Voeding en vertering Flashcards

1
Q

Verloop van de vertering

A
  • Bij ééncellige organismen: intracellulaire vertering
  • Bij hogere diersoorten (o.a. mens):
    spijsverteringskanaal = extracellulaire vertering door spijsverteringsenzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Enzymen (bouw)

A

Enzymen zijn proteïnen.
Door denaturatie verliest het enzym meteen zijn katalytische eigenschappen. Daaruit volgt dat een gekookt enzym zijn werking kwijt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werking van enzymen

A

Een uniek passend substraat bindt op een reactieplaats en wordt omgezet. Het enzymen is na deze reactie nog bruikbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Substraat

A

Molecule dat wordt omgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Enzym-substraat complex

A

Wanneer een enzym zijn substraat (en zijn co-enzym of cofactor) gebonden heeft en
de reactie kan plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Activeringsenergie

A

Energie die nodig is om een reactie te activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly