fra voc p.161 personalité Flashcards
1
Q
overeenkomen met
A
s’entendre avec
2
Q
zich druk maken
A
s’énerver
3
Q
zich uit de slag trekken
A
se débrouiller
4
Q
op de zenuwen werken
A
irriter
5
Q
heel geboeid zijn door
A
être passionné de
6
Q
slecht/ goed gezind zijn
A
être de bonne/ mauvaise humeur
7
Q
op de zenuwen werken
A
énerver
8
Q
verlegen
A
timide
9
Q
koppig
A
têtu(e)
10
Q
oprecht
A
sincère
11
Q
streng
A
sévère
12
Q
ernstig
A
sérieux/ sérieuse
13
Q
braaf/ wijs
A
sage
14
Q
belachelijk
A
ridicule
15
Q
stom
A
nul(le)
16
Q
vrolijk
A
joyeux/ joyeuse
17
Q
onverdraagzaam
A
intolérant(e)
18
Q
eerlijk
A
honnête
19
Q
boos/ kwaad
A
fâché(e)
20
Q
saai
A
ennuyeux/ se
21
Q
hard/ taai
A
dur(e)
22
Q
grappig
A
drôle
23
Q
nieuwsgierig
A
curieux/ se
24
Q
moedig
A
couragieux/ se
25
grappig
comique
26
rustig
calme
27
hip
branché(e)
28
dom
bête
29
leuk/ grappig
amusant(e)
