HC week 2 Flashcards
hoe groot is de kans dat je staphylococcus aureus bij je draagt?
30% (sepsis 0.3%)
uit welke stappen bestaat de overgang van kolonisatie naar systemische infectie?
- kolonisatie en adhesie (bv. aan huid of slijmvlies, irreversibele attachment)
- groei en biofilm formatie
- lokale infectie (bv. huidinfectie)
- verspreiding (systemisch of lokaal)
waaraan bindt de staphylococcus aureus zich?
keratine in epidermis (door clumping factor B)
waaraan bindt de escherichia coli zich?
urogenitaal epitheel (d.m.v. pili) –> UWI’s
noem 3 aspecifieke afweermechanismen tegen staphylococcus aureus
- verliezen van huidschilfers
- lage pH (5.5 door vetzuren uit talg) huid
- droge huid
noem 2 aspecifieke afweermechanismen tegen escherichia coli
- reiniging door urine
- spermine in semen
welk medicijn maakt kwetsbaar voor infecties?
omeprazol (want maagzuurremmer –> vermindering zuurbarrière maag tegen infecties)
noem 1 aspecifiek afweermechanisme van het maagdarm-stelsel
maagzuur, gal, pancreassap en darmsappen (reiniging)
wat doe je wanneer vancomycine oraal niet werkt bij behandeling van clostridium difficile na een kuur augmentin? (toxische stam)
faecestransplantatie (herstel van veranderde microbioom door augmentin)
- vaak van een familielid/ huisgenoot (want vergelijkbaar microbioom)
welk aspecifiek afweermechanisme bevindt zich in de darmen en de vagina?
competitie door commensale flora
wat is biofilm formatie?
= gunstige omgeving voor bacteriën (habitat)
- vorming slijmlaag om zich heen (glycocalyx)
- extracellulair DNA (afleiding immuunsysteem)
- producten bacteriën (suikers)
- varianten van bacteriële cellen (resistent, tolerant, antibiotica-gevoelig)
- VBNC (kunnen zorgen voor recidief)
waartegen beschermen exopolysacchariden (suikers) in biofilm?
- fagocytose
- sheer stress
- antibiotica
welk genetisch materiaal wordt uitgewisseld in biofilm?
plasmides
welke infecties kan S. aureus veroorzaken?
- huidinfecties
- botten en gewrichten
- luchtwegen
- hart en thorax
- toxine-gemedieerde ziektebeelden (toxisch shock syndroom)
wat is de belangrijkste complicatie bij S. aureus?
prothese-gerelateerde infecties
hoe krijg je een prothese-gerelateerde infectie van S. aureus? noem 2 manieren
- (vaakst) wondinfectie
- elders infectie, hechting op prothese
wat doe je bij herhaaldelijke S. aureus infecties van protheses (geen nieuwe prothese mogelijk)?
3 maanden antibiotica + levenslang suppressieve antibiotische therapie
levert biofilm chronische ontsteking op?
ja
waaraan is infectieuze endocarditis te herkennen?
- splinter bloedingen
- petetchiën
- Janeway lesions
- Osler nodes
wat is de definitie van sepsis?
levensbedreigende orgaanschade door een ontregelde afweer tegen infectie
wat is de SOFA-score?
sepsis-related organ failure assessment:
(bij meer dan 2 punten)
- verlaagde saturatie (longen)
- glasgow coma scale verlaagd (hersenen)
- hypotensie of vasopressors (hart, circulatie)
- verhoogd bilirubine (lever)
- verlaagde bloedplaatjes (stolling)
- verhoogd creatine, oligurie (nieren)
wat is zowel de oorzaak van sepsis als van vatbaar zijn voor secundaire infecties?
verstoorde balans tussen pro-inflammatoir en anti-inflammatoire reactie
wanneer spreek je van een septische shock?
wanneer de hypotensie persisteert na het geven van intraveneus vocht (anders gewoon sepsis)
wat zijn klinische symptomen van ontsteking?
- rood
- warm
- pijn
- zwelling
- functieverlies
wat is een ontstekingsreactie?
reactie van gevasculeerd weefsel op beschadiging met als doel het elimineren van de schadelijke agens en het in gang zetten van het herstel van de schade
welke oorzaken van ontstekingsreacties zijn er?
- infecties
- weefselnecrose
- immunologische reacties
- genetische afwijkingen
wat is het verschil tussen necrose en apoptose?
- apoptose levert geen ontstekingsreactie
- necrose geeft wel een ontstekingsreactie
wat gebeurt er bij een vasculaire ontstekingsreactie?
- netto verwijding vaten
- vertraging bloedstroom
- uittreden eiwitten en ontstekingscellen
wat is het verschil tussen een transudate en een exsudate vasculaire reactie?
- exsudaat = eiwit en vocht lekkage
- transudaat = enkel vochtlekkage (door lage osmotische druk) –> hongeroedeem
uit welke 3 onderdelen bestaat de cellulaire reactie?
- leukocyt adhesie + transmigratie + chemotaxis
- leukocyt activatie
- fagocytose en afbraak schadelijk agens
tussen welke 2 membranen vinden interacties plaats bij de cellulaire reactie van leukocyten?
- leukocyt membraan
- endotheel membraan
noem een voorbeeld van een adhesiemolecuul die de hechting van leukocyten mogelijk maakt
P-selectine
wat is chemotaxis?
migratie cellen van lage concentratie naar hoge concentratie
waardoor worden leukocyten geactiveerd?
herkenning van microbes of mediators
benoem 3 stappen van fagocytose
- herkenning en binding microbe aan fagocyt
- insluiting microbe door membraan facocyt = fagozoom + fusie met blaasje lysozymen
- killing en degradatie microbe
zet in de juiste volgorde van optreden: oedeem, neutrofielen, monocyten/ macrofagen
oedeem –> neutrofielen –> monocyten/ macrofagen
wat betekent pleiotrope effecten?
zowel pro- als anti-inflammatoire werking (bv. NO)
welke 2 groepen ontstekingsmediatoren zijn er?
- uit de lever (meeste)
–> uitscheiding voorvorm, nog activatie nodig - uit ontstekingscellen
–> opslag activatie of synthese
wat remt phospholipase?
steroiden (2 cascades remming)
wat remt cyclooxygenase?
COX-1 en COX-2 (aspirine, ibuprofen)
welke 3 effecten hebben ontstekingsmediatoren?
- lokale ontsteking
- systemische beschermende effecten (koorts, acute fase eiwitten, neutrofiele granulocyten uit beenmerg)
- systemische pathologische effecten (bv. minder hart-output, insuline-resistentie)
welke functie hebben complement C3a en C3b?
C3a –> inflammatie (mediator)
C3b –> phagocytose
welke 4 processen worden aangetrokken door factor XII (na necrose)?
- kinine cascade
- fibrinolyse systeem
- complement cascade
- clotting cascade
onder welke voorwaarden eindigt een ontstekingsreactie? wie reguleert dit vooral?
- schadelijke prikkel geëlimineerd
- pro-ontstekingsmediatoren gedownreguleerd
- anti-ontstekingsmediatoren upgereguleerd
- herstel in gang gezet
vooral regulatie door macrofagen
welke 2 vormen macrofagen zijn er en met welke functie? door welke cytokinen wordt welke functie geactiveerd?
M1 = afbraak
- microbes, IFN-a
M2 = opbouw
- IL-13, IL-4
welke 2 vormen van herstel zijn er? waarvan is het afhankelijk welk herstel plaatsvindt?
- herstel van weefsel/ parenchym in oorspronkelijke vorm
- herstel door bindweefselvorming (litteken)
afhankelijk van:
- aanwezigheid stamcellen
- proliferatie-activiteit weefsel
- mate van beschadiging van extracellulaire matrix
noem 4 voorbeelden van niches van stamcellen bij herstel na ontsteking
- darm: bij Panethcellen
- oog: in Limbus
- lever: naast galgangen
- huid: naast haarfollikels
welke cytokinen sturen differentiatie van pluripotente stamcellen?
- Sox9 –> chondroblasten
- CBFA1 –> osteoblasten
- PPAR-y –> vetcellen
- VEGF en FGF2 –> endotheel
- myo-D, myogenin –> myotube (spier)
op welke 3 manieren kunnen differentiatiesignalen bij (stam)cellen komen?
- autocriene signalen (zichzelf)
- paracriene signalen (tussen buurcellen)
- endocriene signalen (via bloed, op afstand)
via welke 2 routes kan een extracellulair signaal naar binnen in de cel?
- via het cytoskelet
- via signaaltransductie pathways
welke celtypen herstellen snel? welke juist langzaam?
snel:
- epidermis (huid)
- darmepitheel
langzaam:
- neuronen
- cardiomyocyten
wat zijn genezing per primam en genezing per secundam?
- per primam =
intact tissue framework
–> regeneratie - per secundam =
damaged tissue framework
–> repair (scar formation)
+ persistent tissue damage
–> fibrosis (tissue scar) (na chronische ontsteking)
welke cellen zijn de adaptieve immuuncellen?
B- en T-cellen
wanneer spreken we van een acute infectie en wanneer van een chronische?
- acuut = eerste 7 dagen (inflammation)
- chronisch = na 7 dagen (proliferation, maturation)
welke 3 verschijnselen treden op bij acute inflammatie?
- vascular changes
- neutrofielen-rekrutering
- mediatoren
welke 4 verschijnselen treden op bij resolutie?
- klaring van beschadigende stimuli
- klaring van mediatoren en acute inflammatoire cellen
- vervanging van beschadigde cellen
- normale functie
wat is het gevolg van fibrose
functieverlies
wat is een mogelijke behandeling van afwezigheid van een immunoglobuline?
subcutane infusies met humaan serumglobuline (het missende immunoglobuline)
wat is een synoniem van immunoglobulinen?
antilichamen, antistoffen
wat is de opbouw van een immunoglobuline?
- 2 zware ketens
- 2 lichte ketens
zowel zware als lichte ketens hebben:
- constante keten (begin) (3 bij zwaar)
- variabele keten (uiteinde)
deze paren met elkaar (van licht en zwaar)
de variabele keten-paren vormen de bindingsplaats voor antigenen
wat zijn het FC- en het Fab-gedeelte van een immunoglobuline?
- FC-gedeelte = constante zware ketens (binding aan celreceptoren)
- Fab-gedeelte = variabel zwaar, constant zwaar, variabel licht, constant licht (bindingsplaats antigeen)
- zie plaatje
welke 2 varianten van lichte ketens zijn er?
kappa en lambda
hoe noem je het antigeen-bindende gedeelte van een immunoglobuline?
idiotype
- 2 bindingsplaatsen per immunoglobuline
- 6 contactpunten (CDR gebieden)
- ieder idiotype uniek
wat bepaalt de specificiteit van immunoglobulinen?
CDR-gebieden (hoogste variatie)
–> in het idiotype (antigeen-bindend gebied)
wat is de definitie van een antigeen?
molecuul waartegen de adaptieve immuunrespons gericht is
wat is de definitie van een immunogeen?
molecuul dat -op basis van moleculaire structuur- adaptieve immuunrespons kan opwekken
wat is de definitie van een epitoop?
antigene determinant = deel van antigeen waaraan antigeenreceptor (Ig/ TCR) echt bindt
wat is de definitie van een hapteen?
niet-immunogeen molecuul, <5 kDa
(bv. penicilline, nikkel)
wat is de definitie van een carrier?
eiwit dat epitopen aanbiedt aan T-helper cel
–> sterke antistofrespons tegen hapteen, indien gekoppeld aan carrier
wat wordt bepaald door het constante domein?
Ig-klasse/ isotype
–> impact op effector functie
(geen andere eiwitherkenning)
- IgM
- IgD
- IgG
- IgE
- IgA
vertel wat over IgM
- pentameer
–> 5 immunoglobulinen gebonden door zwavelbruggen
+ J-keten
= meervoudige, flexibele binding - eerste molecuul wat gemaakt wordt
- hart en longen
vertel wat over IgE
- monomeer
- vooral in de huid
- antigeenbinding
- mestcelbinding via FcE-receptoren
–> mestcel-activatie en degradatie (bv. parasiet, allergie)