Verslaving Flashcards

1
Q

Stoffels e.a. noemen 4 belangrijke doelen voor PMT bij verslaving.
1) Noem er twee en geef een concreet voorbeeld hoe dit wordt uitgewerkt.
2) Beschrijf daarbij een bewegingsarrangement en verbale en non-verbale (micro) interventies van de
therapeut.

A
  • Verbeteren van algemene fysieke conditie: herstellen en verbeteren van kracht, behendigheid, uithoudingsvermogen, mobiliteit en coördinatie. Succeservaringen maken, realistische doelen stellen en vertrouwen krijgen in het lichaam, motorische en sociale competenties.
  • Verbeteren van lichaamsbeleving: contact met lichaam herstellen. Ervaren en voelen van spanning, craving en emoties op basis van fysieke sensaties, maar ook leren om de mogelijkheden van het lichaam te herkennen, zoals honger, moeheid, pijn en blessures. Ook focus op verzorging: hygiëne, kleding en verzorgingsproducten.
  • Verbeteren van zelf-reflectie over verslavingsgedrag: herkennen van de eerste fysieke impulsen die mogelijk leiden tot terugval.
  • Omgaan met craving en voorkomen van middelengebruik: herkennen van de eerste signalen van craving en controle over deze signalen hebben om het te voorkomen.

2) Oefenen met het opzoeken van spanning voor een persoon. Dit kan door client uit te dagen met basketbal. De context zo manipuleren (non-verbaal) dat het steeds moeilijker wordt om de basket te raken. Wanneer je ziet dat client spanning krijgt een interventie doen met het vragen (verbaal) of hij kan aangeven met LECS/ tekenen op thermometer wat voor spanning hij voelt. En of hij hierna kan aanvoelen wat hij nu zou willen. Een time-out (ruimte creëren) of nieuwe regels bepalen (grenzen aangeven).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoornissen in de body awareness worden beschreven in relatie tot verslaving?

A

1- Mensen met een verslaving zijn soms niet bewust van verschillende lichaamssignalen terwijl ze bewust blijven van anderen, hoewel ze de neiging hebben om ze te verwaarlozen.

  • Lichaamssignalen geassocieerd met pijn en moeheid worden meestal afgewezen door de verslaafde en signalen die verband houden met emotie worden hier niet mee geassocieerd.
  • Onduidelijk in deze hypothese is de richting van de connectie: lichaamsbewustzijn kan verstoord worden door middelengebruik waardoor normale signalen als warmte, kou, pijn en hoger minder accuraat of minder betekenisvol worden gemaakt.
  • Is het het gebrek aan bewustzijn en herkenning dat de verslaving veroorzaakt of leidt het verslavende gedrag tot een verminderd vermogen om te herkennen en te onderscheiden?

2 - Sterke lichamelijke reactiviteit en gevoeligheid zorgen ervoor dat mensen middelen gaan gebruiken

  • Vanwege een terugkerend proces van drugsgebruik en ontwenning, anticiperen mensen of zijn ze zich overdreven bewust van interoceptieve signalen van negatief affect, wat leidt tot meer verslavend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken voor behandeling van verslaving?

A
  • Tolerantie: het lichaam heeft een steeds grotere hoeveelheid van dezelfde verslavende stof nodig om het belonende effect te voelen
  • Ontwenningsverschijnselen: ontstaan wanneer persoon stopt met het nemen van verslavende stof
    Fysieke en mentale verschijnselen.
    -
    Fysiek: zweten, misselijk, overgeven, spierkrampen
    -*Mentaal: spanning, rusteloosheid, prikkelbaarheid, depressie, etc.
  • Craving: de sterke neiging om verslavende stoffen te verkrijgen en gebruiken
  • Controleverlies: wanneer iemand niet langer vrij kan besluiten over of, wanneer en hoeveel diegene drinkt, rookt of op een andere manier gebruikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 groepen van verslavende middelen?

A

Narcotica:
bewustzijn verminderend effect. Voorbeelden: alcohol, GHB, morfine, heroïne en andere opioïden. Worden ook wel ‘downers’ genoemd. Bijkomende mentale effecten: vredig en ontspannen gevoel, onderdrukkend effect op emoties en vermindering van angst. Fysiek: ontspanning van spieren, zintuigen functioneren minder en lagere hartslag en ademhaling (alcohol kan juist hogere hartslag hebben).

Stimulerende middelen:
overwegend stimulerend effect op de hersenen. Voorbeelden: cafeïne, nicotine, XTC, MDMA, coke, speed. Worden ook wel ‘uppers’ genoemd. Verhoogde alertheid en energiek gevoel. Na periode van gebruik kan een dip optreden. Fysieke effecten: hogere hartslag en ademhaling, mindere eetlust, strakke spieren, hoge bloeddruk, grote pupillen en versnelde stoelgang.

Bewustzijn veranderende middelen:
hebben een complex effect op de hersenen. Voorbeelden: cannabis, LSD, magic mushrooms, ketamine, lachgas. Deze middelen leiden tot een soort trans en diepe slaap, soms gevolgd door hallucinaties. Geven de gebruiker het effect van het observeren en ervaren van de wereld op een andere manier. Kleuren zijn meer intens, vormen veranderen en gebruiker ziet dingen die er niet zijn; gevoel dat tijd stil staat. Fysiek: licht verhoogde hartslag en hogere bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn (1) psychoactieve en (2) psychotrope effecten?

A

1- veranderingen in bewustzijn
2 - veranderingen in mentale capaciteiten of functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke twee manieren kan verslaving de lichaamsattitude verstoren?

A

1 - Verwaarlozen van het lichaam
2 - Problemen met betrekking tot fysiek contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 5 stappen naar verslaving?

A

1- Getting acquainted
2 - Experimenting
3 - Regular use
4 - Abuse
5 - Addiction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke onderwerpen moeten bij de intake besproken worden?

A

1 - Algemene fysieke conditie, kwaliteit van beweging, lichaamsbeeld, houding en lichaamsbeweging

2 - Lichaamsbeleving, lichaamsbewustzijn, lichaamstevredenheid en lichaamsattitude

3 - Veranderingen ervaren. PMT kan helpen begrijpen hoe het lichaam reageert op aangepaste stimuli en kan een bron van informatie zijn en een instrument in het herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly