Microscoopie de cel Flashcards

1
Q

Kenmerken cel

A
  • Alleen plantaardige cellen hebben een celwand
  • De vorm van de cel verschilt naar gelang het soortweefsel
  • De meeste cellen hebben een grootte tussen de 10 en 100 um = .10^-3 mm
  • Alleen planten bevatten plastiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bouw eenheidsmembraan

A

Het is een dynamische dubbellaag = dubbellaag van fosfoliden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie eenheidsmembraan

A

1) transport van stoffen
a) CO2, O2, H2O, kleine ionen gaan rechtstreeks door het membraan of via een kanaaleiwit. Dit is passief transport. (Diffusie)
b) Grotere deeltjes zoals glucose gaan via het transporteiwit. Dit eiwit werkt selectief: het laat bepaalde stoffen door en andere niet. Gebeurt het transport tegen een concentratiegradiënt in, dan gaat het om actief transport. In de andere gevallen gaat het om passief transport.
c) Transport van grote deeltjes zoals hormonen, eiwitten, bacteriën verloopt via:

° Endocytose: opname en transport in kleine vesikels, afgesnoerd van het celmembraan

  • > Fagocytose: opname van vaste deeltjes
  • > Pinocytose: opname van vloeibere deeltjes

° Exocytose: een blaasje met bv. een hormoon buiten de cel gebracht.

2) herkeningsfunctie
suikers op vetten en eiwit zijn speciefieke receptoren voor het herkennen van bv. hormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bouw kern

A
  • Omgeven door een dubbel eenheidsmembraan met poriën.
  • Kernplasma
  • Kernlichaampjes
  • Chromatinedraden, bevatten DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie kernlichaampje

A

Aanmaak- en opstapelplaats van de twee subeenheden en ribosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ribosomen

A

Werkbank waarop eiwitten worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chromatinedraden

A

Als een cel in deling gaat, gaat elk chromatinedraadje zich sterk opwinden. Het geheel wordt dan kort en dik. We spreken dan over chromosomen. Elke lichaamscel van een bepaalde soort organisme heeft een welbepaald aantal chromosomen, en de vorm van die chromosomen is constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chromosonen bij de mens

A

Bekijken we de mens, dan heeft die er 46 in elke lichaamscel

  • > 22 paar chromosomen van deze 46 chromosomen komen zowel bij de man als bij de vrouw voor: AUTOSOMEN. Telkens zijn er per celkern 2 autosomen die, wat grootte en vorm betreft, gelijk zijn: de HOMOLOGE CHROMOSOMEN. We krijgen immers telkens één exemplaar van onze mama en één exemplaar van onze papa
  • > 1 paar GESLACHTSCHROMOSOMEN of HETEROSOMEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cytoplasma

A

Het cytoplasma is omgeven door het celmembraan; dis is een eenheidsmembraan en doet dienst als douaneposte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bouw mitochondrium

A

Dit organel heeft een dubbel membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie mitochondrium

A
  • Het is onze “kerncentrale”. Hier wordt glucose verbrand zodat er energie vrijkomt. Spiercellen bevatten dan ook heel wat mitochondria.
  • Het bevat DNA dat maternaal overerft.
  • Glucose + O2 -> Energie + CO2 + H2O
  • Zowel een bladgroenkorrel als een mitochondrium hebben een dubbel eenheidsmembraan, eigen ribosomen en eigen DNA omdat ze in de loop van de evolutie door endosythose in de cel zijn opgenomen. Ooit waren ze zelfstandige levende wezentjes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Endoplasmatisch Reticulum

A

Het is omgeven door een dubbel eenheidsmembraan.

  • Glad E.R. ( S.E.R.): draagt geen ribosomen; hierin wordt vet aangemaakt.
  • Ruw E.R. ( R.E.R.): Draagt ribosomen waarop eiwitten worden aangemaakt. Die eiwitten zijn bestemd voor de celmembraan of buiten de cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Golgi-apparaat

A

Omgeven door een eenheidsmembraan.
Je kan dit organel vergelijken met een postkantoor dat de eiwitten en de vetten aangemaakt op het E.R. verpakt en verzendt. In kliercellen is dit organel dan ook zeer goed ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lysosoom

A

Omgeven door een dubbel eenheidsmembraan en zorgt voor vertering IN de cel. Enkel dierlijke cellen hebben lysosomen.
Een lysosoom bevat verteringsenzymen. Deze zorgen voor het verteren van vreemde elementen, dode cellen en celcomponenten zoals afgestorven mitichondria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Plastiden

A

Typisch voor een plant en omgeven door een eenheidsmembraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chloroplasten of bladgroenkorrels

A

Deze bevatten bladgroen of chlorofyl en hebben een dubbel membraan.
In deze korrels gebeurt er fotosynthese, hier worden en dus suikers aangemaakt.
Fotosynthese: CO2 + H2O + lichtenergie -> O2 + glucose.

17
Q

Chromoplasten

A

Deze bevatten rode, gele, oranje pigmenten.

18
Q

Leucoplasten

A

In deze korrels worden reservestoffen opgestapeld, nl. zetmeel.

19
Q

Vacuole

A

Omgeven door eenheidsmembraan.
Planten bevatten altijd grote vacuolen, die gevuld zijn met celsap. Celsap is een waterige oplossing waarin zich zouten, basen, zuren, harsen, pigmenten… bevinden. Rond de vacuole zit de tonoplast. De vacuole zorgt ook voor de stevigheid van de plant.

20
Q

Centriolenpaar

A

Het zorgt voor de celdeling en komt enkel voor in de dierlijke cel.