voc fra T5 milieu dechets Flashcards
1
Q
opslaan
A
stocker
2
Q
verspillen
A
gaspiller
3
Q
het sorteren (van afval)
A
le tri (des déchets)
4
Q
de vuilniszak
A
le sac de poubelle
5
Q
b. het (huishoudelijk) afval
A
les ordures (ménagères)
6
Q
a. het (huishoudelijk) afval
A
les déchets (ménagers)
7
Q
de verspilling
A
le gaspillage
8
Q
de stortplaats, vuilnisbelt
A
la décharge
9
Q
het compostvat
A
le composteur
10
Q
de compost
A
le compost
11
Q
de bescherming
A
la protection
12
Q
vervuilen
A
polluer
13
Q
vuil
A
sale
14
Q
vervuilend
A
polluant(e)
15
Q
de fabriek
A
l’usine (f)
16
Q
de vervuiling
A
la pollution
17
Q
de vervuiler
A
le pollueur
18
Q
het plastic
A
le plastique
19
Q
het fijne deeltje
A
la particule