Tentamen Flashcards
Vraag 1: Inleiding
a) Wat verstaat men onder het begrip contextmanipulatie en waarom is dat zo belangrijk in de PMT?
Construeren en manipuleren van de therapeutische omgevingsfactoren. Op deze manier zorg je ervoor dat cliënten bepaalde ervaringen opdoen of de gelegenheid kunnen krijgen om met nieuw gedrag te oefenen.
Materiële context: Manipuleren van objecten, ruimte, spullen etc.
Sociale context: Manipuleren van sociale context bijvoorbeeld in groepstherapie
Vraag 1: Inleiding
b) Een belangrijk citaat van Dencia is “The brain is an organ that is sculpted at every level by experiences”. Wat is het belang van deze uitspraak voor de onderbouwing van PMT?
Een ervaring verrijkte omgeving helpt de hersenen te stimuleren en te ontwikkelen wat weer invloed heeft op ons functioneren (= Enriched enviroment perspective).
Ontwikkeling kan dus door aanbieden van een ervaring verrijkte omgeving ten gunste beïnvloeden ook wanneer deze kinderen in aanleg kwetsbaar kunnen zijn (!)
Vraag 1: Inleiding
c) PMT wordt getypeerd als experientiële vorm van therapie. Welke gevoelens kunnen hierbij opgeroepen worden?
- Positieve gevoelens: ervaringen, verhoging zelfbeeld en nieuw meer functioneel gedrag.
- Negatieve gevoelens: Waardoor men weer in contact kan komen met patronen en oude pijnlijke situaties (cliënten bijvoorbeeld stil laten staan bij boosheid, verdriet, trauma)
Vraag 2: Lichaamsbeleving
Geef van elk van de onderstaande domeinen voorbeeld van een verstoring in relatie tot een psychiatrische stoornis.
- Lichaamsbewustzijn
- Lichaamstevredenheid
- Lichaamsattitude
Lichaamsbewustzijn = perceptie van lichaamsstaten, processen en acties (SAQ, SBC & MAIA)
Depressievestoornis - niet meer voelen dat je honger hebt.
Lichaamstevredenheid = tevredenheid met uiterlijk en functionaliteit (BCS)
Eetstoornis, anorexia nervosa - het niet meer willen/kunnen eten omdat het lichaam als veel dikker wordt ervaren dan dat het is.
Lichaamsattitude = cognitieve affectieve en gedragsattitude naar het lichaam (DBIQ)
Borderline persoonlijkheidsstoornis - het snijden / mutileren van zichzelf. Het bewust het lichaam schade toebrengen en dus niet goed willen zorgen voor het lijf.
Vraag 3: Eetstoornissen
a) Wat houdt orthorexia in en hoe herken je dit?
Ongezonde fixatie op “gezond eten” en weigeren van “ongezond eten”. Superieur voelen over eigen eetgewoontes, irreële gedachten over functioneren eigen lichaam. Vaak samengaand met ondergewicht of voedseltekorten.
Vraag 3: Eetstoornissen
b) Waarom lopen sporters meer kans op het krijgen van een eetstoornis, welke sporters voornamelijk?
Sporters lijken meer kans te hebben op ontwikkelen van een eetstoornis > roeien, turnen, ballet, duurlopers etc. (sporters die in een gewichtsklasse competitie doen, veel aandacht op gewicht).
Mogelijke triggers voor ontwikkelen van eetstoornissen binnen de sport:
- Veel aandacht voor het lijf, gewicht en uiterlijk
- Veel aandacht voor voeding en aangepaste eetschema’s
- Trainingstijden en maaltijden vaak moeilijk te combineren
- Gewicht kan worden gekoppeld aan behalen prestaties
- Omgevingsinvloeden door teamgenoten, coach of trainer
Vraag 4: Verstandelijke beperking
a) Psychomotorische therapie bij LVB is vaak gericht op agressieregulatie. Waarom is dit juist een belangrijk domein bij deze doelgroep?
Kenmerkend voor de doelgroep is de moeilijkheid met (1) adequate herkenning en regulering van emoties en (2) adaptieve coping vaardigheden.
Onderliggend probleem binnen erkenning/ regulatie van emoties is interoceptive awareness
Interoceptive awareness is lichaamsgericht wat maakt dat PMT hier goed op kan inspelen. Het doel binnen PMT in het algemeen is om deze interoceptive awareness en coping skills te vergroten.
- Daarnaast kan PMT ook inspelen door het aanbieden van succeservaringen (bv in spel) dit kan tevens de eigen effectiviteit en het zelfvertrouwen van de cliënt verhogen.
Vraag 4: Verstandelijke beperking
b) Mensen met LVB zijn verhoogd kwetsbaar voor seksueel misbruik. Hoe komt dat? Welke risicofactoren spelen daarbij een rol?
Risicofactoren, verhoogde kwetsbaarheid voor:
- Grote afhankelijkheid van anderen
- Verminderde sociale vaardigheden
- Gebrek aan kennis op gebied van seksualiteit
- Aangeleerde hulpeloosheid.
Hiernaast kan de aanwezigheid van een laag zelfvertrouwen i.c.m. met een naïviteit (te snel) vertrouwen van andere iemand kwetsbaar maken voor misbruik en misleiding.
Vraag 5: Angststoornissen
Glas en Murris maken onderscheid tussen ‘Emotionele vermijding’ en ‘Emotie gedreven gedrag’.
a) Wat houden deze in en hoe zou je dit in PMT kunnen beïnvloeden bij een patiënt met een angststoornis?
Emotionele vermijding (vooraf) - Emoties voor zijn en niet te laten ontstaan
Emotie gedreven gedrag (tijdens) - Er ontstaat een emotie en wat iemand doet om dit te verminderen of weg te laten gaan
Vraag 6: Trauma
In het PMDI worden zeven behandelclusters genoemd voor mensen met PTSD. Licht de onderstaande 3 toe met een voorbeeld van een PMT interventie die daarop gericht is.
1- Afvlakking, ‘numbing’
2- Oriëntatie, concentratie en aandacht
3 - Vertrouwen en veiligheid
1- Afvlakking, numbing: Mate waarin zichtbaar is in de houding, lichaamstaal en bewegingen van de patiënt dat de patiënt in staat is contact te maken met het lichaam en gewaarwordingen vanuit het lichaam.
PMT –> verbeteren van arousalregulatie, vergroten van lichaamsbewustzijn (yoga, ademhalingsoefeningen en fysieke activatie)
2- Oriëntatie, concentratie en aandacht: Mate waarin zichtbaar is in de houding, lichaamstaal en bewegingen, patiënt in staat is de aandacht in het hier-en-nu te richten bij de activiteit, georiënteerd is.
PMT –> problemen op gebied van oriëntatie,
aandacht en concentratie verminderen. Aanspreken van zintuigelijke waarneming, van externe stimuli (zoals kijken), en interne stimuli (zoals ademhaling).
3- Veiligheid en vertrouwen: Mate waarin zichtbaar is in de houding, lichaamstaal en bewegingen van de patiënt dat er gevoel van onveiligheid en wantrouwen in contact is naar de omgeving, de PMTer en het materiaal.
PMT –> Lichaams- en bewegingsgerichte interventies om problemen in interpersoonlijk contact aan te pakken, veilig leren inzetten van lichamelijke kracht, het leren van zelfverdedigingstechnieken, vergroten van bewustzijn van eigen behoeften, persoonlijke ruimte en grenzen en het leren van zichzelf te kalmeren in interactie met anderen.
Vraag 6: Trauma
Wat is tonische immobiliteit en hoe is dat te herkennen? Noem 3 kenmerken.
Tonische immobiliteit is fase 4, fright, in de afweerreactie bij dreigend gevaar. Sympathisch maar vooral parasympatisch systeem neemt de overhand. Bevriezings-reactie (schrik). Angst neemt over. Kenmerken: hyperalert, hoge hartslag en stokkende adem, hoge emotionele arousal. Geven van reactie is niet meer mogelijk. (de antilope wordt gepakt en houd zich voor dood, nog steeds waakzaam)
Voorspellend voor ontstaan van PTSS symptomen, herbeleving, vermijding.
GEEN ontstaan van hyperarousal! de hypoarousal en verdovingreacties treden op:
- Geremdheid in grove motoriek
- Trillen
- Pijn wordt onderdrukt
- Niet meer kunnen praten
- Glazige, starende blik, niet echt kijken
- Ogen zijn periodes gesloten
Vraag 7: Psychosen
a) Wat houdt het diathese-stress model in?
b) Noem 2 behandelmogelijkheden voor mensen met psychosen die hieraan zijn gerelateerd en licht deze kort toe.
a) Ieder mens beschikt over een bepaald mate van kwetsbaar makende en beschermende factoren (individueel bepaald) deze kan bij het aanbieden van een bepaalde stressoren (symptomen van) psychopathologie uitlokken. Een psychotische episode is het resultaat van een interactie tussen een predispositionele kwetsbaarheid en psychosociale stressoren. Het is algemeen aangenomen dat schizofrenie voor een groot deel wordt bepaald door erfelijkheidsfactoren. Maar omgevingsfactoren kunnen ook een belangrijke rol spelen.
b) - Stress Management Training door Claudia Emck
Om clienten hun stress management vaardigheden te versterken. Hierdoor leren ze prodromale alarmsignalen te herkennen, interne en externe bronnen van stress te identificeren, beschermende vaardigheden en activiteiten te verbeteren, schadelijk gedrag te verminderen en beschermde omgevingsfactoren die in de toekomst gebruikt kunnen worden te identificeren.
- Progressieve spierrelaxatie
Relaxatietechnieken kunnen acute angst en stress verminderen in patiënten met psychotische stoornissen.
Vraag 8: Persoonlijkheidsstoornissen
a) Welke rol speelt hechting bij persoonlijkheidsstoornissen?
Wat betekent dit voor PMT, waar richt je je dan op? Licht kort toe.
Hechting: de impact van relationele patronen
In het licht van de hechtingstheorie wordt het sociale gedrag begrepen als de consequentie van de vroege ervaringen in de jeugd. De hechtingstheorie stelt dat sociaal gedrag voortkomt uit interne werkmodellen. Deze werkmodellen bestaan uit schema’s over zelf en anderen en ze kunnen constant veranderen door ervaringen. Dit wordt sterk beïnvloed door de ervaringen van de primaire verzorger. De werkmodellen zijn een belangrijke factor in het ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis.
Alle cliënten met een persoonlijkheidsstoornis hebben een onzeker hechting gehad. Hierdoor is het vormen van een goede werkrelatie met deze cliënten erg belangrijk, maar ook heel lastig. Een actieve, oprechte, positieve validatie en nieuwsgierige houding van de therapeut is daarom handig.
Therapeuten kunnen overvallen worden door de grove reacties van de cliënten. Hun acties provoceren negatieve emoties. Daarom moet de therapeut zich focussen op het achterliggende en niet op de actie zelf.
Vraag 9: Verslaving
Stoffels e.a. noemen 4 belangrijke doelen voor PMT bij verslaving. Noem er twee en geef een concreet voorbeeld hoe dit wordt uitgewerkt. Beschrijf daarbij een bewegingsarrangement en verbale en non-verbale (micro) interventies van de therapeut.
- Verbeteren van algemene fysieke conditie: herstellen en verbeteren van kracht, behendigheid, uithoudingsvermogen, mobiliteit en coördinatie. Succeservaringen maken, realistische doelen stellen en vertrouwen krijgen in het lichaam, motorische en sociale competenties.
- Verbeteren van lichaamsbeleving: contact met lichaam herstellen. Ervaren en voelen van spanning, craving en emoties op basis van fysieke sensaties, maar ook leren om de mogelijkheden van het lichaam te herkennen, zoals honger, moeheid, pijn en blessures. Ook focus op verzorging: hygiëne, kleding en verzorgingsproducten.
- Verbeteren van zelf-reflectie over verslavingsgedrag: herkennen van de eerste fysieke impulsen die mogelijk leiden tot terugval.
- Omgaan met craving en voorkomen van middelengebruik: herkennen van de eerste signalen van craving en controle over deze signalen hebben om het te voorkomen.
2) Oefenen met het opzoeken van spanning voor een persoon. Dit kan door client uit te dagen met basketbal. De context zo manipuleren (non-verbaal) dat het steeds moeilijker wordt om de basket te raken. Wanneer je ziet dat client spanning krijgt een interventie doen met het vragen (verbaal) of hij kan aangeven met LECS/ tekenen op thermometer wat voor spanning hij voelt. En of hij hierna kan aanvoelen wat hij nu zou willen. Een time-out (ruimte creëren) of nieuwe regels bepalen (grenzen aangeven).
Vraag 10: Ouderen
1- Wat houdt het Aquamentia programma in?
2- Voor wie is Aquamentia bedoeld?
3- Welke omgevingsfactor is essentieel in dit programma en welke werking gaat daar van uit?
1 - Het programma werkt met de 7 topics van PMT (instrumentele motorische sensitiviteit, sociale motorische sensitiviteit, ruimte, kracht, lichaamsbeleving, vertrouwen en relaxatie).
Elke twee weken komt er een nieuw thema
De therapeut stimuleert cliënt om te bewegen vraagt de LECS uit. Muziek kan gebruikt worden om te helpen om in beweging te komen.
Er is 1 therapeut per cliënt, de steun van de therapeut neemt af per sessie als dat mogelijk is. De therapeut stimuleert cliënten sociaal contact op te zoeken.
De doelen van Aquamentia zijn gericht op lichamelijk (bodily -B), emotioneel (E), cognitief (C) en sociaal (S) welzijn:
Behouden en verbeteren van fysiek en emotioneel balans (B)
Behouden en/of verbeteren cognitief balans door middel van plezierervaringen, uitdagingen en spanning/relaxatie (E en C)
Behouden en/of verbeteren van contact met zelf, anderen en context (S)
Verbeteren fysieke kracht (B)
Verbeteren zekerheid (E en C)
2 - Ouderen met dementie
3 - > Minder kans op vallen - valangst vermindert
> Veel sensorische stimuli - meer sensorisch bewustzijn
> Water zorgt voor weerstand - trainen van spieren en fitheid
> Zorgt voor druk op de borst - benauwd gevoel - psycho-educatie belangrijk
> Minder zwaartekracht - minder druk op de gewrichten - bewegen wordt makkelijker
> Minder stabiliteit - werken aan balans
> Vooraf is screening nodig (zwembad te bereiken? Geen open wonden?