Dossier 1 pg 6 Flashcards
1
Q
accepter / prendre
A
Aan / nemen
2
Q
marche de travail
A
de arbeidsmarkt
3
Q
l’emploie
A
de baan = de job
4
Q
l’entreprise
A
het bedrijf = de onderneming = de firma
5
Q
utile
A
nuttig
6
Q
l’avantage \ l’inconvénient
A
het pluspunt \ het minpunt
7
Q
postuler pour
A
solliciteren ( naar )
8
Q
entretient d’embauche
A
het sollicitatiegesprek
9
Q
le post libre
A
de vacature
10
Q
l’employeur / l’employer
A
de werkgeven / de werknemer
11
Q
chercher du travail
A
werk zoeken
12
Q
être au chômage
A
werkloos zijn