VO week 2 Flashcards
waaruit bestaat de normale interactie van mens en micro-organisme?
residente flora, wederzijds voordeel
waaruit bestaat de ongewenste interactie van mens en micro-organisme?
besmetting of infectie, eenzijdig voordeel
in welke 2 organen zijn weinig micro-organismen?
- conjuctiva
- longen
wat is/ doet residente flora?
residente flora = commensale flora
- bacteriesoorten die permanent aanwezig zijn op specifieke plaatsen in/ op lichaam
- verandert van geboorte tot dood
- niet schadelijk, juist voorkomen infecties = kolonisatieresistentie
- ook aanwezig in meconium = eerste ontlasting baby
wat is/ doet transiënte flora?
micro-organismen die toevallig op lichaam zitten
- niet constant, vaak snelle eliminatie
welke plaatsen zijn gekoloniseerd door residente flora?
alle plaatsen die in contact staan met de buitenwereld
(bv. huid, conjuctiva, tractus digestivus, tractus urogenitalis)
- per plaats vrij constant
- per plaats specifiek (ook tussen individuen)
van welke lokale factoren is de samenstelling van de residente flora afhankelijk?
- pH
- temperatuur
- vochtigheid
- immuunrespons
- bacteriocinen
- voedingspatroon
welke functies hebben residente flora?
afweer:
- weren potentiële pathogenen van buitenaf
- rol in ontwikkeling afweersysteem
stofwisseling:
- rol in metabolisme
- vitamine B en K aanmaak (stolling)
- voedingsstoffen uit voedsel halen + vertering
(verder invloed op darmpermeabiliteit, fermentatie en hormonale veranderingen)
welke stappen moeten worden ondernomen voordat een micro-organisme een infectie kan veroorzaken?
- toegang (binnendringen in gastheer)
- adherentie (aanhechting micro-organisme aan gastheercel)
- kolonisatie (residente bacteriën verdrijven)
- invasie (bacterie dringt cel binnen)
- weefselbeschadiging (veroorzaken onherstelbare schade)
- adherentie van bacteriën aan gastheercel = middels fimbriae (bij resident = goed, bij pathogeen = slecht)
- beschermende rol resident vooral 2. en 3.
wat is een nadeel van residente flora?
bron van opportunistische infecties
- E. coli –> pyelonefritis (goede hechting epitheel urinewegen)
- streptokokken –> endocarditis (goede hechting endotheel)
- afhankelijk van immuunstatus gastheer (verlaagd –> groter risico)
hoe kan residente flora bij diagnostiek vermeden worden?
- bloedafname –> desinfectie huid
- sputummonster –> BAL (broncho-alveolaire lavage)
- urinemonster –> midstroomafname
hoe wordt een infectie door residente flora genoemd?
endogene infectie
(vooral door darm en huid flora)
(en dus infectie van buitenaf = exogene infectie)
noem 3 voorbeelden van endogene infecties en 3 voorbeelden van exogene infecties?
endogeen:
- antibiotca
- systemische afweer verlaagd
- intraveneuze lijnen
exogeen:
- inhalatie
- snijwond
- seksueel contact
(transplantatie en chirurgie kunnen zowel voor endogeen als exogeen zorgen)
hoe kunnen exogene besmettingen voorkomen worden?
- sterilisatie
- desinfectie
- microbiologisch veilig handelen
wat is sterilisatie en welke manieren zijn er voor sterilisatie?
- proces van volledige eliminatie van alle micro-organismen (inclusief bacteriesporen)
- nodig bij injecties en operaties
manieren:
- verhitting (stoom (20 min 121) of droog (2 uur 160))
- ioniserende straling (bv. wegwerp)
- gas (ethyleenoxide/ formaldehyde (bij endoscoop))
- ultrafiltratie (filters die micro-organismen tegenhouden)
wat is desinfectie?
het proces van eliminatie van vele micro-organismen (maar niet de bacteriesporen)
–> wanneer sterilisatie niet mogelijk is
(bv. huid of oppervlakte)
- zowel toxisch voor micro-organismen als voor de mens –> alleen uitwendig gebruik
waarom zijn antibiotica selectief toxisch?
toxisch voor micro-organismen, maar zo min mogelijk voor de mens
wat voor bacteriën leven in de darmflora (zuurstof-gerelateerd)? wat voor bacteriën/ micro-organismen nog meer?
- aeroob
–> zuurstof nodig voor groei
–> meer proximaal - anaeroob
–> doodgaan in aanwezigheid van zuurstof
–> meer distaal (colon, caecum) (meeste bacteriën, eigenlijke darmflora) - facultatief anaeroob
–> kan zowel met als zonder
–> meer proximaal
(proximaal minder bacteriën door lage pH maag)
verder aanwezig:
- aerobe gram-negatieve staven (E. coli, Proteus mirabilis)
- enterokokken
- gisten
wat is de ‘kolonisatie-functie’ van anaerobe darmflora (resident)?
concurrentie aangaan met indringende micro-organismen
–> inmenging micro-organismen van buitenaf voorkomen
(ook concurrentie met aeroob)
bij kolonisatieresistentie zijn anaerobe bacteriën het belangrijkst!
wat is SDD (selectieve darm decontaminatie)?
- aantal aerobe bacteriën verlagen, anaeroob gelijk
–> kolonisatieresistentie sterker - door orale antibiotica
- bij patiënten met verhoogd infectierisico
wat is een reinstrijk?
om bacteriegroei en kolonie-morfologie te beoordelen, moeten kolonies apart liggen
–> reinstrijk maken
= door uitstrijken verdunnen, zodat bacteriën los komen te liggen
waarom is steriel afnemen van belang voor diagnostiek?
bij steriele afname kan gesteld worden dat het gevonden micro-organisme het pathogeen is!
hoe kan een gist/ schimmel infectie gediagnosticeerd worden?
- hyphen = schimmelinfectie (37 temp mens –> schimmel)
- alleen gisten = gistinfectie of dimorfe schimmelinfectie (37 temp mens –> gist)
- morfologisch onderscheid
- voortplantings onderscheid
- aankleuring schimmelsporen met lactofenolblauw
benoem 4 koloniemorfologiën van fungi
- Aspergillus fumigatus
–> dikke rand, licht, harig, dichte structuur, blauw/ groen, witte hyphen, groene sporen - Aspergillus niger
–> witte rand zonder sporen, steeds donkerder en dichter naar binnen, zwarte puntjes, witte hyphen, zwarte sporen - Penicillium
–> donkerblauw/ groen, richting midden egaal lichtblauw/ groen, witte hyphen, groene sporen - Candida
–> rond (bolletjes), fusie, wit, gistvorm van schimmels)
zijn voedingsmedia waarop geënt wordt altijd steriel?
- gesteriliseerd, zowel vast als vloeibaar
- verhitting (vloeibaar kan ook door ultra-filtratie)
hoe heet het wanneer bacteriën op uiterlijke kenmerken gekozen kunnen worden?
electief
wat kan aan bloed toegevoegd worden voor electie?
agar –> hemolytisch, vergroenend, indifferent
(kleur gebaseerd op pH)
wat is een selectief medium?
een medium dat remstoffen bevat
(voor remming ongewenste groei interessante bacteriën)
na welke incubatietijd zullen kolonies zichtbaar zijn?
18 uur
(1 mm = 100 miljoen bacteriën)
wat is confluente groei?
te veel bacteriën op de plaat –> confluente groei (NIET losliggend) –> minder makkelijke analyse
losliggend bij reinstrijk –> verdunning bij elke strijk
omschrijf de residente flora van de keel
- streptokokken (vooral, aeroob en anaeroob)
- grampositieve staven
- stafylokokken
- niet facultatieve pathogenen (kan zowel ziek als niet ziek)
(bv. pneumokokken)
eigen kweken:
–> vergroenende kolonies
–> witte kolonies
wat is acute tonsillitis?
- vooral bij kinderen (5-10)
- oorzaak = hemolytische streptokokken (bacterie)
- STREPTOCOCCUS PYOGENES
- maakt erytrocyten kapot door toxine (bacterie verteerd bloed)
- keelpijn, malaise, koorts, hoofdpijn, tonsillen groot, grijs-wit exsudaat
- mogelijk roodvonk: huiduitslag door toxine van streptokok
(ziekte verdwijnt binnen week)
waarom doen we geen keelkweek meer bij een streptokokken infectie? wat is AST?
mogelijk positieve kweek zonder keelklachten
+ mogelijk fout-negatief
AST = antistof aantoonbaar bij bacteriële streptokokken infectie (mogelijk doorgemaakt) (stijgt niet altijd, want keelpijn kan ook door virussen en parasieten)
waar komt de volgende kweek vandaan?: vergroenende streptokokken, anaerobe bacteriën, S. aureus, haemophilus influenzae
keel
in welke 2 groepen kunnen bacteriën ingedeeld worden?
fototroof:
- bacteriën die licht om kunnen zetten in bruikbare energie
chemotroof:
- bacteriën die (an)organische verbindingen als energiebron gebruiken (voedingseisen verschillen, zie hieronder)
* autotroof –> anorganische bronnen, Co2 en stikstof-bronnen (ammoniumzouten of nitraten)
* heterotroof –> organische bronnen, belangrijk voor mens, bv. glucose, voor stikstof afhankelijk van aminozuren of vitamines
via welke fasen verloopt bacteriegroei?
- lag-fase
–> nauwelijks toename bacteriën
–> aanpassing bacterie omgeving en synthese ribosomen en enzymen ter voorbereiding groei - logaritmische fase
–> vermeerdering, logaritmisch - stationaire fase
–> vermeerdering stagneert door (1) uitputting voedingsstoffen en (2) ophoping stofwisselingsproducten - afstervingsfase
–> aantal levende bacteriën neemt af (snelheid varieert)
wat is biofilm?
een laagsgewijs opgebouwde bacteriepopulatie
(kan uit meerdere bestaan)
–> minder antibiotica gevoelig
–> beperkte groei, groei ook anders
hoe gaat het transport van voedingsstoffen door het cytoplasmamembraan van de bacterie?
exo-enzymen
–> grote moleculen
–> afbraak buiten bacterie, daarna opname kleinere producten
carrier-eiwitten
–> transport voedingsstoffen door cytoplasmamembraan
- cytoplasmamembraan ook belangrijke rol in energieproductie bij de katabole stofwisseling (geen mitochondriën)
wat is het temperatuuroptimum voor commensale en pathogene bacteriën?
37 graden
waardoor wordt het verschil in zuurstofafhankelijkheid bepaald?
- katabole stofwisseling (afbraak voedingstoffen)
- anabole stofwisseling (opslag voedingsstoffen)
–> energiewinst via ATP via: - NADH2 oxidatie
- aerobe respiratie (36 ATP)
- anaerobe respiratie (25 ATP)
- fermentatie (2 ATP)
- facultatief aeroob/ anaeroob kan zowel respiratie als fermentatie (afhankelijk van O2-beschikbaarheid)
- anaeroob groeit minder snel
wat zijn micro-aerofiele bacteriën?
kunnen alleen bij een lage zuurstofspanning leven (10%)
wat is de zuurstofafhankelijkheid van Pseudomonas Aeruginosa?
alleen aeroob (alleen boven op agar)
wat is de zuurstofafhankelijkheid van Escherichia Coli?
facultatief aeroob/ anaeroob (overal in buis)
wat is de zuurstofafhankelijkheid van Bacteroides Fragilis?
alleen anaeroob (alleen in agar)
waar bevinden transiënte en residente flora zich in de huid?
- transiënt –> oppervlakkig
- resident –> diepere huidlagen (gram-positief)
(bij desinfectie transiënte laag verwijderen)
(vaak overleven pathogenen niet in de huid door de lage pH)
waaruit bestaat de residente flora van de huid?
gram-positieve bacteriën vooral
- stafylokokken (coagulase negatief)
- kleine staven
- anaerobe soorten in talgklieren
- gisten in nagels en vingerplooien
wat is decontaminatie?
het verwijderen van micro-organismen
wat is een API-strip?
- strip met meerdere kamertjes, met diverse voedingsstoffen en reagens om bacteriën aan te tonen
- soms van zuurstof afgesloten (olie druppelen)
- 10 verschillende voedingsstoffen testen (4 anaeroob) –> bacteriën onderscheiden
‘soort bacterie bepalen door aantonen welke voedingsstoffen verbruikt zijn en in welk milieu’
wat is het effect van handen wassen op transiënte en residente flora op de huid?
transiënt –> weghalen door handen wassen
resident –> mobiliseren door handen wassen (want openen poriën)
wat doet influenza haemophilus?
enzymen uitscheiden die bloedcellen afbreken (sterke afbraak agarplaat rondom deze koloniën)