Leerdoelen CGO's week 3 Flashcards

1
Q

MHC klasse - I presentatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

MHC klasse II presentatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

MHC klasse I en II presentatie tekening

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

benoemen in welke moleculen intra- en extracellulaire peptiden gepresenteerd worden en aan welke cellen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 signaalmodel T-activatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fasen cellulaire imuunrespons

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regulatie cellulaire immuunrespons

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functioneren lymfeklier, organisatie lymfeklier en begrippen mbt lymfeklier

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie milt, structuur milt en routes milt

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MALT

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

TLS (tertiaire lymhoide organen)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

te benoemen hoe vaak een vergrote lymfeklier voorkomt in de eerste lijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een onderscheid te maken tussen lokale en gegeneraliseerde lymfadenopathie en heb je inzicht in de differentiaal diagnose in de eerste lijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uit te leggen wat de aanpak van de huisarts is bij een vergrote lymfeklier en wanneer een patiënt verwezen dient te worden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

alarmsymptomen uit anamnese en lo herkennen lymfeklieren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DD lymfadenopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschil bacteriele en virale lymfadenopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De consequenties/complicaties te herkennen van EBV,

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De consequenties/complicaties te herkennen van CMV

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De consequenties/complicaties te herkennen van toxoplasmose

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De consequenties/complicaties te herkennen van kattenkrabziekte

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De consequenties/complicaties te herkennen van TB lymfadenopathie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

structuur lymfeklier

24
Q

aanvoer/ afvoer cellen en antigeen lymfeklier

25
3 processen tijdens kiemcentrumreactie plaatsvinden
1. ontwikkeling en cirucalatie B-cellen 2. herkenning van antigenen en activatie van B-cellen 3. kiemcentrumreactie en differentiatie 4. differentiatie naar plasmacellen en b-geheugencellen 5. primaire versus secundaire respons
26
1. ontwikkeling en circulatie B-cellen
27
2. herkenning van antigenen en activatie van Bcellen
28
3.kiemcentrumreactie en differentiatie
29
4. differentiatie naar plasmacellen b-geheugencellen
30
5. primaire versus secundaire humorale respons
31
rol t-helpercellen in immuunsysteem
differentiatie van t-helpercellen regulatie en balans tussen Th-subsets weefselresidentie en uitputting van t-cellen innate-achtige t-cellen
32
differentiatie t-helpercellen
33
regulatie en balans th-subsets
34
weefselresidentie en uitputting van t-cellen
35
innate achtige t-cellen
36
kenmerken t-helper-subsets
37
structuur en ontwikkeling immunoglobulinen
38
verschillende immunoglobuline isotypen en functies
39
mechanismen b-celactivatie en antilichaamproductie
40
effectorfuncties van immunoglobulinen
41
immunologische pathologieen
42
isotype switching door cytokinen
43
verschil osmotische en secretoire diarree en non-inflammatoire diarree
44
verschil gastro enteritis en voedselvergiftiging
45
diagnostiek diarree
46
behandeling gastro-enteritis/voedselvergiftiging
47
gastro-enteritis virussen
- astrovirus, rotavirus, norovirus - ernstig immuungecompromitteerde: CMV - kinderen <5 jaar: rota en noro
48
diagnostiek virale gastro-enterisvirus
NAAT assay -> multiplez assey - PCR - antigeentest - detectieRNA genoom - kweek alleen bij bacterie
49
behandeling kind diarree
orale rehydratie (>10%) ! hypotone dehydratie = weinig natrium. te snel aanvullen -> hersenbloeding ! hypertone dehydratie = verhoogd natrum. te snelle daling -> cerebraal oedeem
50
campulobacter spp.
gram - kommavormig - C. jejuni in zomer, reizigersdiarree, onvoldoende verhit vlees/kruisbesmetting incubatietijd = 1-10 dagen waterige diarree dysenterie hoofdpijn, koorts, spierpijn antibiotica: azitromycine
51
salmonella spp.
gram- staaf Buikkrampen, misselijkheid, braken en diarree, koorts, hoofdpijn en spierpijn diarree door penetratie en infiltratie ileum en colon met toxines. -> bloederige diarree antibiotica: azitromycine
52
shigella
opperclakkige ontsteking -> slijm in bloed in ontslastig, incl diarree subtropische lage-inkomstenlanden feco-oraal, voedsel symptomen: Koorts, buikkrampen, waterdunne frequente diarree, soms braken. Na enkele dagen: slijmerige diarree, vaak met bloed. Andere symptomen zijn: koorts, spierpijn, hoofdpijn en soms vluchtige huiduitslag. Soms asymptomatisch antibiotica: ciproflozacine
53
e. coli/STEC
gram- staaf toxines zorgen voor verminderde natriumcholirderesporptie feco-oraal Symptomen: Asymptomatisch: milde diarree of bloederige diarree na 1-3 dagen. HUS: trias hemolytische anemie, thrombocytopenie en acute nierinsufficiëntie (vooral kinderen) antibiotica niet nodig
54
clostridioides difficile
gram+ sporenvormende staven Symptomen: Milde diarree tot een fulminante en soms dodelijke (pseudomembraneuze) colitis. Vaak ook koorts, buikpijn of buikkrampen antibiotica: bij gebruik: staken. nieuwe antibiotica: metronidazol, vancomycine of fidaxomicine hoge kans op recidief
55
verschil farmacodynamiek- en kinethiek
56
fases farmacokinetiek
57
FASES FARMACODYNAMIEK