Verandermanagement Flashcards

1
Q

MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: 5 P’S

A
  • PEOPLE
  • PLANET
  • PROSPERITY: welvaart
  • PEACE: sociale vrede, politieke effecten
  • PARTNERSHIPS: samenwerkingsverbanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

KRACHTENVELDANALYSE

A
  • BEVORDERENDE KRACHTEN: factoren die vernieuwing bevorderen en tegen de status quo ingaan
  • BELEMMERENDE FACTOREN: factoren waarmee druk wordt uitgeoefend om bestaand gedrag voort te zetten of weerstand te bieden tegen nieuwe acties

Bevorderende krachten moeten groter zijn dan belemmerende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PRIMAIRE KENMERKEN VAN ORGANISATIECULTUUR

A
  • INNOVATIE EN RISICO’S NEMEN: de mate waarin personen aangemoedigd worden innovatief te zijn en risico’s te nemen
  • AANDACHT VOOR DETAILS: de mate waarin van personen precisie, analyse en aandacht voor details verwacht wordt
  • GERICHTHEID OP RESULTATEN: de mate waarin het management kijkt naar uitkomsten, niet naar technieken en processen om die resultaten te bereiken
  • GERICHTHEID OP MENSEN: de mate waarin beslissingen van het management rekening houden met de gevolgen van resultaten voor de mensen in zijn organisatie
  • GERICHTHEID OP TEAMS: de mate waarin werkactiviteiten georganiseerd zijn rond teams, niet rond individuen
  • AGRESSIVITEIT: de mate waarin mensen agressief en competitief zijn in plaats van soepel in de omgang
  • STABILITEIT: de mate waarin activiteiten van de organisatie de status quo benadrukken in plaats van groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 FASEN VAN GEPLANDE VERANDERINGEN

A
  • ontdooien: huidige situatie
  • veranderen: overgangssituatie
  • bevriezen: nieuwe situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

STRATEGIEËN VOOR HET OMGAAN MET WEERSTAND

A
  • SCHOLING EN COMMUNICATIE: bij gebrek aan (nauwkeurige) informatie
  • BETROKKENHEID EN INSPRAAK: als de initiatiefnemers niet alle informatie hebben om de verandering vorm te geven en als mensen veel macht hebben om verzet te bieden
  • FACILITERING EN ONDERSTEUNING: als mensen zich verzetten vanwege aanpassingsproblemen
  • ONDERHANDELINGEN EN OVEREENSTEMMING: wanneer iemand of een groep duidelijk nadelen ondervindt van een verandering en als die groep veel macht heeft om verzet te bieden
  • MANIPULATIE EN COÖPTATIE: als andere tactieken niet werken of te duur zijn
  • EXPLICIETE EN IMPLICIETE DWANG: als snelheid essentieel is en de initiatiefnemers van de verandering aanzienlijke macht hebben
  • POSITIEVE HOUDING TEGENOVER VERANDERING BEVORDEREN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FASEN IN REACTIES OP EEN VERANDERING

A
  • ONTKENNING: dat de verandering gaat werken
  • VERZET: tegen de verandering
  • DIEPTEPUNT: het is er > beseffen dat het zo is en dat het niet meer zal terugkomen
  • VERKENNING: iets positief zoeken in de verandering
  • VERANTWOORDELIJKHEID
  • COMMITMENT: ‘het is eigenlijk niet slecht geweest’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

8 VAARDIGHEDEN VOOR HET DOORVOEREN VAN GEPLANDE VERANDERINGEN (Kotter)

A
  1. Een gevoel van urgentie creëren
  2. Een sterke coalitie vormen
  3. Een meeslepende visie en strategie ontwikkelen
    ontdooien
  4. Breed communiceren over de veranderingsvisie
  5. Breed gedragen acties mogelijk maken
  6. Op korte termijn zichtbare voordelen realiseren
    veranderen
  7. Winst consolideren en meer veranderingen bewerkstelligen
  8. Nieuwe benaderingen vastgelegen in cultuur
    bevriezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

PRINCIPES VERBINDEND VERANDEREN

A

Ontwikkelingsbenadering i.p.v. ontwerpbenadering
- veranderingen van onderuit ontwikkelen
- kleine veranderingen

ONDERSTROOM
= belangrijk bij veranderingen
- bovenstroom: formeel
-onderstroom: cultuur, relaties, omgangsvormen, …
-oppervlakte-onderstromen: (voor)bewuste motieven, waarden, opvattingen, gedragspatronen
-dieptestromen: complexe onderliggende patronen, grotendeels onbewust

NARRATIEVE BENADERING
= werken met verhalen > deelnemers warm maken voor een idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CHANGE AGENT

A
  • hebben visie over hoe organisatie kan veranderen
  • in staat anderen te motiveren om te veranderen > implementeren visie
  • hoeven niet altijd leidinggevende te zijn > interne of externe die verantwoordelijkheid nemen voor het veranderen van bestaande gedragspatronen van medewerkers of sociale systemen
  • opdracht om verandering vorm te geven en te implementeren in organisatie
  • nadeel: kennis over geschiedenis, cultuur, … van de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

RETEAMING

A
  • generiek
  • multifunctioneel
  • stapsgewijs proces
  • bedoeld om veranderingen ten goede te bewerkstelligen
  • een vergemakkelijking van het stellen van doelen
  • een verhoging van de motivatie en versterking van de samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 FASES RETEAMING

A
  1. DOEL HELDER KRIJGEN: waar wil je naartoe?
  2. BOUWEN AAN ZELFVERTROUWEN: kleine stappen leiden tot vooruitgang
  3. ACTIE ONDERNEMEN: samen stappen zetten
  4. VOORTGANG KOESTEREN = belangrijk > tussenstappen bekijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

MOTIVATIE RETEAMING

A
  • je hebt het gevoel dat het jouw doel is
  • het doel is waardevol voor jou
  • je hebt er vertrouwen in dat je het kunt halen
  • je merkt vooruitgang
  • je bent bereid eventuele tegenslag het hoofd te bieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

APPRECIATIVE INQUIRY

A
  • waarderend-onderzoekende benadering
  • reactie op klassieke probleemoplossende benadering
  • kijkt naar de toekomst, met als basis wat in het verleden wel werkte
  • oplossingsgerichte verandermethodiek

POSITIEF KERNTHEMA
> discovery (verwonderen)
> dream (verbeelden)
> design (verankeren)
> destiny (verwezenlijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5 BASISPRINCIPES APPRECIATIVE INQUIRY

A
  • CONSTRUCTIONISTISCH PRINCIPE: niet 1 weg, niet 1 realiteit
  • POSITIEVE PRINCIPE: bewuste keuze met positieve insteek
  • SIMULTANITEITSPRINCIPE: dynamiek: start verandering
  • POËTISCH PRINCIPE: taal, dialoog
  • ANTICIPATOIR PRINCIPE: samen verandering brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly