Voc dossier 4 Het milieu Remise a niveau Flashcards

1
Q

écologique

A

Ecologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

respectueux de l’environnement

A

milieubewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

l’effort

A

De inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

traverser

A

Oversteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

le ruisseau

A

het riviertje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

la cannette

A

het blikje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

un déchet

A

het papiertje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

terrible

A

verschrikkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

l’action de ramassage ( je me suis abonnée à une action de ramassage )

A

de opruimactie ( ik heb me geabonneerd op een opruimactie )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

la crasse , la saleté

A

de vuiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sauver ( pendant les vacances j’ai sauvé des tortues )

A

redden ( tijdens de aimer heb ik schildpadden gered)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

l’arbre

A

de boom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

du papier recyclé

A

gerecycleerd papier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

jeter ( il faut jeter ses papiers à la poubelle )

A

gooien ( je moet je papieren in de vuilnisbak gooien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

le sol

A

de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ramasser ( je ramasse les crasses sur le trottoir )

A

oprapen ( ik rap het papiertje op de stoep op )

17
Q

la poubelle

A

de vuilnisbak

18
Q

le chauffage

A

de verwarming

19
Q

on pourrait mettre un pull

A

we kunnen een pull aandoen

20
Q

on peut faire quelque chose pour la planète

A

we kunnen iets voor de planeet doen

21
Q

le futur

A

de toekomst

22
Q

beaucoup de gens ferment les yeux sur la situation

A

veel mensen sluit je ogen voor de situatie

23
Q

Je me préoccupe du futur

A

ik zich met de toekomst bezighouden

24
Q

l’aide

A

de hulp

25
Q

je suis attentive à l’écologie

A

ik ben aandacht voor ecologish

26
Q

le changement climatique

A

de klimaatverandering

27
Q

la terre

A

de aarde

28
Q

arrêter d’abattre la forêt

A

stop kappen het nos

29
Q

chaque geste aide

A

alle kleine beetjes helpen

30
Q

une lampe à économie d’énergie

A

de spaarlamp

31
Q

le gaspillage

A

de verspilling

32
Q

laisser couler l’eau ( quand on prend une douche il ne faut pas laisser l’eau couler )

A

het water laten lopen ( als je een douche neemt we mogen niet het water laten lopen )

33
Q

chauffer

A

stoken

34
Q

éteindre les lumières

A

de lichten uitdoen

35
Q

ouvrir les fenêtres

A

de ramen opendoen

36
Q

fontaine à eau

A

de waterfontein

37
Q

sac en plastique ( ne plus utiliser des sacs plastique )

A

plastic zakjes ( Gebruik geen plastic zakker meer )