Financiën Flashcards

1
Q

INSTRUMENTEN VOOR HET FINANCIEEL BEHEER

A

PLANNING
- Begroting: een raming maken van de kosten en opbrengsten van de organisatie, op basis daarvan een beleid maken voor verschillende activiteiten > instrument om te plannen
- Budgettering: overzicht van de te verwachten inkomsten en uitgaven voor een concreet project of concreet deel van de werking
- Diverse principes: close-end, open-end, functioneel budget, vaste/variabele kosten en baten

VERSLAGGEVING
- Jaarrekening: overzicht van de financiële activiteiten van het afgelopen jaar
- Balans: weergave van het vermogen van een organisatie op een bepaald moment

RATIO’S
- solvabiliteit: hoe is de financiële draagkracht? Kan men de schulden op lange termijn aflossen?
- liquiditeit: is er genoeg geld in kas? Kan men de schulden op korte termijn aflossen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

LIQUIDITEITSRATIO

A

Geeft aan of er genoeg geld in kas/op de bank staat om schulden op korte termijn af te lossen. Dit zijn alle schulden die men in het volgende jaar moet betalen.

Liquiditeit = vlottende activa / schulden op korte termijn

Vlottende activa = vorderingen op max. 1 jaar + beschikbare middelen

Norm: 1, > boven 1 is goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SOLVABILITEITSRATIO

A

Geeft aan hoe de financiële draagkracht is op lange termijn. Kan men de schulden op lange termijn aflossen?

Solvabiliteit = (eigen vermogen / balanstotaal) x 100%
> hoe hoger het eigen vermogen is, hoe meer men zelf heeft en hoe minder schulden er zijn

Norm: afhankelijk van de organisatie > ongeveer 30% van het balanstotaal wordt ingenomen door het eigen vermogen, wil zeggen dat het niet goed is aangezien er dan veel ingenomen wordt door vreemd vermogen of schulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

WELKE INFORMATIE KRIJG JE VAN EEN BALANS?

A

Geeft weer wat het vermogen van de organisatie is op dat moment. Het heeft te maken met welke schulden je hebt, bezittingen. Wat is de organisatie waard op dat moment?

Geeft aan de passiefzijde weer waar een organisatie zijn financiële middelen vandaan haalt. Aan de actiefzijde zijn het de zaken waarvoor de financiële middelen voor gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ACTIVA & PASSIVA

A

ACTIVA: eigendommen, bezittingen
> Wat heb ik?

PASSIVA: financieringsbronnen die aangesproken worden om eigendommen en bezittingen te verwerven
> Wat zijn de kosten? Wat hou ik over?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NULOPERATIE

A

= break-even point

Nuloperatie = (totale kosten / totale opbrengsten) = 1
> geen winst noch verlies

STAPPENPLAN: vraagprijs berekenen op basis van minimale belangstelling
(schatting bezoekers x variabele uitgaven) + vaste kosten + 5% marge onvoorziene uitgaven = totaal verwachte uitgaven
totaal verwachte uitgaven - vaste inkomsten = VRAAGPRIJS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

REALISTISCH SCENARIO

A

STAPPENPLAN: tonen inspanningen de moeite (is de verwachte winst hoog genoeg?)
(reële schatting bezoekers x variabele uitgaven) + vaste kosten + 5% marge onvoorziene uitgaven = totaal verwachte uitgaven
(vraagprijs nulscenario x reële schatting bezoekers) + vaste inkomsten = totaal verwachte inkomsten
totaal verwachte inkomsten - totaal verwachte uitgaven = RESULTAAT OP BASIS VAN REALISTISCHE SCHATTING

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

WINSTSCENARIO

A

= alles wat je doet om winst te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CLOSE-END

A

Je weet op voorhand wat je totaalbudget is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

OPEN-END

A

Je weet niet op voorhand wat je totaalbudget is, je vertrekt van iets wat je graag wil doen/organiseren (vb. fuif).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

VASTE KOSTEN

A

Je weet op voorhand hoeveel je gaat krijgen/uitgeven. Het is wel belangrijk om vaste kosten op voorhand te berekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

VARIABELE KOSTEN

A

Deze kosten hangen af van het aantal bezoekers/kopers/… Je weet nog niets op voorhand, want er is hier geen vast bedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

FUNCTIONEEL BUDGETTEREN

A

Je maakt een opdeling van de kosten naargelang de soort van dienst of product waar ze voor staan (vb. ‘verlichting ruimte’, ‘eten en drinken’, …) Het is dus eigenlijk je vast en variabele kosten opdelen in categorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

SPONSORING

A

= er wordt overeengekomen dat beide partijen een prestatie leveren; de sponsor verschaft geld en/of middelen, de organisatie levert een contractueel vastgelegde tegenprestatie

Wordt veelal gebruikt om projecten te financieren

REDENEN SPONSOREN
- omzet
- naambekendheid
- imago
- verstevigen imago kwaliteit/betrouwbaarheid
- relatie met organisatie in kwestie versterken

SPONSORDOSSIER
- tekst met reliëf
- niet te druk
- creatief/origineel
- opening en afronding
- bijlage die aandacht trekt

Belangrijke elementen:
- voorstelling organisatie
- beschrijving project
- historiek evenement/project
- publiciteitsmogelijkheden
- budget
- voorstel
- aard van sponsoring
- contract
- bijlagen
- samenvatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

SITUERING WERKINGSMIDDELEN BINNEN GEHEEL MOGELIJKE ACTIES

A
  • dienstverlening
  • fondsenwerving
  • sponsoring
  • crowdfunding
  • kredieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

FONDSENWERVING

A

= organisatie kan donor overtuigen geld aan de organisatie te verschaffen, kan manifestaties bevatten zoals tombola/kermis/…

FONDSENWERVINGSPROGRAMMA
- spreekt potentiële donors aan met niet-persoonlijk gerichte brief/mail
- doel: opbouwen duurzame relatie