Inleidende Begrippen Flashcards
MISSIE
= opdrachtenverklaring
- geeft identiteit/bestaansreden weer
- geeft aan wat kernwaarden zijn
- zicht op globale doelstellingen
- identiteit en differentiatie: wat onderscheidt deze organisatie van anderen?
Antwoord op 4 vragen:
- waarom bestaan?
- actief in welke domeinen?
- doelgroep?
- product/diensten?
FUNCTIES VAN EEN MISSIE/OPDRACHTENVERKLARING
Interne functies:
- kadergevend: wat doen we en wat doen we niet?
- onderscheidend: waarin zijn we uniek?
- evaluerend: wanneer ik naar mijn missie kijk, ben ik dan goed bezig of niet?
- motiverend: een missie moet inspireren, motiveren (passie/ambitie)
- cultuurvormend: hoe gaat het er aan toe? (Sfeer)
Externe factoren:
Opdrachtenverklaring kan verhelderend zijn voor omgeving om zo te weten waar de organisatie haar accenten legt
PRIMAIRE KENMERKEN VAN DE ORGANISATIECULTUUR
- innovatie en risico’s nemen: de mate waarin personen aangemoedigd worden innovatief te zijn en risico’s te nemen
- aandacht voor details: de mate waarin van personen precisie, analyse en aandacht voor details verwacht wordt
- gerichtheid op resultaten: de mate waarin het management kijkt naar uitkomsten, niet naar technieken/processen om resultaten te kijken
- gerichtheid op teams: de mate waarin werkactiviteiten georganiseerd zijn rond teams, niet rond individuen
- gerichtheid op mensen
- agressiviteit: de mate waarin mensen agressief en competitief zijn i.p.v. soepel in de omgang
- stabiliteit: de mate waarin activiteiten van de organisatie de status quo benadrukken i.p.v. groei
TYPE MANAGERS
- innovator: extern gericht, gevoelig voor veranderingen, creatief
- uitvoerder: zorg voor resultaten, gevoel voor ‘technologie’, prestatiegericht
- beheerder: zorg voor orde en regelmaat, gevoel voor procedures, gericht op hoe er gewerkt wordt, reageert pas na een incident
- integrator: zorg voor gezamenlijkheid, gevoel voor mensen, gericht op anderen
MANAGEMENTFUNCTIES
Volgens Fayol:
- plannen
- organiseren
- leiden
- coördineren
- controleren
Meer hedendaags:
- plannen > innovator: waar willen we naartoe?
- beheren/organiseren > beheerder: regelen van zaken
- leiden > integrator: het bezig zijn met mensen (vb. functioneringsgesprek)
- uitvoeren > uitvoerder: eigen werk, eigen taken
Afhankelijk van de accenten is er een ander type manager
ORGANISATIEKLIMAAT
- ondersteunend: goed kunnen samenwerken, leiden van mensen = belangrijk
- innovatief: vernieuwing = belangrijk, innovator
- respect voor de regels: afspraken naleven, structuur, procedures
- doelgericht: uitvoerder, taken moeten goed gebeuren, ‘wat’ = belangrijk
LEIDERSCHAPSSTIJLEN
- DELEGEREN: opdrachten toevertrouwen, taken geven die werknemer zelfstandig uit kan voeren
- STEUNEN: luisteren, aanmoedigen, waarderen, gemakkelijker maken, helpen/personen richting burn-out terug goed laten voelen, inzetten in sociaal-emotionele
- COACHEN: sturen en ondersteunen/inhoudelijk werken aan motivatie, aanpassen aan waar de noden zijn van de persoon
- STUREN: structureren, controleren, zoetachtig houden/vooral stagiaires instructies geven, zeggen wat ze moeten doen
STRATEGISCH DOEL
SMARTIE: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden, Inspirerend, Eigen controle
Het is een doel op lange termijn en geeft antwoord op: ‘hoe zal de organisatie er op langere termijn uitzien?’. Geeft richting aan waar de organisatie naartoe wil.
ACTIEPLAN
Actiepunten geven concrete antwoorden op: wie-wat-waar.
Vormen een soort draaiboek om de operationele doelstellingen te bereiken.
MOTIVEREN
INTRINSIEKE MOTIVATIE
- voldoende uitdagend, wel haalbaar
- zo nauwkeurig mogelijk omschreven
- aanvaard worden
EXTRINSIEKE MOTIVATIE
- moet geëvalueerd kunnen worden
- gekoppeld aan feedback
- gekoppeld aan beloning
MAATSCHAPPELIJK NETWERK
Bestaat uit externe en interne belanghebbenden (=stakeholders) en de relaties hiermee.
Hebben een invloed op het functioneren van de organisatie.
Vormt dus de omgeving van de organisatie:
- DIRECTE OMGEVING: maatschappelijk netwerk, alle betrokkenen die door de organisatie beïnvloed kunnen worden
- INDIRECTE OMGEVING: niet rechtstreeks door de organisatie te beïnvloeden (vb. economische, sociale en technologische ontwikkelingen)
INTERNE EN EXTERNE PUBLIC RELATIONS
PUBLIC RELATIONS = alle aspecten belangrijk voor relaties tussen organisaties en belangengroepen
- INTERN: activiteiten gericht op eigen doelgroep en eigen personeel
- EXTERN: activiteiten gericht op (ruimere) buitenwereld
STRATEGISCHE OVEREENSTEMMING
Om doeltreffend te zijn moet een organisatie antwoorden kunnen geven aan de uitdagingen van zijn omgeving.
Om aan de strategie gestalte te kunnen geven moet de organisatie een geschikte structuur ontwikkelen > STRATEGISCHE OVEREENSTEMMING
Om SO te bereiken moet je je strategie aanpassen als de omgeving veranderd alsook organisatiestructuur.
STAKEHOLDERS
= belanghebbenden
= alle organismen die voor de organisatie belangrijk, nuttig of op een andere manier interessant kunnen zijn