VOC 3B Flashcards
1
Q
Retourner
A
Teruggaan
2
Q
s’afficher
A
Verschijnen
3
Q
Sauvegarder
A
Bewaren
4
Q
à cause de
A
Wegens, door
5
Q
Cependant
A
Echter
6
Q
l’entreprise
A
Het bedrijft (v)
7
Q
l’hôpital
A
Het ziekenhuis (m)
8
Q
l’incendie
A
De brand (m)
9
Q
l’invitation
A
De uitnodiging (v)
10
Q
l’utilisateur
A
De gebruiker (m)
11
Q
La banlieue
A
De buitenwijk
12
Q
La foule
A
De menigte
13
Q
La validité
A
De geldigheid
14
Q
Le bilan
A
Het eindresultaat
15
Q
Le blessé
A
De gewonde
16
Q
Le bureau de tabac
A
Tabakswinkel
17
Q
Le dégât
A
De schade
18
Q
Le domicile
A
Het woonadres
19
Q
Le médecin
A
De arts
20
Q
Le pompier
A
De brandweerman
21
Q
Le policier
A
De politieman
22
Q
Le témoignage
A
De getuigenis
23
Q
Le tour de monde
A
De wereldreis
24
Q
Partout
A
Overal
25
Pauvre
Arm
26
Précédent
Voorafgaande, vorige
27
Prévenir
Waarschuwen
28
Quitter
Verlaten
29
Réclamer
Opeisen
30
Remplir
Invullen
31
Sembler
Blijken
32
Subir
Ondergaan
33
Visible
Zichtbaar
34
Annoncer
aankondigen
35
Avoir besoin de
nodig hebben
36
Cliquer
klikken
37
Complètement
Helemaal
38
Empêcher de
Verhinderen
39
Habiller
Aankleden
40
Imposer
Opdringen
41
L'environnement
Het milieu (m)
42
La consommation
Hier: het eten van
43
La décision
De beslissing
44
La possibilité
De mogelijkheid
45
Le combat
Het gevecht
