van ethanol en kleuren dan rood door nakleuring met fuchsine.
begrip strikt obligaat aeroob
bacterien kunnen alleen zuurstof gebruiken voor hun metabolisme (oa p. aeruginosa)
begrip strikt anaerobe bacterien
bacterien die juist niet in aanwezigheid van zuurstof kunnen overleven, maar nitroot of koolstofiozide gebruiken voor metabolisme (oa in maag-darmstelsel)
Op welke 2 manieren winnen bacteriën energie?
matabolisme - respiratie (ademhaling
metabolisme - fermentatie (gisting) (glucose of andere suikers)
factoren delingssnelheid bacterie
- soort bacterie
- voedingsstoffen en het mileu (glucose, ph, zuurstof/koolstofdioxide concentratie)
- temperatuur
begrip lag fase
In een kweekmedium, onder ideale omstandigheden, zal een bacterie even tijd nodig hebben om tot celdeling te komen
begrip exponentiele fase
logaritmische toename van het aantal bacteriën plaats. Na lag-fase
begrip stationaire fase
Na verloop van tijd zullen de voedingsstoffen uitgeput raken en stopt de celdeling. na exponentiele fase
begrip mutatiefrequentie + 3 beinvloedingen
De frequentie waarmee een bepaalde mutatie bij bacteriën optreedt
- blootstelling aan cytotoxische stoffen/straling
- foutfrequentie van bacteriele DNA-polymerase
- de efficientie van DNA-herstelmechanismen
voorbeelden vormen bacteriën
staafvormig
kokken/coccoïd
kommavormig
spiraalvormig
voorbeelden ligging bacterien
trossen
ketens
diplokokkken
hoofdgroepen micro-organismen
virussen
parasieten
fungi
baterien
algemene opbouw celwand bacterie
- rigide celwand
- binnenmembraan (van lipiden)
- gramnegatieve bacterien: ook buitenmembraan
algemene kenmerken DNA bacterien
- circulair gesloten, dubbelstrengs DNA
- vrij in cytoplasma
- vaak samen met enkele tientallen chromosomale circulaire DNA-plasmiden
juist/onjuist: plasmiden kunnen worden overgedragen aan nabijgelegen bacterien
juist, en ze bevatten vaak virulentie- en antimicrobiële resistentiegenen
verschillen DNA-replicatie prokaryoot en eukaryoot
- De prokaryote cel verschilt van de eukaryote cel in de structuur van de DNA-ontwindende enzymen, die essentieel zijn voor het toegankelijk maken van het DNA voor DNA-polymerase, waardoor het kan repliceren.
- Het cytoplasma van bacteriën bevat ribosomen, maar geen andere organellen
- De prokaryote ribosomen zijn anders dan die van eukaryoten. Prokaryoten bevatten kleine ribosomen (70S) en eukaryoten grote ribosomen (80S)
voorbeelden virulentiefactoren + uitleg
- pili: uitsteeksels; hechten aan oppervlak of voortbewegen
- flagellen: langere filamenten; voortbewegen of aanhechten aan gastheercellen
- kapsel: en extra extern kapsel produceren, bestaande uit polysacchariden, dat de bacterie zowel beschermt tegen het immuunsysteem van de gastheer als tegen uitdroging
verschil celwand gram-positief en gram-negatief bacterien
bij grampositieve bacteriën is de peptidoglycaanlaag dertig lagen dik (20-80 nm) en gekoppeld aan lipoteichoïnezuren vanuit de (binnen)membraan.
Bij gramnegatieve bacteriën is de peptidoglycaanlaag slechts één laag dik (5-10 nm) en omgeven door zowel een binnen- als een buitenmembraan.
Let op: soms ook geen celwand aanwezig, of andere samenstelling!
begrip en gevolg endotoxinen
Het peptidoglycaan heeft voor de mens toxische eigenschappen. Omdat deze toxinen “vast” zitten aan de bacterie, noemen we deze toxinen endotoxinen.
begrip en gevolg exotozinen
Exotoxinen zijn toxische stoffen, oplosbare eiwitten, die door de bacterie kunnen worden uitgescheiden en die in lage concentratie al giftig zijn voor andere organismen.
kenmerkende onderdelen binnen- en buitenmembraan bacterie
binnen:
- bi-lipide structuur. In de binnenmembraan bevinden zich membraaneiwitten.
buiten:
- alleen gramnegatief
- bi-lipide structuur
- De buitenmembraan is via lipoproteinen aan de (dunne) peptidoglycaanlaag verbonden
- LPS-complex, het lipopolysacharidecomplex dat bestaat uit het O-antigeen en lipide A. De toxische eigenschappen van LPS zijn sterker dan die van peptidoglycaan
- porien: voor hydrofiele stoffen transportatie
kenmerken endosporen
- ontstaan in cytoplasma
- hebben sporenmembraan, laag peptidoglycaan, omgeven door keratine achtig eiwit
- bestand tegen invloeden buitenaf: chemicalien, UV licht en maagzuur
kenmerken bacterie c. difficile
- darmbacterie, kan intensieve antibiotica of chemo overleven
- hierdoor kan het snel uitspreiden als andere bactieren het niet overleven
- complicatie: diarree
kenmerken bacterie stafylokokken spp
: meerdere species van het genus staphylococcus
- komt vaak op huid voor
- produceren katalase
begrip isolaat
een isolaat is een verzameling bacteriën die afstammen van één enkele cel. Als we een ziekteverwekker isoleren in het laboratorium, gaat het om een enkel isolaat.
begrip microbiële kolonisatie
de aanwezigheid van een micro-organisme op of in een gastheer, waarbij groei en vermenigvuldiging van het micro-organisme plaatsvinden zonder dat de gastheer schade wordt toegebracht.
vaak voorkomende huidflora
- grampositieve staafjes
- stafylokokken (gram+ kokken in trosvorm)
> alleen infectie bij doordringen vd huid
vaak voorkomende bovenste luchtweg bacterien
- stafylokokken (grampositieve kokken in trossen)
> staphylococcus aureus op de huid = bacterie ook te vinden in de neus - streptokokken (grampositieve kokken in ketens), vooral vergroenende (= alfa-hemolytisch) waaronder pneumokokken;
- gramnegatieve kokken
vaak voorkomende bacterien in mond en keel
- streptokokken (grampositieve kokken in ketens), vooral vergroenende (=alfa-hemolytisch)
- stafylokokken (grampositieve kokken in trossen)
> staphylococcus aureus kan soms (niet altijd) bij neusdragers in de keel aangetroffen worden - anaeroben
vaak voorkomende bacterien in maag, jejunum en ileum
- flora slokdarm = flora keel
- weinig bacteriën onderste deel slokdarm, maag en jejunum door maagzuur
- Hoe verder distaal van de maag, des te meer bacteriën en gisten er voorkomen.
vaak voorkomende bacterien colon
- enterobacterales (gramnegatieve staven), zoals E. coli en Klebsiella spp.
- enterokokken (grampositieve diplokokken)
- anaeroben
- gisten
Ook bijvoorbeeld stafylokokken kunnen deel uitmaken van de darmflora, ze zijn echter niet overheersend.
vaak voorkomende bacterien vagina
- enterobacterales (gramnegatieve staven) - zoals E. coli en Klebsiella,
- anaeroben
- gisten
- grampositieve staven
wanneer sprake van infectie
We spreken van een infectie wanneer door de interactie tussen micro-organisme en gastheer, schade of veranderende fysiologie optreedt.
verschil klinisch en subklinisch
klinisch: wel symptomen (koorts, ontsteking, pijn)
subklinisch: merkt niks van infectie
begrip opportunistische infectie
infectie in een immuungecompromitteerde patiënt
voorbeelden exogene infectie
bloedtransfusie
sexueel contact
ingestie van water uit amsterdamse gracht
snijwond door vies keukenmes
inhalatie
voorbeelden exogene of endogene infectie
intraveneuze lijnen
chirurgische ingrepen
voorbeeld endogene infectie
antibioticagebruik
begrip parasitisme in medische context
eukaryote organismen die leven ten koste van hun gastheer (niet zijnde schimmels)
begrip extroparasiet
parasiet die voorkomt aan de buitenkant vd gastheer
onderverdeling ectoparasiet incl voorbeelden
parasitaire insecten (vlooien, luizen)
parasitaire spinachtigen ( tekenn. mijten)
begrip endoparasieten
parasiet die voorkomt aan de binnenkant vd gastheer, eencellige parasiet of parasitaire worm
onderverdeling endoparasieten incl voorbeelden
parasitaire protoza; eencelligen (plasmodium, toxoplasme)
parasitaire wormen; helminthen (spoelworm, mijnworm)
welke voordelen heeft een parasiet (als eukaryoot) een voordeel tegenover bacterien?
- compleze cel bouw
- groot genoom
- meerdere ontwikkelingsstadia in levenscyclus
- meestal meerdere gastheren
kenmerken ectoparasieten
- wereldwijd voorkomend
- toenemende resistentie tegen pesticiden
- belangrijk als vector van infectieziekten (overdragen)
- geleedpotige organisme (spinactig, insect)
kenmerken rondwormen; nematoda
- veel soorten
- meestal geen tussengastheer (directe levenscyclus)
- adult: rond en billateraal symmetrisch
- organen
- geslachtelijk
kenmerken lintwormen; cestoda
- gesegmenteerd
- meestal tweeslachtelijk; hemafrodiet
- geen darm, voedsel opname buitenzijde; tegument
- ontwikkelingscyclus vaak wel met een intermediare gastheer
kenmerk virus
voor vermeerdering geheel afhankelijk van levende cellen
kenmerk bacterie
eencellige prokaryote organismen
kenmerk schimmel
eukaryote ziekteverwekkkers die met name schadelijk zijn voor mensen met een verstoorde afweer
kenmerk parasieten
eukaryote ziekteverwekkers met meerdere ontwikkelingsstadia
kenmerken rondwormen
geslachtelijk
directe ontwikkelingscyclus
bilateraal symmetrisch
kenmerken platwormen
hermafrodiet
indirecte ontwikkelingscyclus
op basis van welke kenmerken kan een virus ingedeeld worden
soort genoom
structuur van capside
wel/niet hebben van een lipide envelope
kenmerken meeste RNA virussen
- enkelstrengs
- “positive stranded”RNA (+)
- kan direct functioneren als messenger RNA (mRNA)
of - ‘negative stranded “ RNA
- RNA eerst omzetten in een kopie om als mRNA te functioneren
begrip capside + structuren
een eiwitmantel wat het genetisch meteriaal omgeeft en beschermt van een virus
- Icosaëder: regelmatig twintigvlak of complexere varianten hiervan
- Helicaal: Schroefdraad/helix van eiwitten rond het nucleïnezuur
- Pleomorf: onregelmatige vorm
begrip envelop
Een deel van de virussen heeft een lipide houdende omhulling rondom de capside,
wat zit er tussen het capside en envelope
matrixeiwitten
functies eiwitten van virale genen
antigene eigenschappen van het virus, de replicatie van het virus, de gespecialiseerde proteolytische activiteit en de aanhechting van het virus aan de celreceptor.
functies virale eiwitten
- specifiek component voor replicatie genoom
- betrokken bij proteolytische klieving van gesynthetiseerde eiwitten (virale proteases)
- fungeren als structuurelement van virus zelf
6 stappen van virale replicatie
aanhechting > penetratie > ontmanteling > replicatie > assemblage > vrijkomen virusdeeltjes
3 manieren van antimicrobiele therapie
- eigen afweer
- verwijderen van focus (Draineren of verwijderen geïnfecteerd materiaal)
- lysis/replicatie tot stilstand brengen (antimicrobiele geneesmiddelen of faagtherapie)
onderverdeling antimicrobiele geneesmiddelen
Antibacteriële middelen (antibiotica)
Antivirale middelen - hier zal uitgebreid op in worden gegaan in casus 4
Antifungale therapie (antimycotica): bestudeer paragraaf 5.5 van Hoepelman
Antiparasitaire therapie
welk antibioticum grijpt aan op de celwand?
beta-lactam antibiotica
> penicillines
- peniciline
- fluclxacilline
- amoxiciline
- amoxiciline/clavulaanzuur
> cefalosporines
- ceftriaxon
> carbapenems
- meropenem
> vancomycine
> fosfomycine (voor uwi)
welke antibiotica werken op de bacteriele nucleinezuur synthese
> chinolonen
- ciprofloxacin
rifampicine
metronidazol
nitrofurantoine (alleen uwi)
welke antibiotica blokkeren de aanmaak van foliumzuur?
> trimethoprim
cotrimoxazol
Welk antibiotica blokkeren de eiwitsynthese in ribosomen?
50S subinit
> macroliden
- erytromycine
- claritromycine
- azitromycine
- clindamycine
- fusidinezuur
- chlooramfenicol
30S subunit
> tetracyclinen
- doxycyclinen
> aminoglycosinen
- gentamicinen
belangrijkste kenmerken beta-lactam antibiotica
belangrijkste groep antibiotica
goedkoop
veilig
relatief weinig (ernstige) bijwerken (gastro-intestinaal, overgevoeligheidsreacties)
begrip (significante) bacteriurie
de aanwezigheid van bacteriën in de urine.
We spreken van significante bacteriurie als er minimaal 105 bacteriën per milliliter (105 kve/ml) urine aanwezig zijn.
begrip cystitis
blaasontsteking, Wanneer er sprake is van een significante bacteriurie in combinatie met klachten of tekenen van infectie
bacterien die UWI’s voornamelijk veroorzaken
met name Enterobacterales zoals E. coli, Klebsiella spp. en Proteus spp. veroorzaken het overgrote deel van de urineweginfecties.
Andere bacteriën die onderdeel uitmaken van de darmflora, zoals enterokokken en anaeroben, zijn minder pathogeen en spelen daardoor bij gezonde mensen een veel minder grote rol van betekenis.
werkingmechanisme E. coli UWI
Adhesinen van bacteriën, zoals de fimbriae van E. coli, activeren receptoren op het mucosale (=slijmvlies-)oppervlak.
Hierdoor wordt IL-8 geproduceerd en worden CXCR1 receptoren op neutrofielen tot expressie gebracht. De activatie van neutrofielen is van belang in de afweer tegen bacteriën.
2 redenen waarom bacterien moeilijk overleven in
hoge osmolariteit van urine
lage pH van urine
antibacteriele werking urinewegen
Het epitheel van de urinewegen produceert complement en mucosaal IgA wanneer het in contact komt met bacteriën.
Ook bepaalde eiwitten, zoals Tamm-Horsfall proteinen (THPs) zijn aanwezig in de mucosa en hebben antibacteriele eigenschappen
welke bacterien houden de pathogene bacterien af van de urogenitalis
Grampositieve staven, streptokokken en anaeroben koloniseren de normale tractus urogenitalis.
symptomen UWI
Dysurie: pijnlijke of branderige mictie (plassen)
Pollakisurie: kleine beetjes plassen
Toegenomen mictiefrequentie
Loze aandrang
Hematurie: bloed bij de urine
Troebele urine
Pijn in de onderbuik of rug
Riekende (=stinkende) urine
begrip pyelonefritis
Wanneer een infectie niet beperkt blijft tot de blaas, maar “opstijgt” richting de nieren, kan er een pyelonefritis (nierbekkenontsteking) ontstaan.
begrip prostatitis
Bij mannen kan een cystitis ook leiden tot prostatitis: infectie van de prostaat.
begrip + symptomen weefselinvasie
klachten en symptomen die niet meer passen bij de lokale blaasinfectie, maar aanwijzing zijn voor een meer invasieve infectie
koorts
flank- of perineumpijn
algehele malaise
koude rillingen
acute (toename van) verwardheid / delier
begrip urosepsis
Vanuit een prostatitis of pyelonefritis kunnen bacteriën de bloedbaan bereiken.
In de normaal gesproken steriele bloedbaan bevinden zich dan de uropathogenen.
welke symptomen lijken voor UWI maar zijn indicatie voor andere diagnose
nieuw ontstane of veranderde vaginale afscheiding
uitvloed uit of irritatie van de urethra (mannen)
langer dan een week bestaan van de klachten
risico op een seksueel overdraagbare aandoening (soa)
risicogroepen weefselinvasie (uwi)
patienten met verminderde weerstand of DM
patienten met afwijking aan nieren/urinewegen
zwangeren
mannen
kinderen <12 jaar
buikonderzoek uwi
urineretentie
peritoneale prikkeling
flankpijn, slagpijn in de nierloge
mogelijke andere massa’s in de buik, obstipatie
inspectie en palpatie genitale regio uwi
atrofie van het vaginale slijmvlies (met name bij menopausale vrouwen)
vaginale fluor
uitvloed uit de penis
balanitis, vulvitis, epidydimitis
anatomische afwijkingen
prolaps middels vaginaal toucher
wanneer is rectaal toucher wel en niet geïndiceerd
niet: prostatitis
wel: prostaatvergroting door retentieblaas
Medicatie die je geeft bij cystitis zonder weefselinvasie
nitrofurantoine en trimethoprim
vragen die je wilt stellen bij indicatie op UWI
zwanger
kleur
geur
koorts
buikpijn, hoevaak plassen, hoeveel
pijn in rug of flanken
hoe lang al
waarom kan een UWI voorkomen bij sexueel contact
sexueel contact kan zorgen van bacteriele versleping van het perionatale gebied
bacterien die zorgen voor UWI
e. coli
kelbsiella
proteus
Hoe wordt een effector B-lymfocyt ook genoemd?
Plasmacel
Welk product of welke producten worden door effector B-lymfocyten uitgescheiden?
antilichamen
Welk product of welke producten worden door effector T-lymfocyten uitgescheiden?
cytokinen, perforinen, granzymen
functie cytokinen
Ze beïnvloeden het gedrag van andere cellen, door te binden aan receptoren op het celoppervlak.
wat produceert cytokinen
Ze worden niet alleen door T-lymfocyten geproduceerd, maar ook door andere leukocyten zoals macrofagen en B-lymfocyten. Ook andere celtypen, bijvoorbeeld epitheelcellen, kunnen onder bepaalde omstandigheden cytokinen produceren en uitscheiden.
functie Perforinen en granzymen
De perforinen zorgen ervoor dat granzymen de cel kunnen binnengaan, waar dit een zelfdodingsproces zal activeren.
Aan welke celtypen geeft de T-helpercel hulp?
macrofagen, cytotoxische T-cellen, B-cellen
Welke lymfocyten zijn vooral betrokken bij het verwijderen van bacteriën uit het lichaam? (Bedenk waar bacteriën vooral aanwezig zijn.)
B-lymfocyten
Welke lymfocyten zijn vooral betrokken bij het verwijderen van virussen uit het lichaam? (Bedenk waar virussen zich vermenigvuldigen en vooral aanwezig zijn.)
cytotoxische t-lymfecellen
Beredeneer waarom het bestaan van regulatoire T-lymfocyten gewenst is.
De aanwezigheid van regulatoire T-cellen zorgt ervoor dat een immuunreactie, als deze eenmaal op gang is gekomen, niet te lang doorgaat. Ook dragen regulatoire T-cellen er aan bij dat een te sterke immuunreactie tegen relatief onschuldige antigenen wordt voorkómen. Regulatoire T-cellen spelen dus een rol bij het uitdoven van de immuunrespons nadat het antigeen is verwijderd, en houden de reactiviteit van het immuunsysteem onder controle.
Geef twee voorbeelden van ziekten die in afwezigheid van regulatoire T-lymfocyten vaker zouden voorkomen dan nu het geval is.
Auto-immuunziekten en allergieën.
De belangrijkste celtypen die zich in de lymfeklier bevinden
T-lymfocyten, B-lymfocyten en de antigeenpresenterende cellen (macrofagen en dendritische cellen)
kenmerken en indicaties nitrofurantoine
antibiotica bij UWI
man: 7 dagen, vrouw: 5 dagen
niet bij weefselinvasie (heeft laag plasmaconcentratie door langsame absorptie en snelle excretie
maagdarmklachten
kenmerken en indicaties cotrimoxazol
antibiotica (trimethoprim en sulfamethoxazol)
gebruik wanneer het niet gewenst is om een eenvoudig bacterieel middel wilt gebruiken
UWI en LWI en MDL
risico’s: QT verlenging (ritmestoornis), gestoorde nierfunctie, hyperkaliëmie, dermatologische bijwerkingen
signalering van receptoren (enzymen)
signalering via Gproteinen of ionkanalen
belangrijkse signaalmolecullen bij aangeboren afweer
de kinases worden geactiveerd
functie en werking ITAM en ITIM
belangrijkste fagocyten en stappen van fagocytose
5: en dus niet bij neutrofiele granulocyten
intracellulaire killingsmechanisme van fagocyten
extracellulaire gevolgen fagocytactivatie
omschrijving NETs
positieve invloeden gastheer van bacterien
verschil werking exogene en endogene infecties
verschil endotoxinen en exotoxinen
vormen en liggingen van bacterien
vorm:
staaf- rod
bolvormig-kokken
komma/spiraal
liging:
trossen
ketens
diplokokken
verschillende vormen van vrijkomen virus
begrip transmissieroute
locatie waar een virus het lichaam binnenkomt
begrip verticale transmissie
inutero (placentair) of bevalling (perinataal)
begrip zoonotische infecties
infectie ontstaat via contact met wilde of gedomsticeerde dieren/hun producten.
dead end host begrip
de hoogte van de viremie is te laag om via een mug mens-op-mens transmissie te bewerkstelligen, infectie eindigt bij mens
soorten infecties