Vangoitsenhoven - Calciumbalans Flashcards

1
Q

Welke 3 hormonen beïnvloeden het meest de geïoniseerde calcium concentratie

A
  • Parathyroid hormoon
  • 1,25-dihydroxyvitamine D
  • Calcitonine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met welke ionen bestaan er interacties met calcium?

A
  • Magnesium
  • Fosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit wat bestaat de organische matrix van bot of osteoïd?

A
  • Collageen type I
  • Proteoglycanen
  • Aantal specifieke proteïnen bv.: osteocalcine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inorganische fase van bot bestaat vnl uit…

A

Hydroxyapatiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pyrofosfaat (PPi)

A

Inhibitor van mineralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Osteoblasten

A

= botvormende cellen van mesenchymale oorsprong

  • Tijdens botvorming omzetten naar osteocyten
  • Rijk aan alkalische fosfatasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alkalische fosfatasen

A

Spelen een rol in de mineralisatie van bot door hun vermogen om inhibitors van mineralasatie te hydrolyseren (PPi)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Osteoclasten

A

= multinucleaire cellen verantwoordelijk voor botafbraak °hematopoietische cellen ( verwant aan fagocyten-systeem)

  • rijk aan zure fosfatasen ( nrml niet in bloed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat remt de osteoclastische activiteit?

A

Estrogenen en calcitonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

PTH stimuleert…

A

Zowel osteoblasten als osteoclasten afhankelijk van wijze van toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Parathyroidhormoon of parathormoon

A
  • Linaeir polypeptide, gesecreteerd door parathyroïden
  • Snel afgebroken in circulatie in 2 fragmenten waarvan COOH-terminale heeft langste half leven

Target: nier, bot, indirect de darm

Secretie: gecontroleerd door de tweewaardige kationen Ca en Mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Effect van PTH op de nier

A
  • Verminderde tubulaire reabsorptie van fosfaat (TRP)
  • Vermeerderde reabsorptie van Ca in het distale nefron
  • Toegenomen 1alfa-hydroxylase activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Effect van PTH op skelet

A

=> Versnelde bot turn-over

  • Intermittente toediening => stimuleren botaanmaak
  • Continue hoge concentraties => botafbraak

Verhoogde bot turn-over gaat gepaard met gestegen alkalische fosfatasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effect van PTH op darm

A

=> Verhoogt opname van calcium op een indirecte wijze nl door toename van 1,25-dihydroxyvitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vitamine D

A

°huid via precursor 7-dehydrocholesterol oiv UV stralen

  • Opname via voeding ( Verstoord: te kort aan galzouten of steotorree)
  • gebonden in het plasma met specifiek transporteiwit (DBP)
  • opslag in vet en spierweefsel
  • functie thv darm, nier, bot
  • functie: zorgen voor correcte serum calcium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie van vitamine D thv darm

A
  • Opname van calcium en fosfaat
17
Q

Functie van vitamine D thv nier

A

Reabsorptie van calcium in het distale nefron

18
Q

Functie van vitamine D thv bot

A
  • Botresorptie stimuleren
  • Botmineralisatie inhiberen
  • Zorgen voor noodzakelijke botresorptie oiv PTH
19
Q

Calcitonine

A
  • polypeptide, gesecreteerd door de parafolliculaire cellen van de schildklier
  • Verlaagt calciemie en fosfatemie door inhiberend effect op botresorptie
  • Verhoogt renale excretie van calcium en fosfaat
  • fysiologische rol bij volwassen is onbekend
20
Q

FGF23

A

= fibroblast Growth Factor 23

  • belangrijk fosfaatregulerend hormoon
  • geen rechtstreeks effect op de calciumspiegel
  • gesecreteerd door osteocyten als reactie op hyperfosfatemie
  • toename van renale fosfaatexcretie door expressie Na/fosfaat cotransporters
  • inhibeert renale hydroxylatie van 1,25-(OH)2-D
  • verminderde fosfaatabsorptie door de darm
21
Q

Oorzaken van hypocalcemie

A
  • Chronische nierinsufficiëntie
  • Malabsorptie thv darm
  • hypoparathyroïdie
  • Varia ( infuus met calciumcomplexerende middelen, acute pancreatitis, maligne tumoren en osteoblastische metastasen, medullair schilkliercarcinoom)
22
Q

Symptomen van hypocalcemie

A
  • Verhoogde neuromusculaire excitabiliteit
  • Metastatische verkalkingen
  • Aplasie of hypoplasie van de tanden
  • Pyschische en neurologische stoornissen
  • Afwijkingen van het beenderstelsel
23
Q

Hypercalcemie met verhoogde PTH

A
  • Primaire hyperparathyrödie: adenoom, hyperplasie of carcinoom van parathyroïden
  • Secundaire hyperparathyroïdie: chronische stimulatie, overshooting
24
Q

Hypercalcemie met lage of normale PTH

A
  • Tumoren
  • Overmaat aan vitamine D ( exogeen of endogeen)
  • Disuse osteoporosis
  • Hyperthyrodie
  • Farmaca bv.: thiazide
25
Q

Symptomen van hypercalcemie

A
  • Afname van neuromusculaire excitabiliteit
  • Polyurie en dorst
  • Metastatische verkalkingen
  • Pyschische afwijkingen: bewustzijnsverlies, verwardheid, hallucinatie, coma
26
Q

Behandeling van hypercalcemie

A

Oorzakelijk

Symptomatisch:

  1. Stimuleren van calciumexcretie
  2. Sequestreren van calcium => orale IV toediening van fosfaat
  3. Verminderen van de calcium inname ( bij verhoogde gastro-intestinale absorptie)
  4. Calcitonine
  5. Glucocorticoiden
  6. Mobilisatie
  7. Biphosphonaten
  8. Hemodialyse
27
Q

Behandeling van hypocalcemie

A

Oorzakelijk

Symptomatisch
1. Toediening van calcium (traag IV bij neuromusculaire stoornissen, onder de vorm van melk, preorale preparaten)
2. Vitamine D
3.Bestrijden van hyperfosfatemie ( restrictie via dieet, fosfaat complexerende stoffen)