Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards
a) Welke rol spelen hechting en mentaliseren bij persoonlijkheidsstoornis
b) Wat betekent dit voor PMT, waar richt je je dan op? Licht kort
a) Een onveilige hechting zorgt voor meer kans op PHS. Een onveilige hechting kan ontstaan door een ‘mismatch’ met de ouder/primaire verzorger.
Later leert het kind ook zelf niet juist te mentaliseren. Het begrip van de eigen binnenwereld is niet voldoende ontwikkeld en het inlevingsvermogen in anderen is verstoord. Emoties worden niet adequaat herkend en begrepen en worden als zeer intens, overstelpend en oncontroleerbaar ervaren.
b) Hierom is het vormen van een goede werkrelatie met deze patiënten erg belangrijk, maar ook heel lastig. Actieve, oprechte, positieve validatie en nieuwsgierige houding van de therapeut.
Therapeuten kunnen overvallen worden door de grove reacties van de patiënten. Hun acties provoceren negatieve emoties. Daarom moet de therapeut zich focussen op het achterliggende en niet de actie zelf.
Nijkamp besprak een aantal “ Dont’s “ voor de therapeutische omgang met mensen met
persoonlijkheidstoornissen. Noem er 2 die voor jou belangrijk zouden zijn en licht kort toe.
- Niet in de verdediging schieten als ze vragen naar (bv) diploma’s -> wat een interessante vraag hoe kom je daar zo bij?
- Geen veilige hechting, nooit reageren op boosheid maar altijd laten weten dat de persoon nog ‘welkom’ is en het om acties gaat en niet de persoon.
Hoe komt het dat mensen met persoonlijkheidsstoornissen vaak moete hebben met mentaliseren.
Het begrip van de eigen binnenwereld is niet voldoende ontwikkeld en het inlevingsvermogen in anderen is verstoord. Emoties worden niet adequaat herkend en begrepen en worden als zeer intens, overstelpend en oncontroleerbaar ervaren.
Wat kun je in de PMT doen om mentaliseren te bevorderen?
Ontwikkelen:
- Zelfsturing en reguleren van eigen emoties (mindfulness, yoga)
- Empathie (bal tussen handen oefening)
Welke 4 aspecten van functioneren zijn aan de orde bij PHS binnen de PMT?
- Identiteit: voelen, waar liggen mijn grenzen, grenzen met anderen.
PMT–> Controlled approach, Bodyscan, Ontspanningsoefeningen - Zelfsturing: Hoe ga ik met dingen om, balans, gewaarwording.
PMT–> gecontroleerd boksen, time-out, fysieke activiteit, spel zonder regels, running therapy, zelfcompassie (mindfulness, yoga) - Intimiteit: aanraking, oogcontact, seksualiteit, binden, gezien worden.
PMT–> controlled approach, In de knoop, uit de knoop, hand op schouder, minimalistische oefeningen. - Empathie: vertrouwen, samenwerken, non-verbaal en verbaal
PMT–> Met ruggen tegen elkaar aan tegelijkertijd opstaan, samenwerkingsvormen: parcours maken, druk uitoefenen (met bal tussen handen)
Wat is Damasio’s “Somatic marker Hypothese”?
Beschrijft een nauw verband tussen lichamelijke gewaarwordingen en de controle die mensen uitoefenen over hun gedrag.
Wanneer patiënten met agressieproblemen kunnen leren om emoties beter te identificeren en te beschrijven 🡪 affectieve toestanden niet als overweldigend en intens worden ervaren 🡪 minder agressief gedrag.
Welke twee factoren spelen bij de ‘Input’ fase van het General Agression Model (GAM) mee?
- Persoonlijke factoren: bevatten alle kenmerken die een persoon aan de situatie toevoegt, zoals persoonlijkheidskenmerken, attitudes en genetische aanleg (bv man directe manier omgaan agressie, vrouw indirect manier omgaan agressie)
doel om factoren die een rol spelen bij agressief gedrag in kaart te brengen. - Situationele factoren: plaats, tijd en sociale setting. Kerndoel PMT: herkennen van situaties waarin agressie kan voorkomen.
Welke Routes spelen bij het General Agression Model (GAM) mee?
arousal (teveel sympatisch)
affect (lichaamsmentalisatie)
cognitie (bottum-up/ niet gelijk handelen)
Welke twee uikomsten heeft het General Agression Model (GAM)?
- Doordachte reactie: PMT gericht op social skills / relaxatie
- Impulsieve reactie: PMT gericht op ecexutief functioneren vb Time Out
Wat is de ‘Theory of epistemic trust’?
Neemt aan dat een baby als instinct heeft om open te zijn (epistemic trust), zodat er sociale communicatie van zijn primaire verzorger binnen kan komen. In een slechte omgeving kan dit overslaan in ‘epistemic mistrust’. Een persoonlijkheidsstoornis is dan geen probleem in de persoonlijkheid, maar een gebrek aan mogelijkheid om open te staan voor communicatie met de omgeving.
Een cliënt kan in de therapie ‘hard to reach’ zijn als het om nieuwe informatie gaat.
Noem twee vormen van agressie en licht toe.
- Reactieve agressie: onmiddellijke en impulsieve reactie als gevolg van een verhoogde dreigingsperceptie in de omgeving (vaak gebrek aan controle tijdens agressieve daad)
- Proactieve agressie: weloverwogen agressief gedrag waar de cliënt een bepaald doel mee wil bereiken. Ontstaat door een succeservaring met agressief gedrag en teleurstellingen op niet-agressief gedrag (vaak nog wel gevoel van controle)