Voorzetsels Flashcards
ab / a
VZ. + ABL.
- (plaats) vanaf, vanuit, weg van
- (tijd) vanaf, sinds, na
- (bij PASS.) door
ad
VZ. + ACC.
- (plaats) naar, tot bij, tot aan
- (tijd) tot, tegen, omstreeks
adversus
VZ. + ACC.
- tegen
- tegenover, tegenoverliggend
ante
VZ. + ACC.
- (plaats) vóór, voorafgaand aan, vooraan (met het gezicht naar iets toegekeerd)
- (tijd) vroeger, tevoren
apud
VZ. + ACC.
- (plaats) bij, in de buurt van
- (tijd) bij, ten tijde van
causā
GEN. + VZ. (in postpositie)
wegens, omwille van, om
circa / circum
VZ. + ACC.
- (plaats) rondom, in de omtrek, om … heen
- (tijd) om, tegen, omstreeks
circiter
VZ. + ACC.
(tijd) om, tegen, omstreeks
cis / citra
VZ. + ACC.
aan deze zijde van
contra
VZ. + ACC.
- tegenover, aan de andere kant
- tegen, tegen … in
coram
VZ. + ABL.
openlijk, in aanwezigheid van, ten overstaan van iedereen
cum
VZ. + ABL.
- met, samen met
- voorzien van
de
VZ. + ABL.
- (plaats) vanaf, weg, neer
- (tijd) kort na, tijdens
- over, betreffende
- wegens
erga
VZ. + ACC.
- tegenover, dicht bij
- ten opzichte van, jegens
ergo
GEN. + VZ. (in postpositie)
wegens, ter wille van
ex / e
VZ. + ABL.
- (plaats) uit, vanuit, vanaf, vandaan
- (tijd) sinds, sedert
- ten gevolge van, wegens
extra
VZ. + ACC.
- buiten
- behalve, uitgezonderd, met uitzondering van
gratiā
GEN. + VZ. (in postpositie)
wegens, omwille van
in
VZ. + ACC.
1. (plaats) naar, naar binnen, tot in, tot op
2. (tijd) tot, tot in, tot aan
3. tegen
VZ. + ABL.
1. (plaats) in, op
2. (tijd) in de loop van, tijdens
infra
VZ. + ACC.
- (plaats) onder, tot onder
- (tijd) na, later dan
instar
GEN. + VZ. (in postpositie)
ter groote van, gelijkwaardig met
inter
VZ. + ACC.
- (plaats) tussen, te midden van, onder
- (tijd) tijdens, gedurende
intra
VZ. + ACC.
- (plaats) binnen
- (tijd) in de loop van
iuxta
VZ. + ACC.
- (plaats) vlak bij, naast, langs
- (tijd) meteen voor/na, tegen