Angststoornissen Flashcards

1
Q

a) Glas & Murris maken onderscheid tussen ‘Emotionele vermijding’ en ‘Emotie gedreven gedrag’. Wat
houden deze in en hoe zou je dit in PMT kunnen beïnvloeden bij een patiënt met een angststoornis?

b) Beschrijf voor beiden een bewegingsarrangement met een activiteit en verbale/non-verbale (micro)
interventies van de therapeut.

A

Emotionele vermijding (vooraf) - Emoties voor zijn en niet te laten ontstaan

Emotie gedreven gedrag (tijdens) - Er ontstaat een emotie en wat iemand doet om dit te verminderen of weg te laten gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt ‘Emotionele vermijding’ in en hoe zou je dit in PMT kunnen beïnvloeden bij een patiënt
met een angststoornis? Beschrijf hiervoor een bewegingsarrangement met een activiteit en
verbale/non-verbale (micro) interventies van de therapeut.

A

Emotionele vermijding:
- Vermijding van somatische sensaties
- Cognitieve vermijding, zoals afleiding/rumineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drie pijlers van het biopsychosociaal model?

A

Biologisch:
- Genetische factoren veroorzaken gevoeligheid in het alarmsysteem (amygdala)
- Er gaat te snel een alarm af
- Amygdala activeren (te snel) HPA-as
- Hypothalamus-Hypofyse-Adrenaline (HPA-as)
*Systeem wordt versneld geactiveerd, vooral adrenaline zorgt voor stressreactie

Psychologisch:
- Vanuit de genetische dispositie is er overgevoeligheid voor angstopwekkende stimuli
- De menselijke eigenschap om onplezierige of vervelende dingen uit de weg te willen gaan of weg te willen maken
- Vermijdingsgedrag dat versterkt wordt door ‘metacognitie’: ik kan dit niet aan of mijn angst is ondraaglijk
- Vanuit angstgevoeligheid en vermijdingsgedrag ontstaat selectieve aandacht voor zowel interne als externe stimuli
- Denk aan conditioneringsprincipes en de disfunctionele betekenisverlening vanuit de cognitie

Sociaal:
- Vroege live-events. Mini-trauma (bv. Overbezorgde ouder)
- Cultuur factoren
- Klinische kenmerken: angstgevoeligheid, vermijdingsgedrag, angst en paniek, piekeren en rumineren, bewegingsgedrag, lichaamsbeleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke doelen worden mee gewerkt binnen de PMT bij angststoornissen?

A
  • Gericht op verandering van emotie-gestuurd gedrag (vermijding)
  • Tegengaan van emotionele vermijding
  • Doen van exposure aan emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 thema’s zie je terug in PMT bij angsstoornissen en welke bewegingsarrangement zou je erbij kunnen noemen?

A
  • Betekenisverlening: Andere betekenis geven aan gedrag en beleving. Beleving van allerlei situaties maar ook de betekenis die iemand geeft aan de context waar iemand zich in bevindt. –> bv ervaren dat je geen hartaanval krijgt als je hartslag omhoog gaat met hardlopen / aandacht op een spierspanning brengen ipv bij een gedeelte waar veel zorg over is.
  • Incompatibel bewegingsgedrag: welk bewegingsgedrag heeft iemand als emotionele vermijding of als emotioneel gestuurd gedrag. 🡪 incompatible gedrag aan koppelen zodat dit gedrag doorbroken wordt. –> VB: Iemand met een angststoornis die stil in een hoekje staat, heel groot in de midden van de zaal gaan staan)
  • Emotionele toenadering: interventies op lichaamsbeleving (body scan)
  • Interoceptieve exposure: Actieve interventies (met name bij paniekstoornis). Rennen, hardlopen, krachttraining.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is rumineren?

A

Constante maalstroom van gedachten waarbij de persoon daar in gevangen zit. Gedachtestroom leidt eigenlijk nergens toe. Piekeren in overtreffende trap (veel bij stemmingsstoornissen en angststoornissen, m.n. gegeneraliseerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly