Organisatiecultuur Flashcards
ORGANISATIESTRUCTUUR
- horizontale differentiatie
- verticale differentiatie
HORIZONTALE DIFFERENTIATIE
= taakverdeling tussen personen op hetzelfde niveau van de hiërarchie
- FUNCTIONELE INDELING: soort werk
- PRODUCTINDELING: product (doelgroep, werkvorm)
- GEOGRAFISCHE INDELING: plaats
VERTICALE DIFFERENTIATIE
= hiërarchie-scheiding in leiding en uitvoering
Beslissingsbevoegdheid (macht) kan sterk:
- GECENTRALISEERD zijn: op 1 punt in de organisatie is er heel veel macht
- GEDECENTRALISEERD zijn: macht aan de basis, ook gebruikers hebben meer te zeggen / nadeel: valt of staat met werknemers in het team
KENMERKEN ORGANISATIESTRUCTUUR
HIËRARCHISCHE LIJN
- LIJNSTRUCTUUR
- LIJNORGANISATIE
FUNCTIONELE ORGANISATIE > geen eenheid van gezag
- GEZAGLIJN: bevoegdheid verdeeld per specialisatie
- FUNCTIELIJN: structuur opgedeeld op basis van functie
LIJN- VS. STAFFUNCTIES
LIJN-STAFORGANISATIE
DIVISIES
DIVISIE-ORGANISATIE
VERBINDINGSMIDDELEN: middelen om contacten tussen individuen te stimuleren, middelen die in de formele structuur kunnen opgenomen worden
4 basistypen:
1. LIAISONPOSITIE
2. INTEGRATIEMANAGER
3. TAAKGROEPEN EN VASTE COMMISSIES
4. MATRIXSTRUCTUREN
MATRIXORGANISATIE
ZELFSTURING: teamstructuur
STRATEGISCHE OVEREENSTEMMING
PRIMAIRE KENMERKEN ORGANISATIECULTUUR
- INNOVATIE EN RISICO’S NEMEN: de mate waarin personen aangemoedigd worden innovatief te zijn en risico’s te nemen
- AANDACHT VOOR DETAILS: de mate waarin van personen precisie, analyse en aandacht voor details verwacht wordt
- GERICHTHEID OP RESULTATEN: de mate waarin het management kijkt naar uitkomsten, niet naar technieken en processen om die resultaten te bereiken
- GERICHTHEID OP MENSEN: de mate waarin beslissingen van het management rekening houden met de gevolgen van resultaten voor de mensen in zijn organisatie
- GERICHTHEID OP TEAMS: de mate waarin werkactiviteiten georganiseerd zijn rond teams, niet rond individuen
- AGRESSIVITEIT: de mate waarin mensen agressief en competitief zijn in plaats van soepel in de omgang
- STABILITEIT: de mate waarin activiteiten van de organisatie de status quo benadrukken in plaats van groei
3 FASEN GEPLANDE VERANDERINGEN
- ontdooien: huidige situatie
- veranderen: overgangssituatie
- bevriezen: nieuwe situatie
MISSIE
= opdrachtenverklaring
- geeft identiteit/bestaansreden weer
- geeft aan wat kernwaarden zijn
- zicht op globale doelstellingen
- identiteit en differentiatie: wat onderscheidt deze organisatie van anderen?
Antwoord op 4 vragen:
- waarom bestaan?
- actief in welke domeinen?
- doelgroep?
- product/diensten?
FUNCTIES VAN EEN MISSIE/OPDRACHTENVERKLARING
Interne functies:
- kadergevend: wat doen we en wat doen we niet?
- onderscheidend: waarin zijn we uniek?
- evaluerend: wanneer ik naar mijn missie kijk, ben ik dan goed bezig of niet?
- motiverend: een missie moet inspireren, motiveren (passie/ambitie)
- cultuurvormend: hoe gaat het er aan toe? (Sfeer)
Externe factoren:
Opdrachtenverklaring kan verhelderend zijn voor omgeving om zo te weten waar de organisatie haar accenten legt
TYPE MANAGERS
- innovator: extern gericht, gevoelig voor veranderingen, creatief
- uitvoerder: zorg voor resultaten, gevoel voor ‘technologie’, prestatiegericht
- beheerder: zorg voor orde en regelmaat, gevoel voor procedures, gericht op hoe er gewerkt wordt, reageert pas na een incident
- integrator: zorg voor gezamenlijkheid, gevoel voor mensen, gericht op anderen
MANAGEMENTFUNCTIES
Volgens Fayol:
- plannen
- organiseren
- leiden
- coördineren
- controleren
Meer hedendaags:
- plannen > innovator: waar willen we naartoe?
- beheren/organiseren > beheerder: regelen van zaken
- leiden > integrator: het bezig zijn met mensen (vb. functioneringsgesprek)
- uitvoeren > uitvoerder: eigen werk, eigen taken
Afhankelijk van de accenten is er een ander type manager
ORGANISATIEKLIMAAT
ONDERSTEUNEND ORGANISATIEKLIMAAT
- goed kunnen samenwerken
- leiden van mensen = belangrijk
INNOVATIEF ORGANISATIEKLIMAAT
- vernieuwing = innovator
- vernieuwing = belangrijk
RESPECT VOOR DE REGELS
- afspraken naleven
- structuur, procedures
DOELGERICHT ORGANISATIEKLIMAAT
- uitvoerder
- taken moeten goed gebeuren, ‘wat’ is belangrijk
LEIDERSCHAPSSTIJLEN
- DELEGEREN: opdrachten toevertrouwen, taken geven die werknemer zelfstandig uit kan voeren
- STEUNEN: luisteren, aanmoedigen, waarderen, gemakkelijker maken, helpen/personen richting burn-out terug goed laten voelen, inzetten in sociaal-emotionele
- COACHEN: sturen en ondersteunen/inhoudelijk werken aan motivatie, aanpassen aan waar de noden zijn van de persoon
- STUREN: structureren, controleren, zoetachtig houden/vooral stagiaires instructies geven, zeggen wat ze moeten doen