VOC 4F Flashcards
1
Q
De komst van mooie dagen
A
L’arrivée des beaux jours
2
Q
De terugkeer van de lente
A
Le retour du printemps
3
Q
De verbetering van de temperatuur
A
Le radoucissement des températures
4
Q
De zon is terug
A
Le soleil est de retour.
5
Q
Een tochtje naar het strand
A
Un petit tour à la plage
6
Q
Gratis concerten of voorstellingen
A
De concert ou des spectacles gratuits
7
Q
Maak jullie klaar!
A
Préparez-vous!
8
Q
Zich kenmerken door
A
Marquer / se caractériser
9
Q
Confondre
A
Door elkaar halen
10
Q
Enseigner
A
Les geven
11
Q
Frapper le sol en rythme
A
Ritmisch op de grond slaan
12
Q
Le phénomène
A
Het verschijnsel
13
Q
Observer
A
Bekijken
14
Q
Prendre des cours
A
Lessen nemen
15
Q
s’adonner à
A
Zich overgeven aan