verbes irréguliers vertalingen 4e j Flashcards
verwerven
acquérir
veroveren
conquérir
verzoeken
requérir
gaan
aller
gaan zitten
s’asseoir
(ver)slaan
battre
vellen
abattre
vechten
se battre
bestrijden
combattre
bespreken
débattre
zich verzetten, tekeergaan
se débattre
drinken
boire
koken
bouillir
besluiten
conclure
uitsluiten
exclure
insluiten
inclure
hier ingesloten
p.passé: ci-inclus
kennen
connaître
(ver)schijnen
(ap)paraître
verdwijnen
disparaître
(h)erkennen
reconnaître
naaien
coudre
loskomen, losmaken
découdre
weer naaien, hechten
recoudre
lopen
courir
toesnellen
accourir
zijn toevlucht nemen tot
recourir à
te hulp komen
secourir
geloven
croire
groeien
croître
toenemen
accroître
plukken
cueillir
ontvangen
accueillir
opvangen
recueillir
moeten
devoir
zeggen
dire
herhalen
redire
tegenspreken
contredire
verbieden
interdire
kwaadspreken
médire
voorspellen
prédire
schrijven
écrire
beschrijven
décrire
(zich) inschrijven
(s’) inscrire
voorschrijven
prescrire
onderschrijven
souscrire
ontroeren
émouvoir
bevorderen, promoten
promouvoir
sturen, zenden
envoyer